3.4.1De feiten 1 en 2
3.4.1.1
De bewijsmiddelen
Op 23 mei 2018 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan bij de politie. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
Op woensdag 23 mei 2018 reed ik met mijn fiets over het fietspad. Mijn aandacht ging naar de rechterkant van de weg; naar de auto’s die van de Groot-Bollerweg naar Venlo rijden. Het was rood licht. De auto’s stopten. Ik zie daar een gast uitstappen. Ik zag deze gast naar een andere auto lopen die voor hem stond. Hij was verbaal heel gewelddadig, met zijn armen. Hij was heel gewelddadig naar die vrouw. Ik riep naar deze persoon: ‘Moet dat nu zo?’ Ik riep hem om zijn aandacht.
Ik wilde helpen en ben de weg overgestoken. Ik ben toen met mijn fiets gestopt links naast de auto van de vrouw. De chauffeur (de rechtbank begrijpt: van de andere auto) stond op dat moment bij de bestuurdersportier van zijn auto. Ik zag dat hij op me af kwam lopen. Ik zag dat hij door stapte. Hij was heel agressief. Voordat ik het wist had ik al een harde klap onder mijn rechteroog te pakken. Hij sloeg me met gebalde vuist, heel hard. Toen kwamen de andere twee mannen erbij. De mannen begonnen me met zijn drieën tegelijk te schoppen en te slaan. Zeg maar boksen, met volle geweld. Ze sloegen me met gebalde vuist tegen mijn gezicht. De eerste klap was echt verschrikkelijk. De andere slagen deden ook pijn. Ik kwam toen om een of andere reden op de grond terecht en toen begonnen ze me heel hard te schoppen. Ze schopten me zeker vijf of zes keer. Ik kreeg haast geen lucht meer. Ze schopten me tegen mijn gezicht; meer dan één keer. Ze schopten me in mijn ribben en ook tegen de linker zijkant van mijn hoofd, net achter het oor. Dit deed allemaal erg pijn.
Op 24 mei 2018 is [slachtoffer 1] medisch onderzocht. Forensisch arts J. van Gastel heeft aangegeven dat de diagnose van de Spoedeisende Hulp luidde:
- een forse zwelling en bloeduitstorting rondom de oogkas rechts;
- een barstwond op de rechter wang, vier tot vijf centimeter lang met wijkende wondranden;
- een klein scheurwondje net opzij van de rechter ooghoek van het rechter oog;
- mogelijk wat verminderde sensibiliteit in het verzorgingsgebied van de nervus infraorbitalis (deze verzorgt het huidgedeelte onder het oog);
- drukpijn ter hoogte van de oogkasrand.
Voorts heeft de arts aangegeven dat uit de CT-scan van het aangezicht van [slachtoffer 1] blijkt dat sprake is van een fractuur in de zijwand van zowel de linker als de rechter bovenkaakholte, met bloed in de rechter bovenkaakholte, alsmede van een fractuur in de bodem van de oogkas rechts. Er bestond een vermoeden van blijvende beperking van fysieke functies.Volgens de arts is het duidelijk dat de aangezichtsletsels zeer waarschijnlijk veroorzaakt zijn door herhaaldelijk stomp geweld, uitgeoefend op het gelaat.
Op 5 april 2019 heeft D. Heijstek, als bedrijfsarts verbonden aan Incentivo Medical Consultancy een medische verklaring met betrekking tot [slachtoffer 1] opgesteld. Hij heeft geconcludeerd dat [slachtoffer 1] als gevolg van de mishandeling op 23 mei 2018 onder meer heeft opgelopen:
- een breuk van de oogkas (orbita fractuur);
- nekpijn die uitstraalt naar de arm, links (cervicobrachialgie) met een nekhernia (HNP C6-C7).
Op 23 mei 2018 heeft [slachtoffer 3] onder meer het volgende verklaard:
Op woensdag 23 mei 2018 reed mijn man in onze auto te Blerick. Ik zat op de passagiersstoel. Op een gegeven moment bevond onze auto zich op de Eindhovenseweg voor de verkeerslichten met de kruising Burgemeester Gommansstraat. Ik keek over mijn schouder en zag toen dat een zwarte auto met hoge snelheid aan kwam rijden. Ik dacht toen dat dit niet goed zou gaan vanwege de snelheid; dus ben ik toen uit de auto gestapt en heb met mijn handen gebaard en geroepen dat ze rustig moesten doen. Ik zag dat de auto vervolgens achter ons stopte. Ik zag dat de bestuurder, de bijrijder en de man die achter de bestuurder zat uit de zwarte auto stapten en dat alle drie de personen onze richting op kwamen lopen. De derde persoon kwam nagenoeg gelijk mijn richting op gelopen. Deze persoon had lange krullende haren.
