4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
[slachtoffer 1] deed op 2 maart 2014 te 08.31 uur aangiftevan diefstal met geweld die dag omstreeks 03.37 uur en hij verklaarde het volgende.
Op 2 maart 2014 rond 02.00 uur ‘s nachts ben ik naar de woning van mijn vriend [slachtoffer 2] op het adres [adres plaats delict] gelopen, een appartement op de derde, de bovenste, verdieping. In die woning hoorde ik een harde knal, alsof een deur heel hard werd dichtgegooid. Daarop zag ik en hoorde ik dat de tussendeur van de gang naar de woonkamer open ging. Er kwamen twee jongens binnen. Deze jongens waren verkleed, maar ik herkende ze wel. Vlak achter hen aan kwamen nog een derde en vierde jongen binnen. Een van hen was verkleed en de ander niet. Persoon 1 ken ik als [mededader 1] . Hij had een bruin monnikenpak aan met een capuchon eraan. Op enig moment zette hij die capuchon af en toen herkende ik hem als [mededader 1] . Ik heb gehoord dat hij uit Den Haag komt; men noemt hem namelijk “die Hagenees”. Persoon 2 ken ik als [mededader 2] . Ik ken hem al 7 à 8 jaar. Hij had een groen glitterpakje aan met een bolhoedje. Hij had zijn gezicht niet bedekt. Persoon 3 ken ik als [mededader 3] (fonetisch). Ik ken hem al 5 of 6 jaar. [mededader 3] was als enige niet verkleed. Hij had wel zijn capuchon over zijn hoofd getrokken en een lichte sjaal voor zijn gezicht. Ik heb hem herkend omdat ik zag dat het een neger was en omdat ik zijn stem herkende. Ik denk dat persoon 4 [mededader 4] was, die in Venray bekend staat als “ [bijnaam mededader 1] ”. Ik weet 100% zeker dat er een vierde persoon bij was, maar van deze persoon heb ik het gezicht niet kunnen zien. Ik denk ook dat hij een monnikenpak aan had, maar door alles wat er gebeurde kan het ook zijn dat hij iets anders droeg en dat ik het monnikenpak door elkaar haal met het pak dat [mededader 1] droeg. Ik denk dat dit [bijnaam mededader 1] was omdat hij de enige persoon is met wie ik op dit moment problemen heb. Hij heeft mij ook al diverse dreigberichtjes gestuurd. Die bedreigingen gingen over geld dat hij tegoed zou hebben. Hij stuurde mij onder meer een appje dat hij anders langs zou komen om mijn laptop en televisie te halen bij mij thuis. Hij heeft onder andere ook het berichtje gestuurd: “als je nu zo doorgaat met je domme gepraat, trek ik je vanavond nog uit de [adres plaats delict] ”. [bijnaam mededader 1] wist dat ik af en toe bij [slachtoffer 2] op de [adres plaats delict] verbleef. Ik weet dat [mededader 1] en [mededader 3] maatjes zijn van [bijnaam mededader 1] . Ik ken [bijnaam mededader 1] sinds ongeveer juni 2013.
De eerste twee jongens die binnenkwamen, [mededader 2] en de persoon in het monnikenpak, waarschijnlijk [mededader 1] , zijn meteen op mij in gaan slaan. Zij sloegen mij met hun vuisten, voornamelijk op mijn gezicht. Ik ben in elk geval ook minstens 1 keer met een voorwerp geslagen door [mededader 2] . Zij waren me in elkaar aan het slaan. Terwijl [mededader 2] en “de monnik” mij aan het mishandelen waren, stond [mededader 3] met een vuurwapen op mij gericht, ik denk 1,5 à 2 meter van mij af. Het vuurwapen kan ik omschrijven als een zwart pistool, lijkend op het gasalarmpistool dat ik wel eens bij [bijnaam mededader 1] thuis heb gezien. Dit was een Walther Pl7, die hij aan veel mensen die daar thuis kwamen liet zien. Ik heb gezien en gehoord dat [mededader 3] het pistool zeker 2 of 3 keer heeft doorgeladen. De vierde persoon was de kamers aan het doorzoeken. Toen [mededader 2] en “de monnik” klaar waren met slaan, ik denk na 2 tot 3 minuten, zijn ze ook de kamers overhoop gaan halen. [mededader 3] is tot het einde met het vuurwapen op mij gericht blijven staan. Hij heeft aan het einde ook wel een beetje gezocht, maar hij is niet uit de woonkamer weg geweest en bleef mij in de gaten houden. Achteraf heb ik gezien dat zij in alle kamers zijn geweest, behalve in een zijkamer. Het viel mij op dat deze kamer, waar niets van waarde ligt, is overgeslagen. Mijn vermoeden dat [bijnaam mededader 1] erbij was is hierdoor ook versterkt, want hij is iemand die vaak bij [slachtoffer 2] komt, zodat hij kan weten dat er in die kamer niets te halen is.
