ECLI:NL:RBLIM:2019:48

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 januari 2019
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
7441924 CV EXPL 19-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil en verlenging ontruimingstermijn in kort geding

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 3 januari 2019, betreft het een kort geding waarin eisers, vertegenwoordigd door mr. K.A.M.J. Horsch, een verlenging van de ontruimingstermijn vroegen. De eisers, wonend te [woonplaats], stonden tegenover de ABN AMRO BANK N.V., vertegenwoordigd door mr. Daanen. De voorzieningenrechter heeft zich in deze zaak afgevraagd wat de uitkomst zou zijn geweest als de eisers als belanghebbenden waren verschenen in de eerdere procedure die leidde tot de beschikking van 14 december 2018. De rechtbank concludeerde dat, indien de eisers hun argumenten tijdig hadden aangevoerd, er een langere ontruimingstermijn zou zijn vastgesteld, mits er enige zekerheid van betaling door de eisers zou zijn. De voorzieningenrechter besloot daarom de executie van de beschikking van 14 december 2018 te staken tot 21 januari 2019, op voorwaarde dat eisers voor 10:00 uur een betaling van € 2.500,00 zouden doen. Dit bedrag was hoger dan de door de gedaagde geschatte kosten van uitstel van de ontruiming, waardoor de gedaagde geen schade zou lijden door het uitstel. Tijdens de voortzetting van de mondelinge behandeling bleek dat eisers aan deze voorwaarde hadden voldaan. De voorzieningenrechter compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen. De beslissing omvatte het bevel aan de gedaagde om de executie van de beschikking te staken, de compensatie van proceskosten en de afwijzing van het meer of anders gevorderde.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 7441924 CV EXPL 19-22
Vonnis van de voorzieningenrechter van 3 januari 2019
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2] ,
wonend te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde mr. K.A.M.J. Horsch,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde mr. Daanen.

1.Gronden van de beslissing

1.1.
De voorzieningenrechter heeft zich afgevraagd tot welke beslissing de rechtbank zou zijn gekomen wanneer eisers als belanghebbenden waren verschenen in de procedure die heeft geleid tot de beschikking van 14 december 2018. In dat geval zou de rechtbank evenzeer verlof tot inroeping van het ontruimingsbeding hebben verleend en eisers hebben veroordeeld tot ontruiming. Eisers hebben namelijk ook in dit kort geding niets aangevoerd waaruit zou volgen dat de beschikking op dit punt een misslag bevat en dat in hoger beroep anders zal worden beslist. Waren eisers op het verzoekschrift verschenen en hadden zij toen de argumenten aangevoerd die zij nu in kort geding hebben aangevoerd, dan zou de rechtbank wel een langere ontruimingstermijn dan drie dagen na betekening van de beschikking hebben bepaald, zulks onder de voorwaarde van enige zekerheid van betaling door eisers. De voorzieningenrechter zal alsnog in deze zin beslissen aldus dat wordt bevolen de executie van de beschikking van 14 december 2018 te staken tot 21 januari 2019. De voorzieningenrechter heeft deze beslissing ter zitting genomen onder de voorwaarde dat eisers heden voor 10:00 uur een betaling van € 2.500,00 doen, een bedrag hoger dan de door gedaagde ter zitting begrote kosten van uitstel van de ontruiming. Aldus lijdt gedaagde geen schade door dit uitstel.
1.2.
Bij voortzetting van de mondelinge behandeling is gebleken dat eisers aan deze voorwaarde hebben voldaan. Met deze beslissingen zijn beide partijen over en weer op enkele punten in het ongelijk gesteld, zodat de voorzieningenrechter de proceskosten zal compenseren, aldus dat elk de eigen kosten draagt.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter,
2.1.
beveelt gedaagde de executie van de beschikking van 14 december 2018 (zaaknummer C/03/257714 / KG RK 18-951) te staken tot 21 januari 2019,
2.2.
compenseert de proceskosten,
2.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en in het openbaar uitgesproken.