ECLI:NL:RBLIM:2019:398

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 januari 2019
Publicatiedatum
17 januari 2019
Zaaknummer
C/03/258541 / KG ZA 18-686
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing contactverbod op straffe van lijfsdwang in kort geding tussen ex-partners met minderjarig kind

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 17 januari 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die een relatie hebben gehad en gezamenlijk ouderlijk gezag uitoefenen over hun minderjarige kind. De vrouw heeft de man gedagvaard en verzocht om een contactverbod, omdat zij zich bedreigd voelt door zijn gedrag. De man heeft verweer gevoerd en betwist dat hij zich bedreigend opstelt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende gronden zijn voor het opleggen van een contactverbod, gezien de eerdere veroordelingen van de man en de recente incidenten waarbij hij een vuurwapen bij zich had. De voorzieningenrechter heeft het contactverbod beperkt tot één jaar en verbonden aan lijfsdwang van één dag per overtreding. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 17 januari 2019
Zaaknummer: C/03/258541 / KG ZA 18-686
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen
inzake
[eiseres],wonende op een geheim adres binnen het arrondissement Limburg,
eiseres, nader te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. van Riet, gevestigd te Hoensbroek, gemeente Heerlen;
tegen:
[gedaagde],wonende te [woonplaats],
gedaagde, nader te noemen de man,
advocaat: mr. R.C.C.M. Nadaud, gevestigd te Vaals.

1.Het verloop van de procedure

De vrouw heeft de man gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 3 januari 2019, heeft de vrouw gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij haar vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader heeft doen toelichten.
De man heeft aan de hand van een ter zitting overgelegde conclusie van antwoord verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties.
Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd. Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

Partijen hebben een relatie gehad. Uit deze relatie is het volgende, thans nog minderjarige, kind geboren:
- [minderjarige], geboren op [2015].
De man heeft [minderjarige] erkend en partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit. Ter zake het ouderlijk gezag en de zorgregeling is een bodemprocedure bij deze rechtbank aanhangig. De man heeft op dit moment geen contact met [minderjarige].

3.Het geschil

De vrouw heeft gevorderd om bij vonnis in kort geding:
“voor zover de wet dit toelaat, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
De man te verbieden gedurende twee jaren de vrouw hinderlijk te volgen, telefonisch, what’s app of SMS, schriftelijk, persoonlijk, dan wel via anderen contact met haar op te nemen of zich op andere wijze hinderlijk jegens de vrouw te gedragen, ook niet middels andere personen met uitzondering van het contact dat via hun advocaten verloopt, met machtiging van de sterke arm van de politie en justitie, telkens ter keuze van de vrouw, hetzij op verbeurte van een dwangsom ad € 750,- bij iedere overtreding van dit verbod met een maximum van € 25.000,-, hetzij lijfsdwang voor de duur van zeven dagen bij elke overtreding van voornoemd verbod;
De man te veroordelen in de kosten van dit geding.”
De vordering wordt door de man weersproken, waartoe wordt verwezen naar de conclusie van antwoord. De man concludeert tot niet ontvankelijkheid van de vrouw in haar vorderingen, althans die vorderingen af te wijzen als zijnde niet of niet voldoende bewezen, zulks met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding.
Op de door partijen betrokken stellingen zal de voorzieningenrechter, voor zover nodig, bij de beoordeling ingaan.

