Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 14
- de akte wijzing van eis
- de mondelinge behandeling ter zitting van 14 mei 2019, waarbij [gedaagde] pleitnotities heeft
2.De feiten
3.Het geschil
primair
- de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de dag van het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
- de nakosten, forfaitair begroot op € 157,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de dag van het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
- te verhogen met € 82,00 indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis hieraan heeft voldaan en betekening van het in dezen te wijzen vonnis noodzakelijk zou blijken te zijn, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betekening van het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
4.De beoordeling
- proceskostenveroordeling Hof 10 november 2015 € 3.348,00
- rente ingevolge herberekening arrest Hof 10 november 2015 € 613,05
- veroordeling ingevolge vonnis 20 september 2017 (gesaldeerd)
- totaal verschuldigd door [eiseres] € 6.523,37
- reeds voldaan door [eiseres]
€ 952,12
onherroepelijkebeslissing van de Raad van Toezicht (zie rov. 2.9.). De vraag of die beslissing al dan niet onherroepelijk was, is namelijk niet van belang voor de
hoogtevan het bedrag waarover de rente moet worden berekend, welk geschil thans ter beoordeling voorligt.
wijze van berekeningvan de rente en proceskostenveroordeling. Als onherroepelijk staat vast dat het Hof bij arrest van