Terwijl ik naar mijn man liep, zag en hoorde ik dat een buitenstaander op de fiets, die in de richting van Venlo fietste, riep: ‘Doe eens rustig’ of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat de drie personen zich meteen op deze man richtten. Ik zag dat zij direct op deze man afgingen en hem aanvielen. Ik zag dat ze de man tegen zijn hoofd, ribben en gehele lichaam opzettelijk en met kracht begonnen te schoppen en te slaan. Zij sloegen de man tegen de grond en bleven hem schoppen en slaan toen hij op de grond lag. Hij kroop in elkaar van de pijn. Ik zag dat ze hem in de rug en maag bleven schoppen.
Ik zag dat de derde persoon (de rechtbank begrijpt: de persoon met de lange krullende haren) het grootste aandeel had. Ik zag dat hij echt over de man heen ging en dat hij zijn best deed om de man zo hard mogelijk te raken. Het ging er echt heel hard aan toe.
Ook de man van [slachtoffer 3] , de heer [slachtoffer 4] , heeft een verklaring afgelegd. Hij heeft onder meer verklaard:
Op woensdag 23 mei 2018 reed ik samen met mijn vrouw, [slachtoffer 3] , in Blerick richting Venlo over de Eindhovenseweg. Wij reden in een Hyundai Santa Fé. Ik was bestuurder en mijn vrouw zat op de bijrijdersstoel. Ik stopte voor de rode verkeerslichten die bij de kruising met de Burgemeester Gommansstraat staan. Ik zag dat een zwarte Alfa Romeo achter mij stopte. Mijn vrouw stapte uit, omdat ze de inzittenden van die auto wilde aanspreken op hun gedrag. Ik zag dat er drie mannen uit de Alfa Romeo ‘vlogen’ en niet op een normale rustige manier uitstapten.
Vervolgens zag en hoorde ik dat er aan de buitenzijde van mijn auto aan de bestuurderszijde ook een man stond die uit de Alfa Romeo was gestapt. Ik zag dat in de middenberm van de Eindhovenseweg een fiets lag. Ik zag dat er een blanke man naast stond. Ik zag dat er twee mannen uit de zwarte Alfa Romeo omheen stonden en hem sloegen en schopten. Vervolgens viel de man op de grond en ik hoorde hem kreunen. Ik zag dat de derde man zich voegde bij zijn ‘vrienden’ en de blanke man ook begon te slaan en te schoppen. Ik zag dat alle drie de mannen de blanke man sloegen en schopten.Ik heb ze alle drie zien schoppen en ik heb ook gezien dat de fietser werd geraakt. Ze raakten hem overal waar ze hem maar konden raken. Ik kon zien dat er doelbewust op zijn hoofd werd geschopt door alle drie de personen. Ze gingen echt als wilde beesten tekeer.
Diverse personen zijn getuige geweest van het voorval op 23 mei 2018.
Getuige [getuige 1] heeft hierover onder meer het volgende verklaard tegenover de rechter-commissaris:
Ik naderde de stoplichten en sloot aan de linkerkant aan. Uit de auto voor mij en de auto daarvoor stapten tegelijkertijd mensen uit. Een van de personen uit de auto voor mij had fijn krullend haar tot op de schouder, een ‘Ali B-kapsel’. Zijn hele attitude straalde agressie uit.
De auto die voor de auto met de drie personen stond, was een iets hogere auto. Er stapte daar een mevrouw uit aan de passagierskant. Ze maakte een kalmerende handbeweging. De persoon met het Ali B-kapsel vloog gelijk zonder pardon op die vrouw af.
Op een gegeven moment wilde de persoon met het Ali B-kapsel teruglopen naar zijn auto, maar toen kwam er een man op de fiets aan en die riep: ‘Doe eens normaal.’ De fietser stak de weg over richting de berm. Op het moment dat de persoon met het Ali B-kapsel door had dat de fietser zich met de situatie ging bemoeien, vloog deze regelrecht op hem af. Hij kreeg meerdere klappen op zijn gezicht met de vuist. Een tweede persoon uit de auto voor mij is ook al snel klappen gaan geven. Hij droeg volop zijn steentje bij. Hij sloeg ook en raakte hierbij de fietser. Beide personen schopten even hard. Ze hebben allebei als wilde honden erop los geslagen. Op het einde was ook de derde persoon er bij gekomen. Er werd hard getrapt op voornamelijk het hoofd en op de zijkant van het lichaam.