4.De beoordeling

De spoedeisendheid van de vorderingen van de vrouw worden door de man erkend, zodat de vrouw ontvankelijk is in haar vorderingen.
Tussen partijen staat wel ter discussie of het door de vrouw gevorderde contactverbod dient te worden opgelegd. De voorzieningenrechter overweegt ter zake het volgende. De man heeft in dat kader met name aangegeven dat hij geen contact met de dochter van partijen heeft, dit bij hem tot hevige emoties leidt en dat de vrouw zijn reactie uitlokt om met een contactverbod voordeel te halen in de nog lopende bodemprocedure met betrekking tot het gezag en de zorgregeling. De voorzieningenrechter stelt voorop dat zij in deze procedure geen beslissing neemt die ziet op het ouderlijk gezag of op de contacten tussen de man en [minderjarige]. Er ligt immers een vonnis van de voorzieningenrechter van 14 november 2018 voor, waarbij de zorgregeling tussen de man en [minderjarige] werd opgeschort voor de duur van de bodemprocedure. De vorderingen in deze zaak zien enkel op een contactverbod en niet op de zorgregeling.
De vraag ligt voor of een contactverbod noodzakelijk is om de veiligheid van de vrouw te kunnen waarborgen. De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag bevestigend. Hoewel de man betwist dat hij zich bedreigend jegens de vrouw heeft opgesteld, erkent hij in zijn conclusie van antwoord wel dat hij geen blad voor de mond neemt en bedreigend kan overkomen. Ter zitting heeft de man verder erkend dat hij op dat moment in voorlopige hechtenis zat vanwege het aantreffen van een vuurwapen in zijn auto. De vrouw heeft ter zitting onbetwist gesteld dat dit vuurwapen een geladen vuurwapen betrof en dat de man daarmee rondreed in de woonomgeving van de vrouw. Ter zitting heeft de man daarnaast tevens aangegeven dat hij eerder is veroordeeld voor het bedreigen van de vrouw terwijl hij zich in een politiecel bevond. Onder meer voor dit feit is aan de man eerder een gevangenisstraf opgelegd van acht maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Verder liggen er meerdere actuele aangiftes van de vrouw jegens de man voor wegens bedreiging en ligt er tevens een aangifte voor van de partner van de vrouw, [partner vrouw], vanwege stalking c.q. het plaatsen van een GPS-tracker onder de auto van [partner vrouw]. De man ontkent dat hij een GPS-tracker onder de auto van [partner vrouw] heeft geplaatst, maar de vrouw heeft ter zitting onbetwist gesteld dat de politie in dat kader de woning van de man is binnengevallen waarbij de doos van die GPS-tracker is gevonden en dat het plaatsen van de GPS-tracker tot doel heeft achter de huidige verblijfplaats van de vrouw en [minderjarige] te komen. Ook de Raad voor Kinderbescherming heeft in haar rapport van 21 december 2018 geconcludeerd dat contact tussen partijen leidt en heeft geleid tot onveilige situaties en dat vader zich aanhoudend en frequent agressief uit in relatie tot moeder.
Hoewel de man betwist dat de vrouw bang voor hem is, acht de voorzieningenrechter dit wel waarschijnlijk. Het vorenstaande in samenhang beschouwd levert voldoende grond op om een contactverbod op te leggen. De voorzieningenrechter betrekt daarbij dat de man eerder al veroordeeld is door de politierechter vanwege bedreigingen die de man - nota bene vanuit een politiecel - jegens de vrouw heeft geuit. Gelet op het gegeven dat de man recent is opgepakt vanwege het rondrijden met een, naar de vrouw onbetwist heeft gesteld: geladen vuurwapen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet van de vrouw kan worden gevergd dat zij een eventuele beslissing ter zake een contactverbod in het strafrechtelijk kader afwacht. De stelling van de man dat de vrouw een contactverbod kan gebruiken in de bodemprocedure om contact tussen de man en [minderjarige] tegen te werken, passeert de voorzieningenrechter. Het contactverbod ziet immers op de vrouw en niet op [minderjarige] en zal om die reden geen belemmering vormen om al dan niet tot contact tussen de man en [minderjarige] in de bodemprocedure te komen.
De voorzieningenrechter zal het contactverbod beperken tot het verbod tot het hinderlijk volgen en het op enigerlei wijze opnemen van contact, hetzij persoonlijk, hetzij schriftelijk, hetzij telefonisch of via what’s app of sms. De vrouw vraagt een verbod om via anderen contact met haar op te nemen, maar er is niet gebleken, noch is dat door de vrouw gesteld, dat de man eerder via derden contact met de vrouw heeft trachten op te nemen, zodat dit deel van de vordering onvoldoende onderbouwd is. De vrouw heeft verder gevorderd te bepalen dat de man zich niet “op een andere wijze hinderlijk jegens de vrouw mag gedragen”, maar het is onvoldoende gebleken wat de vrouw daar onder verstaat, zodat dit deel van de vordering zal worden afgewezen vanwege onvoldoende onderbouwing. Tevens zal de voorzieningenrechter het contactverbod in duur beperken tot één jaar. Niet gebleken is waarom het contactverbod voor langer dan die periode zou moeten worden gegeven.
Aan het contactverbod zal de voorzieningenrechter lijfsdwang verbinden van één dag per keer dat de man zich niet aan het contactverbod houdt. De voorzieningenrechter acht een dwangmiddel noodzakelijk om het contactverbod effectief te laten zijn. De man heeft ter zitting desgevraagd aangegeven zich niet vrijwillig aan een eventueel contactverbod te zullen houden. De voorzieningenrechter voorziet dat het opleggen van een dwangsom niet effectief zal zijn gelet op het gegeven dat de man een uitkering ontvangt, de hoogte van die uitkering en de op de man van toepassing zijnde beslagvrije voet, zodat de voorzieningenrechter ervoor kiest om lijfsdwang op te leggen.
De vordering van de vrouw om ter vrije keuze een dwangsom of lijfsdwang te effectueren beperkt de voorzieningenrechter daarom tot lijfsdwang en de voorzieningenrechter matigt de gevorderde zeven dagen per overtreding naar één dag per overtreding, nu zeven dagen per overtreding thans disproportioneel wordt geacht. Dat kan overigens anders worden, mocht de man zich niet aan het contactverbod met lijfsdwang van één dag per overtreding houden. Het is dan aan de vrouw om opnieuw een vordering in te dienen.
De proceskosten zullen tussen partijen gecompenseerd worden, in die zin dat iedere partij zijn/haar eigen kosten draagt. Gelet op het gegeven dat het geschil tussen partijen voortvloeit uit het verbreken van de relatie, komt de voorzieningenrechter dat redelijk voor.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verbiedt de man om gedurende een periode van één jaar, te rekenen vanaf de dag van de betekening van dit vonnis, de vrouw hinderlijk te volgen, dan wel op enigerlei wijze contact op te nemen met de vrouw, hetzij persoonlijk, hetzij schriftelijk, hetzij telefonisch of via what’s app of sms, zulks op straffe van lijfsdwang aldus dat per keer dat de man het contactverbod overtreedt de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang wordt toegestaan voor één dag;
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij zijn/haar eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
KV