ECLI:NL:RBLIM:2019:4436

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
13 mei 2019
Zaaknummer
03/866350-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde van de straf- en ontnemingsprocedure wegens onomkeerbare geestelijke schade van de verzoeker

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 9 april 2019 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoekschrift van de verzoeker, die in een strafzaak werd verdacht van hennepteelt en stroomdiefstal. Het verzoek was gericht op het beëindigen van de strafzaak en de ontnemingszaak, omdat de verzoeker door ernstige geestelijke schade niet in staat was de strekking van de vervolging te begrijpen. De verzoeker had eerder een psychologische rapportage laten opstellen, waaruit bleek dat zijn cognitieve functies ernstig beperkt waren door doorbloedingsstoornissen in de hersenen, wat leidde tot onomkeerbare schade. De officier van justitie steunde het verzoek en gaf aan niet voornemens te zijn de vervolging voort te zetten. De rechtbank oordeelde dat, gezien de omstandigheden en de bevestiging van het Openbaar Ministerie, het verzoek om beëindiging van de procedure toegewezen kon worden. De rechtbank verklaarde de strafzaak en de ontnemingszaak geëindigd, conform artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht Strafrecht Rekestnummer: 19/232
Parketnummer: 03/866350-16
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer van de rechtbank Limburg, naar aanleiding van het verzoekschrift ex artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoeker ]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
te dezer zake woonplaats kiezende te 6202 NB Maastricht, Postbus 3084, ten kantore van zijn raadsman, mr. J. de Bruin, advocaat te Maastricht,
hierna te noemen: (de) verzoeker.

1.De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt ertoe de strafzaak en de ontnemingszaak tegen verzoeker, bekend onder bovenvermeld parketnummer, geëindigd te verklaren overeenkomstig het bepaalde in artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering.

2.De procesgang

Het verzoek is op 7 februari 2019 ter griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 9 april 2019 de officier van justitie en de raadsman achter gesloten deuren in raadkamer gehoord.
De verzoeker is niet in raadkamer verschenen.

3.Standpunt van verzoeker

Verzoeker wordt er in de onderliggende strafzaak van verdacht dat hij in de periode van 25 maart 2015 tot en met 1 juli 2015 hennep heeft geteeld en stroom heeft gestolen.
Daarnaast is er een ontnemingsvordering tegen verzoeker aanhangig.
Verzoeker heeft zich op 2 februari 2018 voor dit feit moeten verantwoorden voor de politierechter te Maastricht. Op deze datum heeft geen inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden. De raadsman heeft toen aangegeven dat,verzoeker naar zijn oordeel niet in staat zou zijn om de strekking van de vervolging tegen hem te begrijpen en heeft om een enkelvoudige psychologische rapportage verzocht. De politierechter besloot om een reclasseringsrapportage op te laten maken. Op 22 juni 2018 werd het onderzoek ter
I
Rekestnummers: 19/232 2
[verzoeker ]
terechtzitting hervat. De reclassering bleek niet in staat om in contact te treden met verzoeker, gelet op de staat waarin hij verkeerde. De politierechter besloot de zaak aan te houden om een nadere psychologische/psychiatrische rapportage uit te laten brengen over verzoeker.
Op 15 december 2018 bracht psychiater H.L.C. Morre een rapportage uit over verzoeker. Deze rapportage was voor de verdediging aanleiding om op de zitting van 16 januari 2019 schorsing van de vervolging ex artikel 16 Sv te verzoeken. Het Openbaar Ministerie sloot zich bij dit standpunt aan. De politierechter heeft hierop de vervolging geschorst ex artikel 16 Sv.
Uit deze rapportage blijkt dat psychiater Morre op drie verschillende momenten met verzoeker heeft proberen te spreken. De psychiater relateert dat de problematiek bij verzoeker zodanig is dat het niet tot nauwelijks mogelijk bleek om met verzoeker in gesprek te komen. De psychiater beschrijft tevens dat de cognitieve functies ernstig beperkt zijn en noemt dat het geheugen grote defecten vertoont. De oorzaak van deze beperkingen is gelegen in doorbloedingsstoornissen in de hersenen. De aard van de stoornis is volgens de psychiater niet voor therapie toegankelijk. Daarnaast noemt de psychiater de schade onomkeerbaar van aard. Gelet hierop concludeert de psychiater dat de beperkingen van zodanige aard zijn dat verzoeker de strekking van de vervolging niet kan begrijpen.
Uit de rapportage volgt samengevat dat er sprake is van ernstige schade aan de hersenen van verzoeker. Deze schade is zodanig dat verzoeker niet langer in staat is de strekking van de vervolging te begrijpen. De schade is bovendien onomkeerbaar en niet voor therapie toegankelijk.
Gelet op deze conclusies uit de rapportage valt niet te verwachten dat er zodanige verbetering op zal treden in de situatie dat de vervolging op een later moment weer voortgezet zal kunnen worden.
De raadsman heeft om die reden contact opgenomen met de officier van justitie om te vernemen hoe zij tegen de voortgang van de zaak aankijkt. De officier van justitie gaf, zoals blijkt uit het bij het verzoekschrift overgelegd e-mailbericht d.d. 16 januari 2019, te kennen de hiervoren genoemde conclusie te delen. Ook het Openbaar Ministerie verwacht niet dat de vervolging op een later moment weer voortgezet zal kunnen worden.
Gelet op het feit dat de familie van verzoeker gebukt gaat onder de vervolging van verzoeker, is verzoeker er bij gebaat dat er duidelijkheid omtrent de status van deze zaak komt.
De enige juridische mogelijkheid die de wet biedt om een geschorste zaak te doen eindigen is middels een verzoek einde zaak ex artikel 36 Sv.
Gelet op de hiervoren genoemde omstandigheden verzoekt verzoeker de straf- en ontnemingsprocedure tegen verzoeker voor geëindigd te verklaren.

4.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet voornemens is verzoeker in de strafzaak en de ontnemingszaak verder te vervolgen. Het eerder ingenomen standpunt van het Openbaar Ministerie blijft gehandhaafd.
Het verzoek kan worden toegewezen.
Rekestnummers: 19/232 3
[verzoeker ]

5.De beoordeling

In artikel 36, eerste.lid, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald:"Wordt eene vervolging niet voortgezet, dan kan het gerecht in feitelijken aanleg, voor hetwelk de zaak het laatst werd vervolgd, op het verzoek van den verdachte of op voordracht van de rechter­ commissaris op de voet van artikel 180, verklaren dat de zaak geëindigd is.''
In dit geval heeft de officier van justitie bevestigd dat de aangevangen vervolging tegen de verdachte niet zal worden voortgezet. Daarmee is voldaan aan het bepaalde in dit artikel en zal het verzoek worden toegewezen.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst toe het verzoek van [verzoeker ];
verklaart de strafzaak en de ontnemingszaak, bekend onder parketnummers 03/866350- 16, geëindigd.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.P.A. Bisscheroux, rechter, in tegenwoordigheid van
D.C.H.B. Slenter als griffier en uitgesproken in besloten raadkamer van deze rechtbank van 9 april 2019.
--
VOOR REPRODUCTIE
De Gntt,e,,