Getuige [getuige 2] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard:
Ik kwam aanrijden op de Eindhovenseweg. Ik zag een personenauto stoppen achter een zwarte jeep. Uit die personenauto stapten drie personen. Eén persoon had een Ali B-kapsel. Een oudere vrouw die in de jeep zat stapte uit en zij probeerde het te sussen. Er kwam toen een man aanlopen die met de fiets was. Hij probeerde de boel te kalmeren. Hij zei: ‘Jongens doe normaal.’ Vanaf dat moment richtten alle drie de jongens zich op de fietser. Vooral de jongen met het Ali B-kapsel schopte naar het hoofd van de fietser. Het was net alsof hij tegen een voetbal aan het schoppen was. Ik zag ze alle drie schoppen. De fietser werd geraakt in de buik, op de rug en in het gezicht.
Getuige [getuige 2] had van de gebeurtenis twee filmpjes gemaakt die zij doorstuurde naar de telefoon van verbalisant [verbalisant 1] .Verbalisant [verbalisant 2] heeft deze filmpjes bekeken en herkende de dader met de lange krullende zwarte haren ambtshalve als [medeverdachte] , geboren op [geboortegegevens medeverdachte] . Hij herkende een van de andere daders ambtshalve als [verdachte] , geboren op [geboortegegevens verdachte] .
Medeverdachte [medeverdachte] heeft over het incident onder meer verklaard:
Op 23 mei 2018 zat ik achterin de auto. Wij reden de Eindhovenseweg te Venlo op. Op de rechter rijstrook reden die man en die vrouw. We reden richting de stoplichten. De vrouw was uitgestapt. Ik was al boos en wilde naar de man (de rechtbank begrijpt: de bestuurder van de auto) lopen. De vrouw liep mij in de weg en ik heb haar een duw gegeven.
Ik hoorde dat een man op de fiets iets naar ons schreeuwde. Die man met de fiets kwam aangelopen. Ik heb hem misschien drie keer geslagen. Die man is op een gegeven moment neer gegaan. Toen ik zag dat hij niet meer opstond, ben ik opgehouden. Ik heb een keer getrapt.
De verdachte heeft onder meer verklaard:
Op 23 mei 2018 was ik auto aan het rijden. Bij de stoplichten bij de Eindhovenseweg / Burgemeester Gommansstraat te Venlo zag ik dat een vrouw uitstapte.Mijn broertje (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) stapte uit. Vervolgens hoorde ik iemand schreeuwen. Deze persoon kwam op ons af. Ik heb hem twee stoten gegeven.
3.4.1.2
De bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
De verklaringen die diverse getuigen in deze zaak hebben afgelegd, zijn niet eensluidend. Deze verschillen bijvoorbeeld met betrekking tot de plaats waar de verschillende daders in de auto zouden hebben gezeten, wie van de daders op welk moment zou zijn uitgestapt en wie van de daders wat zou hebben gedaan. Volstrekt duidelijk is echter wat de grote gemene deler is: drie jongemannen hebben in gezamenlijkheid op het slachtoffer [slachtoffer 1] ingeslagen en -getrapt, waarbij vooral de grofheid van het geweld gepleegd door de man met de lange krullende haren - het Ali B-kapsel - de meeste getuigen is opgevallen.
Op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer [slachtoffer 1] eerst door de verdachte is geslagen, waarna hij door de verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en een onbekend gebleven derde persoon meermalen tegen zijn lichaam en hoofd is geslagen en getrapt. Het slachtoffer werd meermalen doelbewust in zijn gezicht geschopt/getrapt.
Is er sprake van poging tot doodslag?