Toen ze klaar waren met het doorzoeken van het huis kwam de persoon in het monnikenpak, naar mij later bleek [mededader 1] , naar de vierde persoon toe. Ik zat toen op de grond tegen het zitgedeelte van de bank aan en de vierde persoon stond naast mij. Ik zag toen dat [mededader 1] zijn capuchon van het monnikenpak afzette – ik herkende hem toen als [mededader 1] – en iets tegen de vierde persoon zei. [mededader 2] , [mededader 1] en de vierde persoon zijn naar buiten gegaan. Ik was toen nog alleen met [mededader 3] in de woonkamer. Toen ik nog met [mededader 3] alleen in de kamer stond kwam [mededader 2] nog terug. Hij zei tegen [mededader 3] ‘we moeten echt gaan nou”. Vervolgens zijn zij weggegaan.
Zij hebben een aantal dingen meegenomen. De vierde persoon heeft het computerbeeldscherm met geweld losgetrokken. Uiteindelijk heeft [mededader 3] het beeldscherm meegenomen. Dat beeldscherm zag ik, toen ik naderhand uit het raam keek, op straat liggen vlak voor het appartement. Verder hebben zij twee telefoons van mij meegenomen. Dit betreft een hele simpele grijs-zwarte Samsung, met telefoonnummer [telefoonnummer 1] met een prepaid kaart van Hi. De andere telefoon is een Nokia E72 met het nummer [telefoonnummer 2] . Verder hebben de daders nog een Samsung telefoon van Joey meegenomen. Op het kastje in de woonkamer lag een dienblad met diverse oude en kapotte telefoons. Ik weet nog precies wat voor telefoons het waren, namelijk:
4 Samsungs. Eentje was een kleine zwarte met een klepje. De tweede Samsung was een kapotte smartphone. Het hele beeldscherm was gebarsten en deze had een gele achterkant. Een oudere Samsung met in het midden een draaiknop. De vierde Samsung was ongeveer hetzelfde, maar een iets nieuwer type.
3 LG’s. Eentje was een kleine zwarte, volgens mij heette dat model “chocolate”. De tweede was een langwerpige die je naar de zijkant open kon schuiven, zwart van kleur. De derde was een brede, lange grijskleurige LG.
2 Nokia’s. De eerste is een blauw met bruine met een soort klepje waarmee je de toetsen naar voren kon schuiven. De tweede was een simpele zwarte Nokia, die de politie heeft teruggevonden op de [adres plaats delict] vlak bij het computerbeeldscherm.
1. BlackBerry Curve 8500, wit van kleur.
Ik heb letsel aan de mishandeling overgehouden, namelijk een blauw oog, een scheur in mijn wenkbrauw - die geplakt is in het ziekenhuis - en mijn onderrug is blauw. Nu voel ik dat mijn oog dik is en traant. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van dit delict
Zowel [getuige]als de verdachte zelf ter terechtzittinghebben verklaard dat de verdachte die betreffende avond was verkleed als magere Hein. De verdachte heeft daarover verteld dat het een zwart pak was met een riem en een muts die over het hoofd kan, waarna je door een netje kunt kijken.
Genoemde [slachtoffer 1]heeft op 8 maart 2014 nog aanvullend het volgende verklaard:
Vorige week heb ik aangifte gedaan. Ik mis nog een telefoon merk I-phone 4 met oplader, die nog in de verpakking van Neckermann in Duitsland, in de doos met sealfolie er omheen, zat. De daders hebben die telefoon van mij ook weggenomen.
[slachtoffer 2] heeft op 13 maart 2014 aangiftegedaan van diefstal uit zijn woning tussen vrijdag 28 februari 2014 te 17.00 uur en dinsdag 4 maart 2014 te 21.30 uur. Hij verklaarde als volgt:
Ik woon aan de [adres plaats delict] . Mijn appartement bevindt zich op de derde verdieping. Op 28 februari 2014 verliet ik mijn woning. Ik ging een weekend weg en had aan [slachtoffer 1] gevraagd mijn kat dat weekend te verzorgen. [slachtoffer 1] had een sleutel van mijn woning en van de algemene toegangsdeur. Op 2 maart 2014 belde [slachtoffer 1] mij op en vertelde mij dat hij overvallen was in mijn woning. Op 4 maart 2014 omstreeks 21.30 uur kwam ik thuis. De volgende goederen zijn (onder meer) weggenomen:
een computerkast waarop een beeldscherm stond, een telefoon merk Samsung Galaxy Jong zwart van kleur, een telefoon merk Samsung S2 Mini met geel achterkapje met in het scherm een barst, een telefoon merk LG GW620, een telefoon merk BlackBerry Curve white, een telefoon merk Samsung C3010 schuiftelefoon, een telefoon merk Nokia 6200 met open te klappen toetsenbord en daaronder een touchscreen en een telefoon merk Nokia 1600. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van dit delict.
[mededader 5] , geboren op 16 april 1992, heeft op 3 maart 2014 onder meer het volgende verklaard:
Ik ben op eigen initiatief naar het politiebureau gekomen om te vertellen wat er in de nacht van 1 op 2 maart 2014 is gebeurd. We gingen carnaval vieren en mijn neef [mededader 1] vroeg of ik mee wilde gaan. Ik ben toen met [mededader 1] en nog een paar mensen het dorp in gegaan. Na het uitgaan, tussen 01.00 en 02.00 uur, gingen we nog naar een jongen thuis. Volgens mij heet hij [naam jongen] . Toen we daar zaten vroeg een Surinaamse jongen, die in een auto reed, of ik met hem mee wilde gaan naar een andere jongen. Het was het idee van [mededader 2] om naar die andere jongen te gaan. Ik vond dat goed. We zijn rond 03.00 uur vanuit de woning van [naam jongen] vertrokken. Toen we daar aankwamen, later heb ik begrepen dat het op de [adres plaats delict] te Venray was, gingen de anderen naar boven en ik bleef voor de deur wachten. Ik hoorde gegil boven, ik denk na 2 of 3 minuten, en ben toen gaan kijken. Toen zag ik dat een jongen bebloed op een bank lag, schreeuwend van de pijn. Ik zag dat de vier personen die bij mij in de auto gezeten hadden de bebloede jongen op de bank mishandelden. Ik zag dat er op hem werd ingeslagen. Er werd ook een vuurwapen getrokken. Ik zag dat er apparatuur, ik denk telefoons, werden meegenomen. Ik heb me toen omgedraaid en ben naar beneden naar buiten gelopen. Na ongeveer 10 seconden kwamen die jongens ook buiten, maar die Surinaamse jongen bleef een minuut langer binnen. We zijn vervolgens terug naar het huis van die [naam jongen] of [naam jongen] gegaan.
Een van die vier jongens was mijn neef [mededader 1] , 40 jaar oud, die toen een monnikenpak bruin van kleur met een grote monnikenmuts aan had. De tweede jongen heet [mededader 2] , 19 of 20 jaar oud. De derde jongen had een getinte huid, Surinaams of Antilliaans uiterlijk, ongeveer 29 of 30 jaar oud, kort kroes haar. Hij bestuurde de auto. De vierde jongen heet mogelijk [naam jongen] of [naam jongen] ; hij is ongeveer 25 tot 28 jaar oud, lang, heeft een fors postuur en zwart achterover gekamd haar. Ik weet dat zijn moeder [naam moeder] heet.
[mededader 5] heeft op 31 oktober 2014 tegenover de rechter-commissaris bij deze rechtbankeen verklaring afgelegd, die overeenkomt met zijn hiervoor opgenomen verklaring.
Verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] hebben verklaarddat zij op 25 maart 2014 een onderzoek hebben ingesteld. Zij toonden die dag aan [mededader 5] , voornoemd, een foto van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres ] . Verbalisanten hebben verder verklaard dat genoemde [mededader 5] daarop mededeelde dat de persoon op de getoonde foto de in zijn, hiervoor genoemde, verklaring bedoelde vierde persoon betrof.
