ECLI:NL:RBLIM:2019:4623

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
7590347 AZ VERZ 19-37
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst op g-grond wegens verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak verzoekt de Scholengemeenschap, vertegenwoordigd door de stichting STICHTING ONDERWIJS MIDDEN-LIMBURG (SOML), de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een leraar op de g-grond, die betrekking heeft op een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 16 mei 2019, waarbij de leraar, vertegenwoordigd door mr. G.G.A.J.M. van Poppel, zich heeft verzet tegen het ontbindingsverzoek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, hoewel er sprake was van een moeilijke situatie en eerdere schorsingen van de leraar, er geen voldoende bewijs was voor een verstoorde arbeidsverhouding die de ontbinding rechtvaardigde. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de SOML niet in redelijkheid kon verlangen dat de arbeidsovereenkomst werd beëindigd, en heeft het ontbindingsverzoek afgewezen. Daarnaast heeft de kantonrechter het tegenverzoek van de leraar toegewezen, waarbij SOML werd veroordeeld tot betaling van een loonvordering van € 5.263,55, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. De proceskosten zijn voor rekening van SOML.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 7590347 \ AZ VERZ 19-37
Beschikking van de kantonrechter van 16 mei 2019
in de zaak van:
de stichting STICHTING ONDERWIJS MIDDEN-LIMBURG,
gevestigd te Roermond,
werkgever,
gemachtigde mr. H.A.A. Berendsen,
verzoekende partij in het verzoek,
tegen:
[verweerder],
wonend [adresgegevens verweerder]
,
werknemer,
gemachtigde mr. G.G.A.J.M. van Poppel,
verwerende partij in het verzoek.
Partijen zullen hierna SOML en [verweerder] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 8 maart 2019 ter griffie ontvangen verzoekschrift;
- het verweerschrift, tevens houdende tegenverzoeken;
- de aanvullende producties, 21 en 22, zijdens [verweerder] ;
- de aanvullende producties, 44 en 45, zijdens SOML;
- de mondelinge behandeling d.d. 15 april 2019;
- de pleitnotitie zijdens SOML;
- de aantekeningen mondelinge behandeling zijdens [verweerder] ;
- het bericht d.d. 17 april 2019 dat geen onderlinge overeenstemming is bereikt.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 augustus 1984 bij SOML in dienst getreden en was laatstelijk werkzaam in de functie van Leraar LD tegen een loon van € 5.430,00 bruto per maand, exclusief emolumenten. [verweerder] geeft les in de vakken Economie en Management en Organisatie (M&O).
2.2.
De CAO VO is van toepassing.
2.3.
Van 1 augustus 1984 tot 1 augustus 2016 was [verweerder] werkzaam op de [naam school 1] . Sinds 1 augustus 2016 is hij werkzaam op het [naam school 2] .
2.4.
[verweerder] is van 14 februari 1992 tot 1 april 2014 getrouwd geweest met een oud-leerlinge van [naam school 1] . Samen hebben zij drie kinderen gekregen. Er was sprake van een zogenaamde ‘vechtscheiding’.
2.5.
Medio 2015 is er bij SOML een klacht ingediend over [verweerder] . Hierover is door [verweerder] en de directeur van [naam school 1] een gesprek gevoerd.
2.6.
In oktober 2015 is er media-aandacht voor grensoverschrijdend gedrag van docenten die werkzaam zijn op [naam school 1] .
2.7.
Op 19 oktober 2015 vindt een gesprek plaats tussen onder andere [verweerder] , de voorzitter van het bestuur van SOML en de gemachtigde van SOML. Er volgt een schorsing van vier weken. Op 16 november 2015 besluit SOML dat de schorsing van [verweerder] met drie maanden wordt verlengd. Bij besluit van 22 januari 2016 wordt de schorsing wederom met drie maanden verlengd. Op 5 februari 2016 is vanuit SOML een verklaring verstuurd naar leerlingen, ouders en medewerkers van SOML, waarin onder andere wordt aangegeven dat het politieonderzoek is afgerond en er geen strafbare feiten zijn geconstateerd. Op 15 februari 2016 wordt de schorsing van [verweerder] opgeheven. [verweerder] wordt overgeplaatst naar het [naam school 2] en wordt tot aan het nieuwe schooljaar vrijgesteld van zijn werkzaamheden.
2.8.
Medio 2017 ontstaan er nieuwe geruchten (over vermeend misbruik) omtrent de persoon van [verweerder] . Op 4 september 2017 vindt er een gesprek plaats tussen [verweerder] en de directeur van het [naam school 2] . [verweerder] doet op 6 september 2017 aangifte tegen de verspreider van dit gerucht (zijn ex-echtgenote).