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of sprake is van medeplegen van poging tot doodslag. Voor een bewezenverklaring van ‘poging tot doodslag’ moet komen vast te staan dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Opzet kan worden bewezenverklaard wanneer sprake is van ‘voorwaardelijk opzet’. Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier het om het leven brengen van het slachtoffer, is sprake indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier volgt dat het slachtoffer is geslagen en getrapt door drie personen, waarbij meerdere keren het hoofd/het gezicht is geraakt. Dat er met kracht is geslagen en getrapt blijkt in de eerste plaats uit de bewoordingen die de getuigen hebben gekozen om het voorval te beschrijven. Zo heeft aangeefster [slachtoffer 3] verklaard dat een van de daders zijn best deed om de man zo hard mogelijk te raken. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de daders erop los aan het slaan waren als wilde honden. Getuige [slachtoffer 4] heeft verklaard dat ze als wilde beesten tekeer gingen. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat het was alsof een van de daders tegen een voetbal aan het schoppen was. In de tweede plaats blijkt uit het bij het slachtoffer geconstateerde letsel dat het er erg hard aan toe is gegaan. In het bijzonder wijst de rechtbank op de breuk in de zijwand van de linker bovenkaakholte, de breuk in de zijwand van de rechter bovenkaakholte, de breuk in de bodem van de oogkas rechts en de nekhernia.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat de verdachte en zijn mededaders met hun gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat het slachtoffer zou overlijden.
De raadsvrouw heeft nog aangevoerd dat geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij het slachtoffer, nu zijn hersenen werden beschermd door zijn schedel en een helm en nu het aangezicht geen vitale lichaamsfuncties bevat. De rechtbank verwerpt dit verweer van de verdediging en overweegt daartoe het volgende.
Forensisch arts J. van Gastel heeft aangegeven dat het hoogstwaarschijnlijk aan het dragen van de fietshelm te danken is geweest dat de schedel en de hersenen van het slachtoffer naar aanleiding van de mishandeling geen beschadiging vertoonden en dat het geweld zonder hoofdbescherming ook zou hebben kunnen leiden tot schedel-/hersenletsel met invaliditeit of zelfs de dood tot gevolg. Dit betekent echter niet dat er door het dragen van de fietshelm géén aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer is geweest. De fietshelm van het slachtoffer beschermde een gedeelte van het hoofd, maar niet zijn slapen, oogkassen, jukbeenderen, neus en nek(wervels), terwijl het slachtoffer in ieder geval vol in zijn gezicht en achter zijn oor is geraakt en bovendien nekletsel heeft. Daarbij betrekt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is waarin vitale organen, zoals de hersenen, zich bevinden. Kortom, ondanks het dragen van de fietshelm is sprake geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer.
Is er sprake van medeplegen?
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank over de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De verdachte, medeverdachte [medeverdachte] - die door de getuigen wordt aangeduid als de persoon met het Ali B-kapsel - en de onbekend gebleven derde hebben samen, gelijktijdig fors geweld gebruikt tegen het slachtoffer. Alle drie de daders hebben het slachtoffer geslagen en getrapt.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en de onbekend gebleven derde, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag bewezen, zoals weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
3.4.1.3
De vrijspraak van feit 2
Gelet op het dossier stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte] - de persoon met het Ali B-kapsel - uit de auto is gestapt en eerst het slachtoffer [slachtoffer 3] heeft geduwd en ten val heeft gebracht. Vervolgens is medeverdachte [medeverdachte] naar de bestuurderszijde van de auto van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gelopen en heeft hij [slachtoffer 4] geslagen.
Openlijke geweldpleging
De vraag die de rechtbank in dit verband dient te beantwoorden is of sprake is van het openlijk in vereniging plegen van geweld, zoals is tenlastegelegd onder feit 2.
De rechtbank stelt voorop dat van het ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake is, indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het door een ander of door anderen gepleegde geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt. Bepalend is of de door de verdachte geleverde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Hoewel uit het procesdossier aanwijzingen te vinden zijn dat de drie mannen uit de auto vlogen en dat vervolgens (in ieder geval) één van hen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft mishandeld terwijl de andere twee erbij stonden, zijn niet alle getuigenverklaringen hierover voldoende eensluidend. Er zijn er ook aanwijzingen dat medeverdachte [medeverdachte] alleen heeft gehandeld bij de mishandeling van zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 4] . Niet in de laatste plaats blijkt dit uit de verklaring van deze medeverdachte zelf. Nu de overige bewijsmiddelen hieromtrent onvoldoende helderheid bieden, zal de rechtbank op dit punt uitgaan van de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] die steun vindt in andere verklaringen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond hiervan - nu niet is gebleken dat de verdachte op enige wijze door verbale of fysieke handelingen de geweldshandelingen van de medeverdachte [medeverdachte] heeft ondersteund of anderszins heeft bijgedragen in het ontstaan of het voortduren daarvan - niet is komen vast te staan dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het door de medeverdachte tenlastegelegde gepleegde geweld, zodat de onder feit 2 tenlastegelegde openlijke geweldpleging niet kan worden bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.