[mededader 1] , geboren op [geboortedatum mededader 1] 1972, heeft op 2 juni 2014 verklaard-zakelijk weergegeven-:
Het was eerste carnavalsdag. [bijnaam mededader 1] , die ook [bijnaam mededader 1] of [bijnaam mededader 1] wordt genoemd, ofwel [bijnaam mededader 1] , en een aantal andere mensen waren allemaal samen in een woning van de moeder van [bijnaam mededader 1] . Toen we daar kwamen kwam [mededader 2] met het idee om die [slachtoffer 1] klappen te gaan verkopen. [mededader 2] wilde dit gaan doen voor [bijnaam mededader 1] omdat [bijnaam mededader 1] een probleem met hem had. Op dat moment kwam [bijnaam mededader 1] de keuken ingelopen. Daar stond mijn neefje [mededader 5] ook bij. Ze besloten het toen te gaan doen. Er speelde iets over geld. [bijnaam mededader 1] riep toen meteen, laten we ernaartoe gaan. Daar aangekomen belde [mededader 2] aan bij de centrale toegangsdeur. [mededader 2] riep door de intercom zijn naam en toen werd er open gedaan. Hier stond iedereen bij en we liepen het portiek binnen. Hierna liepen we naar de woning die volgens mij helemaal bovenin zat. [mededader 2] liep toen alleen naar de woning en liep de woning in. Wij zijn toen bewust ergens uit het zicht van [slachtoffer 1] blijven staan. Toen [mededader 2] de woning in liep bleef de voordeur van de woning open staan. We zijn daarop met zijn allen naar de woning gelopen en ook naar binnen gegaan. De tijd die hier tussen zat was maximaal 20 seconden. Ik zag toen ik binnen was in de woonkamer dat [mededader 2] meteen begon te slaan op [slachtoffer 1] . Ik ben hierna ook doorgelopen en heb [slachtoffer 1] ook een klap gegeven. Ik heb hem volgens mij geraakt in zijn gezicht of hals. Ik heb me mee laten slepen in de situatie. Ik heb de klap gegeven met de rug van mijn rechter hand. Ik hoorde op dat moment een klik. Vervolgens doe ik een stap achteruit en zie ik aan mijn rechterzijde [mededader 3] met een pistool staan gericht op [slachtoffer 1] . Ik zag dat [mededader 3] en [mededader 2] daarna het hele huis begonnen te doorzoeken en alle kastjes en laatjes begonnen te doorzoeken. Ik zag vervolgens dat [mededader 3] , met het pistool in de hand, kabels van een monitor begon los te halen. Ik heb op dat moment die monitor omgetrokken en op dat moment schrokken er een aantal mensen. Ik hoorde dat [bijnaam mededader 1] riep; Waar is het spul, waar is het geld? Toen heeft iedereen, behalve [mededader 3] , de woning verlaten. Dit merkte ik eigenlijk pas toen we in de auto zaten. [mededader 2] is vervolgens weer terug gegaan en heeft [mededader 3] meegenomen. Ik zag toen ik de woning verliet en naar beneden liep, dat [mededader 2] met een zak naar beneden liep. Ik zag dat er uit deze zak een toetsenbord stak. [mededader 3] liep daarvoor ook in de woning met een plastic tas rond.
[mededader 1] , voornoemd, heeft op 12 juni 2014 nog verklaarddat hij en [bijnaam mededader 1] [slachtoffer 1] een klap hebben gegeven.
ten aanzien van het bewijs:
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor opgenomen verklaringen van [mededader 5] en [mededader 1] betrouwbaar zijn voor zover ze de rol van de verdachte betreffen en daarom als bewijsmiddel kunnen worden gebruikt. De verklaringen stemmen in hoofdlijnen immers overeen met elkaar en met de aangifte, zowel als het gaat om hoe de mishandeling van [slachtoffer 1] plaatsvond als over de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank heeft geen reden om op dat punt aan die verklaringen te twijfelen.
De rechtbank is, op grond van de in die verklaringen en de aangifte genoemde feiten en omstandigheden, van oordeel dat de samenwerking tussen de verdachte en de andere betrokken personen zo nauw was dat er sprake is van medeplegen en zij acht het tenlastegelegde feit bewezen, zoals hierna onder 4.4. wordt vermeld.
De rechtbank overweegt voorts dat zij, gelet op de uit genoemde bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden, de door de verdachte afgelegde verklaring over zijn alibi niet geloofwaardig vindt. Uit de door aangever [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen komt duidelijk naar voren dat
vierpersonen het feit hebben gepleegd. Uit die verklaring van aangever [slachtoffer 1] blijkt niet dat [mededader 5] als dader bij dit feit betrokken was. De rechtbank overweegt dat zij genoemde door [mededader 5] afgelegde verklaring geloofwaardig vindt.
Ten aanzien van feit 2:
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard-zakelijk weergegeven- dat hij op 18 maart 2014 aan de [adres ] woonde en dat hij toen wist dat zich op verschillende plaatsen in die woning en in een groen kistje in de diepvries van die woning een hoeveelheid amfetamine bevond en dat hij de amfetamine in dat kistje samen met anderen had gekocht.
Verbalisant [naam verbalisant 3] heeft verklaard-zakelijk weergegeven- dat op 18 maart 2014 tijdens een doorzoeking, in zijn bijzijn, in de woning aan de [adres ] verdovende middelen werden aangetroffen, die door hem werden onderzocht, te weten:
aangetroffen op de woonkamertafel:
- wit poeder, inhoud 1,1 gram netto, SIN nummer AADQ9990NL,
aangetroffen op het nachtkastje in een slaapkamer, verpakt in een gripzakje:
- wit poeder, inhoud 2,68 gram, SIN nummer AADQ9985NL,
aangetroffen op een spiegeltje in de badkamer:
- wit poeder, inhoud 1,2 gram, SIN nummer AADQ9991NL,
aangetroffen op een slaapkamer:
- wit poeder, op de bodem van twee zwarte emmers, door verbalisant met een eetlepel uit de emmers geschraapt en in een gripzakje gedaan, inhoud 3,23 gram, SIN nummer AACB2555NL,
aangetroffen in de bovenste lade van de vrieskast in de keuken, in een groene geldkist:
- verdovende middelen, inhoud 79,56 gram bruto, SIN nummer AACB2522NL.
- verdovende middelen, inhoud 7,04 gram bruto, SIN nummer AACB2502NL,
- verdovende middelen, inhoud 9,96 gram bruto, SIN nummer AADQ9988NL,
- verdovende middelen, inhoud 26,47 gram, SIN nummer AACB2523NL.
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haagblijkt dat de materialen met SIN nummer AADQ9990NL, SIN nummer AADQ9985NL, SIN nummer AADQ9991NL, SIN nummer AACB2555NL, SIN nummer AACB2522NL, SIN nummer AACB2502NL, SIN nummer AADQ9988NL en SIN nummer AACB2523NL telkens amfetamine bevatten, vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet.
De rechtbank overweegt dat uit vorenstaande blijkt dat in de woning aan de [adres ] in totaal 131,24 gram (bruto) van een materiaal bevattende amfetamine is aangetroffen. Dat komt neer op ongeveer 130 gram amfetamine.
De rechtbank is – gelet op de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband beschouwd – van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte op 18 maart 2014 opzettelijk in genoemde woning in de gemeente Venray ongeveer 130 gram van een materiaal bevattende amfetamine aanwezig heeft gehad. De rechtbank zal de verdachte van het meer of anders tenlastegelegde vrijspreken, nu niet bewezen is dat hij de tenlastegelegde grotere hoeveelheid amfetamine aanwezig heeft gehad.
Ten aanzien van feit 3, vrijspraak:
Verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij op 13 juni 2014 uit de woning van [slachtoffer 4] in Venray weliswaar een gsm met een kapot scherm meegenomen heeft maar met het doel om deze aan de hem bekende [naam bekende verdachte] te geven, omdat hij op dat moment er van uit ging dat deze telefoon van deze [naam bekende verdachte] was. Verder heeft verdachte verklaard dat hij kort daarop door de politie is aangehouden, waardoor hij niet meer de gelegenheid heeft gehad om te doen wat hij wilde doen, namelijk die telefoon aan [slachtoffer 4] teruggeven.
De rechtbank acht – gelet op deze door de verdachte afgelegde verklaring, welke verklaring de rechtbank niet onaannemelijk acht – niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank acht met name niet bewezen dat de verdachte het oogmerk had om zich de mobiele telefoon wederrechtelijk toe te eigenen.