2.9.
Op 22 september 2017 (ex-echtgenote) en 11 oktober 2017 (ex-collega) wordt er aangifte tegen [verweerder] gedaan. Op 18 oktober 2017 vindt er een gesprek plaats tussen onder andere [verweerder] , de voorzitter van het bestuur van SOML, de gemachtigde van [verweerder] en de gemachtigde van SOML. Op 23 oktober 2017 ontvangt [verweerder] het besluit van SOML dat hij voor vier weken is geschorst. Op 14 november 2017 neemt SOML het besluit [verweerder] te schorsen voor drie maanden. Op 19 januari 2018 heeft SOML de schorsing verlengd met drie maanden.
2.10.
Op 27 november 2017 heeft [verweerder] beroep ingesteld tegen de schorsingsbesluiten van 23 oktober 2017 en 14 november 2017, dat later is aangevuld met een beroepschrift tegen het schorsingsbesluit van 19 januari 2018. Op 8 maart 2018 vindt de hoorzitting bij de Commissie van Beroep plaats. De commissie verklaart het beroep van [verweerder] ongegrond.
2.11.
Een oud-leerlinge doet op 9 februari 2018 aangifte tegen [verweerder] .
2.12.
De schorsing van [verweerder] loopt tot 18 april 2018. In overleg hervat [verweerder] zijn werkzaamheden niet, met behoud van salaris.
2.13.
[verweerder] meldt zich op 16 mei 2018 ziek, na ontvangst van een bericht dat de OVJ tot vervolging overgaat, naar aanleiding van de aangifte van de ex-collega (aanranding). Op 31 mei 2018 wordt [verweerder] geschorst voor de duur van het strafrechtelijk onderzoek. Op 25 december 2018 besluit de OvJ om [verweerder] niet te vervolgen en wordt de zaak geseponeerd.
2.14.
Bij schrijven van 18 februari 2019 wordt de schorsing voor de duur van de vervolging ingetrokken en de schorsing voor de duur van de ontbindingsprocedure opgelegd.

3.Het geschil

3.1.
SOML verzoekt de tussen haar en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en voert verweer tegen het tegenverzoek.
3.2.
[verweerder] heeft verweer gevoerd en verzoekt
Primair:
-SOML te veroordelen tot betaling van de loonvordering ten bedrage van € 5.263,55;
Subsidiair:
nakoming van de verplichtingen voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst en [verweerder] toe te laten tot het verrichten van werkzaamheden (in lijn met het advies van de bedrijfsarts/arbeidsdeskundige zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt), op straffe van een dwangsom;
Meer subsidiair:
SOML te veroordelen tot vergoeding van de geleden schade, zijnde advocaatkosten ten bedrage van € 22.480,78 inclusief btw,
en in alle gevallen: kosten rechtens
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Het verzoek van SOML
4.1.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat niet is gebleken dat het onderhavige verzoek verband houdt met een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670, leden 1 tot en met 4 en 10 van het BW, of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Derhalve komt de kantonrechter toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
4.2.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW in verbinding met artikel 7:671b lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
4.3.
SOML verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 onderdeel g BW en stelt ter onderbouwing van het verzoek het volgende.
[verweerder] is meermaals aangesproken op zijn houding en gedrag (onvoldoende professionele afstand) jegens leerlingen en collega’s. SOML is geschrokken van de gedane aangiftes en de inhoud van de processen-verbaal, waardoor het door SOML in [verweerder] gestelde vertrouwen grovelijk is aangetast. Nu de vervolging van [verweerder] is geseponeerd wegens gebrek aan bewijs en niet vanwege het feit dat [verweerder] ten onrechte als verdachte is aangemerkt, in samenhang bezien met het gebrek aan zelfreflectie, ondanks de aangeboden begeleiding, leidt dit ertoe dat SOML niet langer in staat is haar leerlingen en medewerkers een veilig leefklimaat en veilige werkomgeving te bieden. SOML ziet geen toekomst meer in een vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt.
SOML grondt haar verzoek op de g-grond, de verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter dient daarom te beoordelen of de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig verstoord is, dat van SOML in redelijkheid niet mag worden gevergd dat de arbeidsovereenkomst voortgezet wordt.
