ECLI:NL:RBLIM:2019:4072

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
1 mei 2019
Zaaknummer
C/03/16/123 R
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.H.A. Venner-Lijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de schuldsaneringsregeling met voorwaarden voor schuldenaren

Op 5 maart 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de schuldsaneringsregeling voor twee schuldenaren. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling, die oorspronkelijk op 23 februari 2016 was uitgesproken, verlengd. De schuldenaren, die beiden in financiële problemen verkeerden, hadden niet voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsanering. De bewindvoerder had geconstateerd dat er een boedelachterstand was van € 5.361,18 en dat er nieuwe schulden waren ontstaan. Tijdens de zitting op 21 februari 2019 werd door de bewindvoerder en de schuldenaren, bijgestaan door hun advocaat, verzocht om de schuldsaneringsregeling te verlengen zonder de volledige afdrachtplicht. De rechtbank oordeelde dat, ondanks de tekortkomingen van de schuldenaren, een verlenging van de regeling gerechtvaardigd was om hen de kans te geven hun situatie te verbeteren. De rechtbank besloot de termijn van de schuldsaneringsregeling te wijzigen naar vijf jaar, met een volledige afdrachtplicht in het eerste jaar en een gematigde afdrachtplicht in het tweede jaar, enkel het bewindvoerderssalaris. De rechtbank benadrukte dat de schuldenaren zich aan de verplichtingen van de regeling moeten houden, anders kan beëindiging van de regeling zonder schone lei volgen.

Uitspraak

vonni
s
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht Toezicht/ insolventies
verlenging looptijd
insolven tienummer : C/03/16/123 R datum vonnis:
5maart 2019
Bij vonnis van deze rechtbank van 23 februari 2016 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van
[schuldenaar]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] en
[schuldenares] ,
geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] ,
beiden wonende: [adres] , [woonplaats] , schuldenaren.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft conform artikel 352 Fw. een zitting bepaald waarop de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt behandeld.
1.2.
De bewindvoerder en de schulden aren, bijgestaan door mr. Berends, advocaat te Brunssum, zijn ter zitting van 21 februari 2019 gehoord. Hierbij waren tevens de beschermingsbewindvoerders, [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] , namens Adactio bewindvoering aanwezig.

2.De beoordeling

2.1.
Naar het oordeel van de bewindvoerder zijn de schuldenaren de uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen onvoldoende nagekomen. De rechter­ commissaris heeft zich bij dit oordeel aangesloten.
2.2.
Uit het eindverslag van de bewindvoerder komt naar voren dat de schuldenaren een boedelachterstand hebben van€ 5.361,18. Voorts is er een nieuwe schuld bij de ziektekostenverzekering van in totaal € 770,00 welke met€ 40,00 per maand wordt afbetaald. Ook werd de inlichtingenplicht niet naar behoren nagekomen, was er sprake van een bij de bewindvoerder onbekende lopende rekening waarop gelden werden ontvangen, werden schadevergoedingen niet conform regels van de schuldsaneringsregeling afgedragen aan de boedel en waren schuldenaren niet in staat hun uitgavenpatroon aan het niveau van de schuldsaneringsregeling aan te passen. Ook werden adviezen van de bewindvoerder, bijvoorbeeld om het vakantiegeld te gebruiken om de boedelachterstand in te lopen, in de wind geslagen en gaven schuldenaren er de voorkeur aan om op vakantie te gaan.
2.3.
Mr. Berends heeft ter zitting verzocht de schuldsaneringsregeling te verlengen zonder rekening te houden met de volledige afdrachtplicht om schuldenaren in de gelegenheid te stellen de regeling alsnog met een schone lei te kunnen afsluiten. De
beschermingsbewindvoerder heeft zich bij voormeld verzoek aangesloten. Een verlenging met de volledige afdrachtplicht zou, gezien de hoogte van de achterstand, niet haalbaar zijn.
2.4.
De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat de boedelachterstand inmiddels voor een deel is ingelopen en nog€ 4.613,38 bedraagt. De stortingen op voormelde bankrekening werden in de tabelboedelbijdrage vermeld als zijnde schenkingen. Voorts heeft zij verklaard dat schuldenaren naar haar mening verwijtbaar niet aan de regels van de schuldsanering hebben voldaan, met name meneer, maar dat, mocht de rechtbank voornemens zijn de afdrachtplicht te matigen, zij achter een verlenging van de regeling staat.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat schuldenaren bij een verlenging van de looptijd voormelde tekortkomingen alsnog kunnen wegnemen en derhalve nog een kans dienen te krijgen. De rechtbank is echter van oordeel, gezien het verloop van de regeling, dat een maximale verlenging voor de duur van twee jaar gerechtvaardigd is. Gedurende het eerste jaar van de verlenging legt zij schuldenaren alle verplichtingen, ook de volledige afdrachtplicht op. Gedurende het tweede jaar van de verlenging zal de afdrachtplicht gematigd worden tot het bewindvoerderssalaris. Door op deze wijze te verlengen worden schuldenaren in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat zij zich (alsnog) volledig kunnen conformeren aan de regels van de schuldsanering. Voorts kan er een start gemaakt worden met het inlopen van de achterstand. In het tweede jaar worden schuldenaren in de gelegenheid gesteld de achterstand volledig in te lopen omdat dan nog slechts minimaal, alleen het bewindvoerderssalaris, aan de boedel afgedragen hoeft te worden.
De rechtbank merkt nog op dat schuldenaren zich tijdens de resterende looptijd stipt dienen te houden aan de verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling. Indien blijkt dat de schuldenaren dat niet doen, dan lijkt een beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder de zogenaamde schone lei onafwendbaar.
2.6.
De rechtbank zal ingevolge artikel 349a Fw. de termijn wijzigen gedurende welke de schuldsaneringsregeling van kracht is. Zij zal de termijn vaststellen op vijf jaar te rekenen vanaf de dag van de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
2.7.
Gedurende het eerste jaar van de verlengde periode zijn alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen op schuldenaren van toepassing, ook de volledige afdrachtplicht;
2.8.
Gedurende het tweede jaar van de verlenging, vanaf maart 2020, zijn eveneens alle verplichtingen voortvloeiend uit de schuldsaneringsregeling van kracht, behoudens de afdrachtplicht; deze wordt in voormeld jaar gematigd tot enkel het bewindvoerderssalaris;

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt voortgezet;
3.2.
wijzigt de termijn van de toepassing van de schuldsaneringsregeling, en stelt deze vast op vijf jaar derhalve tot maximaal 23 februarï-2021;
3.3.
bepaalt dat gedurende de verlengde periode van maart 2019 tot maart 2020 alle verplichtingen voortvloeiend uit de schuldsaneringsregeling van kracht blijven;
3.4.
bepaalt dat de schuldenaren met ingang van maart 2020 maandelijks een boedelbijdrage voldoen ter hoogte van het salaris van de bewindvoerder. Voor het overige blijven alle verplichtingen voortvloeiend uit de schuldsanering van kracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 maart 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.(MJ)