Naar het oordeel van de kantonrechter is geen sprake van een verstoorde arbeidsovereenkomst en dient ontbinding van de arbeidsovereenkomst op deze grond achterwege te blijven. Gedurende een langere periode zijn SOML en [verweerder] geconfronteerd met verklaringen en aangiften over grensoverschrijdende gedragingen van [verweerder] . Deze verklaringen en aangiften op zichzelf hebben –kennelijk- bij SOML niet geleid tot een grond om een beëindiging na te streven. SOML heeft ingezet op een schorsing in afwachting van duidelijkheid over de verklaringen en aangiften die er zou moeten komen door het afwachten van strafrechtelijk onderzoek. Nu is het strafrechtelijk traject afgerond (geseponeerd), is de schorsing voor de duur van het strafrechtelijk onderzoek geëindigd en ziet SOML zich voor de taak [verweerder] terug voor de klas te plaatsen. Dat dit een moeilijke en zo niet onmogelijke taak is begrijpt de kantonrechter, echter leidt dit nu ineens niet tot een verstoorde arbeidsverhouding. Niet gesteld of gebleken is immers van voldoende zwaarwegende omstandigheden binnen de verhouding werkgever en werknemer die nu, nadat de zwaardere aantijgingen zijn geseponeerd, alsnog de arbeidsverhouding zodanig verstoren dat die arbeidsverhouding dáárom zou moeten eindigen. Een dergelijke omstandigheid kan in ieder geval niet gevonden worden in het door [verweerder] gebruik maken van zijn wettelijk recht om bezwaar te maken tegen de schorsingen of de wijze waarop [verweerder] dat heeft gedaan. Ook de andere door SOML genoemde omstandigheden zijn daartoe onvoldoende.
4.5.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de door SOML naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond opleveren voor ontbinding, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW. Nu enkel deze grond aan het verzoek ten grondslag is gelegd, kan ook enkel deze g-grond worden beoordeeld. Het verzoek als door SOML gedaan dient te worden afgewezen.
Ten aanzien van het tegenverzoek
4.6.
[verweerder] verzoekt primair SOML te veroordelen tot betaling van de loonvordering ten bedrage van € 5.263,55, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente. [verweerder] stelt dat SOML ten onrechte een aantal maanden een korting van 50% heeft toegepast in het kader van LPB-verlof (voorheen ook wel BAPO-verlof genoemd).
4.7.
SOML stelt dat er niets in de cao VO is opgenomen ten aanzien van het opnemen van BAPO-verlof bij een schorsing. SOML verwijst naar artikel 7.4 lid 9 cao VO, waarin is opgenomen dat ziekte of lang buitengewoon verlof het BAPO-verlof van de werknemer niet opschort. SOML stelt zich daarbij op het standpunt dat indien een zieke werknemer al niet de gelegenheid krijg om het BAPO-verlof stop te zetten, dit zeker ook niet geldt voor een geschorste werknemer.
4.8.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Vast staat dat er in de cao VO niets is opgenomen ten aanzien van het opnemen van BAPO-verlof tijdens een schorsing. Evenmin is gebleken dat partijen hierover afspraken hebben gemaakt.
Het niet kunnen stopzetten van het BAPO-verlof gedurende de periode dat een medewerker geschorst is, is onmiskenbaar ten nadele van de medewerker. Hierover hadden partijen derhalve afspraken moeten maken, nu een en ander niet bij arbeidsovereenkomst dan wel cao is geregeld. Dit is niet gebeurd. Naar het oordeel van de kantonrechter had SOML dan ook niet zonder meer de korting van 50% op de BAPO-uren mogen toepassen. Tegen de hoogte van het gevorderde bedrag is geen verweer gevoerd. Het verzoek van [verweerder] dient te worden toegewezen, waarbij de wettelijke verhoging wordt vastgesteld op 50%
4.9.
Nu het primaire verzoek van [verweerder] wordt toegewezen, komt de kantonrechter niet toe aan een beoordeling van de subsidiair en meer subsidiair gedane verzoeken.
In alle verzoeken
4.10.
SOML zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [verweerder] worden tot op heden begroot op € 600,00 ter zake salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
Inzake het verzoek van SOML
5.1.
wijst het verzoek af,
Inzake het tegenverzoek van [verweerder]
5.2.
veroordeelt SOML om binnen veertien dagen na heden aan [verweerder] te betalen een bedrag van € 5.263,55 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente, de wettelijke verhoging ad 50% en de wettelijke rente over de wettelijke verhoging, telkens vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening,
Inzake alle verzoeken
5.3.
veroordeelt SOML in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden tot aan de dag der voldoening,
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: