ECLI:NL:RBLIM:2019:3954

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
03/659154-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en mishandeling tijdens verkeersruzie

Op 30 april 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen betrokken was bij een gewelddadig voorval op 23 mei 2018 in Venlo. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag op het slachtoffer [slachtoffer 1] en openlijke geweldpleging tegen de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Tijdens de zitting op 16 april 2019 werd het bewijs besproken, waaronder getuigenverklaringen en medische rapporten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders met opzet geweld hebben gebruikt tegen het slachtoffer, waarbij het slachtoffer meermalen werd geslagen en getrapt, ook terwijl hij op de grond lag. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er geen aanmerkelijke kans op dodelijk letsel was, omdat het slachtoffer een helm droeg. De rechtbank concludeerde dat er wel degelijk sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden voor zijn rol in de mishandeling en poging tot doodslag. De rechtbank sprak de verdachte vrij van openlijke geweldpleging, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij een significante bijdrage had geleverd aan het geweld tegen de andere slachtoffers. De benadeelde partij [slachtoffer 1] kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 9.249,08, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659154-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
preventief gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L.P.H. Hameleers, advocaat, kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 april 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft op zitting gebruik gemaakt van zijn spreekrecht. Daarnaast is zijn vordering tot schadevergoeding behandeld die hij als benadeelde partij heeft ingediend. Deze vordering is toegelicht door zijn raadsvrouw, mr. E.M. Hoogeveen, advocate, kantoorhoudende te Abcoude.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] met het parketnummer 03/659155-18.

2.De tenlastelegging

De ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] [1] van het leven te beroven, dan wel deze [slachtoffer 1] zwaar heeft mishandeld, dan wel heeft geprobeerd hem zwaar te mishandelen;
feit 2:openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] [2] en [slachtoffer 3] [3] , dan wel samen met anderen deze [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
De inleiding
Op 23 mei 2018 vond er op de Eindhovenseweg te Blerick, gemeente Venlo, een verkeersruzie plaats. Drie jongemannen stapten uit een personenauto en wilden ogenschijnlijk verhaal halen bij de bestuurder en/of bijrijder van een andere personenauto. Deze bestuurder en bijrijder werden geduwd en/of geslagen. Vervolgens sprak een passerende fietser een van de jongemannen aan, waarop het drietal de fietser flink heeft toegetakeld.
De verdachte wordt verweten dat hij samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen voornoemde bestuurder en bijrijder, dan wel dat zij hen hebben mishandeld (feit 2) en dat zij vervolgens hebben geprobeerd de fietser om het leven te brengen, dan wel hem zwaar hebben mishandeld, dan wel hebben geprobeerd hem zwaar te mishandelen (feit 1).
De zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] is gelijktijdig behandeld met deze zaak. De identiteit van de derde jongeman is niet bekend geworden.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag van het slachtoffer [slachtoffer 1] bewezen. Hiertoe heeft zij verwezen naar de getuigenverklaringen, waaruit blijkt dat alle drie de daders het slachtoffer enige tijd hebben getrapt, ook tegen het hoofd toen hij op de grond lag. Daarnaast heeft de officier van justitie gewezen op de aard van het geweld en het letsel. Door de kracht waarmee is getrapt, de wijze waarop dat is gebeurd en de plaats op het hoofd waar die trappen terecht zijn gekomen, dient de conclusie te worden getrokken dat de verdachte (en zijn medeverdachte) op zijn minst voorwaardelijk opzet hebben gehad op het overlijden van het slachtoffer. Hieraan doet niet af dat het slachtoffer een fietshelm droeg, aldus de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie acht de onder feit 2 primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging tegen de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bewezen. Hoewel de verdachte degene is die het feitelijke geweld heeft gepleegd, is van openlijke geweldpleging sprake, gelet op:
  • de agressie waarmee op de auto van de slachtoffers is toegereden;
  • het feit dat de drie jongens, waaronder de twee verdachten, uit de auto zijn gesprongen en op de slachtoffers zijn afgevlogen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman aangevoerd dat uit de jurisprudentie blijkt dat het schoppen tegen iemands hoofd niet vanzelfsprekend kan worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag. In deze zaak is het volgens de raadsman van belang dat het slachtoffer een helm droeg en dat de verdachte zich hiervan bewust was. Gelet op het dragen van de helm is er naar algemene ervaringsregels geen sprake geweest van een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij het slachtoffer.
Ook heeft de verdediging verzocht de verdachte vrij te spreken van het subsidiair tenlastegelegde medeplegen van zware mishandeling. Volgens de raadsman is van zwaar lichamelijk letsel geen sprake, nu niet is gebleken van de noodzaak tot operatief ingrijpen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de raadsman gewezen op de jurisprudentie van de Hoge Raad ten aanzien van het bewijs voor zwaar lichamelijk letsel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het meer subsidiair tenlastegelegde medeplegen van poging tot zware mishandeling wel kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de onder feit 2 primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging, omdat niet blijkt dat er enige afspraak is gemaakt om geweld te plegen en de handelingen ten opzichte van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] los lijken te staan van elkaar. De verdachte heeft dit feit alleen begaan; de twee anderen hebben hieraan geen significante en wezenlijke bijdrage geleverd.
De meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling van beide slachtoffers kan wel worden bewezen, aldus de raadsman.
3.4
Het oordeel van de rechtbank [4]
3.4.1
De bewijsmiddelen
Op 23 mei 2018 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan bij de politie. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
Op woensdag 23 mei 2018 reed ik met mijn fiets over het fietspad. Mijn aandacht ging naar de rechterkant van de weg; naar de auto’s die van de Groot-Bollerweg naar Venlo rijden. Het was rood licht. De auto’s stopten. Ik zie daar een gast uitstappen. Ik zag deze gast naar een andere auto lopen die voor hem stond. Hij was verbaal heel gewelddadig, met zijn armen. Hij was heel gewelddadig naar die vrouw. Ik riep naar deze persoon: ‘Moet dat nu zo?’ Ik riep hem om zijn aandacht.
Ik zag die vrouw achter die auto. Ik zag dat deze man met zijn hand tegen het hoofd van de vrouw sloeg. Hij sloeg haar tussen de ogen, net boven de neus. Dit ging met de handpalm, met de vlakke hand tegen het voorhoofd. De vrouw lag direct op de grond. Ik wilde helpen en ben de weg overgestoken. Ik ben toen met mijn fiets gestopt links naast de auto van de vrouw. De chauffeur stond op dat moment bij de bestuurdersportier van zijn auto. Ik zag dat hij op me af kwam lopen. Ik zag dat hij door stapte. Hij was heel agressief. Voordat ik het wist had ik al een harde klap onder mijn rechteroog te pakken. Hij sloeg me met gebalde vuist, heel hard. Toen kwamen de andere twee mannen erbij. De mannen begonnen me met zijn drieën tegelijk te schoppen en te slaan. Zeg maar boksen, met volle geweld. Ze sloegen me met gebalde vuist tegen mijn gezicht. De eerste klap was echt verschrikkelijk. De andere slagen deden ook pijn. Ik kwam toen om een of andere reden op de grond terecht en toen begonnen ze me heel hard te schoppen. Ze schopten me zeker vijf of zes keer. Ik kreeg haast geen lucht meer. Ze schopten me tegen mijn gezicht; meer dan één keer. Ze schopten me in mijn ribben en ook tegen de linker zijkant van mijn hoofd, net achter het oor. Dit deed allemaal erg pijn. [5]
Op 24 mei 2018 is [slachtoffer 1] medisch onderzocht. Forensisch arts J. van Gastel heeft aangegeven dat de diagnose van de Spoedeisende Hulp luidde:
  • een forse zwelling en bloeduitstorting rondom de oogkas rechts;
  • een barstwond op de rechter wang, vier tot vijf centimeter lang met wijkende wondranden;
  • een klein scheurwondje net opzij van de rechter ooghoek van het rechter oog;
  • mogelijk wat verminderde sensibiliteit in het verzorgingsgebied van de nervus infraorbitalis (deze verzorgt het huidgedeelte onder het oog);
  • drukpijn ter hoogte van de oogkasrand.
Voorts heeft de arts aangegeven dat uit de CT-scan van het aangezicht van [slachtoffer 1] blijkt dat sprake is van een fractuur in de zijwand van zowel de linker als de rechter bovenkaakholte, met bloed in de rechter bovenkaakholte, alsmede van een fractuur in de bodem van de oogkas rechts. Er bestond een vermoeden van blijvende beperking van fysieke functies. [7] Volgens de arts is het duidelijk dat de aangezichtsletsels zeer waarschijnlijk veroorzaakt zijn door herhaaldelijk stomp geweld, uitgeoefend op het gelaat. [8]
Op 5 april 2019 heeft D. Heijstek, als bedrijfsarts verbonden aan Incentivo Medical Consultancy een medische verklaring met betrekking tot [slachtoffer 1] opgesteld. Hij heeft geconcludeerd dat [slachtoffer 1] als gevolg van de mishandeling op 23 mei 2018 onder meer heeft opgelopen:
  • een breuk van de oogkas (orbita fractuur);
  • nekpijn die uitstraalt naar de arm, links (cervicobrachialgie) met een nekhernia (HNP C6-C7).
Op 23 mei 2018 heeft ook [slachtoffer 2] aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard:
Op woensdag 23 mei 2018 reed mijn man in onze auto te Blerick. Ik zat op de passagiersstoel. Op een gegeven moment bevond onze auto zich op de Eindhovenseweg voor de verkeerslichten met de kruising Burgemeester Gommansstraat. Ik keek over mijn schouder en zag toen dat een zwarte auto met hoge snelheid aan kwam rijden. Ik dacht toen dat dit niet goed zou gaan vanwege de snelheid; dus ben ik toen uit de auto gestapt en heb met mijn handen gebaard en geroepen dat ze rustig moesten doen. Ik zag dat de auto vervolgens achter ons stopte. Ik zag dat de bestuurder, de bijrijder en de man die achter de bestuurder zat uit de zwarte auto stapten en dat alle drie de personen onze richting op kwamen lopen. Ik zag dat twee personen naar de bestuurderskant van onze auto liepen. Ik zag en hoorde dat aldaar enige tumult plaatsvond. De derde persoon kwam nagenoeg gelijk mijn richting op gelopen. Deze persoon had lange krullende haren. Ik zag en hoorde dat hij al scheldend naar mij toe liep met zwaaiende armen. Ik zag en voelde dat hij, toen hij bij mij stond, mij met beide armen met vlakke hand duwde of sloeg. Het ging heel snel. Dit ging opzettelijk en met kracht, want hierdoor kwam ik ten val op de grond. Ten gevolge van de mishandeling heb ik nu veel pijn aan de rechter zijkant van mijn heup en kont.
Ik zag dat de derde persoon (de rechtbank begrijpt: de persoon met de lange krullende haren die ook aangeefster had geslagen/geduwd) naar mijn man liep en bij de twee andere personen ging staan. Terwijl ik naar mijn man liep, zag en hoorde ik dat een buitenstaander op de fiets, die in de richting van Venlo fietste, riep: ‘Doe eens rustig’ of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat de drie personen zich meteen op deze man richtten. Ik zag dat zij direct op deze man afgingen en hem aanvielen. Ik zag dat ze de man tegen zijn hoofd, ribben en gehele lichaam opzettelijk en met kracht begonnen te schoppen en te slaan. Zij sloegen de man tegen de grond en bleven hem schoppen en slaan toen hij op de grond lag. Hij kroop in elkaar van de pijn. Ik zag dat ze hem in de rug en maag bleven schoppen.
Ik zag dat de derde persoon het grootste aandeel had. Ik zag dat hij echt over de man heen ging en dat hij zijn best deed om de man zo hard mogelijk te raken. Het ging er echt heel hard aan toe. [10]
Ook de man van aangeefster [slachtoffer 2] , de heer [slachtoffer 3] , heeft een verklaring afgelegd. Hij heeft onder meer verklaard:
Op woensdag 23 mei 2018 reed ik samen met mijn vrouw, [slachtoffer 2] , in Blerick richting Venlo over de Eindhovenseweg. Wij reden in een Hyundai Santa Fé. Ik was bestuurder en mijn vrouw zat op de bijrijdersstoel. Ik stopte voor de rode verkeerslichten die bij de kruising met de Burgemeester Gommansstraat staan. Ik zag dat een zwarte Alfa Romeo achter mij stopte. Mijn vrouw stapte uit, omdat ze de inzittenden van die auto wilde aanspreken op hun gedrag. Ik zag dat er drie mannen uit de Alfa Romeo ‘vlogen’ en niet op een normale rustige manier uitstapten.
Ik zag door het raam van de bijrijderszijde een van de uitgestapte mannen een slaande beweging maken naar mijn vrouw. Ik zag dat mijn vrouw geraakt werd en door deze slaande beweging op de grond viel. Vervolgens zag en hoorde ik dat er aan de buitenzijde van mijn auto aan de bestuurderszijde ook een man stond die uit de Alfa Romeo was gestapt. Ik voelde dat deze man mijn deur wilde openen, maar ik hield dit tegen. Ik zag dat de man twee à drie keer een slaande beweging naar mij maakte. Ik zag dat deze man ineens geen aandacht meer voor mij had. Ik zag dat in de middenberm van de Eindhovenseweg een fiets lag. Ik zag dat er een blanke man naast stond. Ik zag dat er twee mannen uit de zwarte Alfa Romeo omheen stonden en hem sloegen en schopten. Vervolgens viel de man op de grond en ik hoorde hem kreunen. Ik zag dat de derde man, die mij zojuist wilde slaan, zich voegde bij zijn ‘vrienden’ en de blanke man ook begon te slaan en te schoppen. Ik zag dat alle drie de mannen de blanke man sloegen en schopten. [11] Ik heb ze alle drie zien schoppen en ik heb ook gezien dat de fietser werd geraakt. Ze raakten hem overal waar ze hem maar konden raken. Ik kon zien dat er doelbewust op zijn hoofd werd geschopt door alle drie de personen. Ze gingen echt als wilde beesten tekeer. [12]
De man die mijn vrouw belaagde had lang krullend haar tot over zijn schouder. [13]
Op 24 mei 2018 stond ik voor de spiegel en zag ik dat ik een blauwe plek had, rechts onder mijn mond, op de kaaklijn. Deze blauwe plek is pijnlijk. Mijn kaak is wat stijf en gevoelig. Deze plek kan alleen veroorzaakt zijn door de man die gericht naar mijn gezicht had geslagen. [14]
Diverse personen zijn getuige geweest van het voorval op 23 mei 2018.
Getuige [getuige 1] heeft hierover onder meer het volgende verklaard tegenover de rechter-commissaris:
Ik naderde de stoplichten en sloot aan de linkerkant aan. Uit de auto voor mij en de auto daarvoor stapten tegelijkertijd mensen uit. Een van de personen uit de auto voor mij had fijn krullend haar tot op de schouder, een ‘Ali B-kapsel’. Zijn hele attitude straalde agressie uit.
De auto die voor de auto met de drie personen stond, was een iets hogere auto. Er stapte daar een mevrouw uit aan de passagierskant. Ze maakte een kalmerende handbeweging. De persoon met het Ali B-kapsel vloog gelijk zonder pardon op die vrouw af. Ik verstijfde helemaal. Hij werkte die vrouw tegen de grond aan. Het leek op duwen. Ook de twee andere personen zijn uit de auto voor mij uitgestapt.
De persoon met het Ali B-kapsel was vervolgens naar de bestuurder van de eerste auto (de hogere auto) daarvoor gelopen. De bestuurder van de hogere auto is niet uitgestapt.
De persoon met het Ali B-kapsel wilde teruglopen naar zijn auto, maar toen kwam er een man op de fiets aan en die riep: ‘Doe eens normaal.’ De fietser stak de weg over richting de berm. Op het moment dat de persoon met het Ali B-kapsel door had dat de fietser zich met de situatie ging bemoeien, vloog deze regelrecht op hem af. Hij kreeg meerdere klappen op zijn gezicht met de vuist. Een tweede persoon uit de auto voor mij is ook al snel klappen gaan geven. Hij droeg volop zijn steentje bij. Hij sloeg ook en raakte hierbij de fietser. Beide personen schopten even hard. Ze hebben allebei als wilde honden erop los geslagen. Op het einde was ook de derde persoon er bij gekomen. Er werd hard getrapt op voornamelijk het hoofd en op de zijkant van het lichaam. [15]
Getuige [getuige 2] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard:
Ik kwam aanrijden op de Eindhovenseweg. Ik zag een personenauto stoppen achter een zwarte jeep. Uit die personenauto stapten drie personen. Eén persoon had een Ali B-kapsel. Een oudere vrouw die in de jeep zat stapte uit en zij probeerde het te sussen. Een van de drie sloeg de vrouw. Er werd één keer geslagen. Er werd in elk geval flink uitgehaald.
Er kwam toen een man aanlopen die met de fiets was. Hij probeerde de boel te kalmeren. Hij zei: ‘Jongens doe normaal.’ Vanaf dat moment richtten alle drie de jongens zich op de fietser. Vooral de jongen met het Ali B-kapsel schopte naar het hoofd van de fietser. Het was net alsof hij tegen een voetbal aan het schoppen was. Ik zag ze alle drie schoppen. De fietser werd geraakt in de buik, op de rug en in het gezicht. [16]
Getuige [getuige 2] had van de gebeurtenis twee filmpjes gemaakt die zij doorstuurde naar de telefoon van verbalisant [verbalisant 1] . [17] Verbalisant [verbalisant 2] heeft deze filmpjes bekeken en herkende de dader met de lange krullende zwarte haren ambtshalve als [verdachte] , geboren op [geboortegegevens verdachte] . Hij herkende een van de andere daders ambtshalve als [medeverdachte] , geboren op [geboortegegevens medeverdachte] . [18]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft onder meer verklaard:
Op 23 mei 2018 was ik auto aan het rijden. Bij de stoplichten bij de Eindhovenseweg / Burgemeester Gommansstraat te Venlo zag ik dat een vrouw uitstapte. Ik heb het slachtoffer (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) twee stoten gegeven. [19]
De verdachte heeft over het incident onder meer verklaard:
Op 23 mei 2018 zat ik achterin de auto. Wij reden de Eindhovenseweg te Venlo op. Op de rechter rijstrook reden die man en die vrouw. We reden richting de stoplichten. De vrouw was uitgestapt. Ik was al boos en wilde naar de man (de rechtbank begrijpt: de bestuurder van de auto) lopen. De vrouw liep mij in de weg en ik heb haar een duw gegeven. Ik denk dat ze daardoor gevallen is.
Ik ben toen doorgelopen naar de man. Het raam stond open. Ik heb hem met mijn rechterhand geduwd.
Ik hoorde dat een man op de fiets iets naar ons schreeuwde. Die man met de fiets kwam aangelopen. Ik heb hem misschien drie keer geslagen. Die man is op een gegeven moment neer gegaan. Toen ik zag dat hij niet meer opstond, ben ik opgehouden. Ik heb een keer getrapt. Het was een gevecht en ik heb gewonnen. [20]
3.4.2
De bewijsoverwegingen
3.4.2.1
De inleiding
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
3.4.2.2
Feit 1
De verklaringen die diverse getuigen in deze zaak hebben afgelegd, zijn niet eensluidend. Deze verschillen bijvoorbeeld met betrekking tot de plaats waar de verschillende daders in de auto zouden hebben gezeten, wie van de daders op welk moment zou zijn uitgestapt en wie van de daders wat zou hebben gedaan. Volstrekt duidelijk is echter wat de grote gemene deler is: drie jongemannen hebben in gezamenlijkheid op het slachtoffer [slachtoffer 1] ingeslagen en -getrapt, waarbij vooral de grofheid van het geweld gepleegd door de man met de lange krullende haren - het Ali B-kapsel - de meeste getuigen is opgevallen.
Op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer [slachtoffer 1] eerst door medeverdachte [medeverdachte] is geslagen, waarna hij door de verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en een onbekend gebleven derde persoon meermalen tegen zijn lichaam en hoofd is geslagen en getrapt. Het slachtoffer werd meermalen doelbewust in zijn gezicht geschopt/getrapt.
Is er sprake van poging tot doodslag?
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of sprake is van medeplegen van poging tot doodslag. Voor een bewezenverklaring van ‘poging tot doodslag’ moet komen vast te staan dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Opzet kan worden bewezenverklaard wanneer sprake is van ‘voorwaardelijk opzet’. Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier het om het leven brengen van het slachtoffer, is sprake indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de poging tot doodslag niet kan worden bewezen, omdat geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier volgt dat het slachtoffer is geslagen en getrapt door drie personen, waarbij meerdere keren het hoofd/het gezicht is geraakt. Dat er met kracht is geslagen en getrapt blijkt in de eerste plaats uit de bewoordingen die de getuigen hebben gekozen om het voorval te beschrijven. Zo heeft aangeefster [slachtoffer 2] verklaard dat een van de daders zijn best deed om de man zo hard mogelijk te raken. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de daders erop los aan het slaan waren als wilde honden. Getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat ze als wilde beesten tekeer gingen. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat het was alsof een van de daders tegen een voetbal aan het schoppen was. In de tweede plaats blijkt uit het bij het slachtoffer geconstateerde letsel dat het er erg hard aan toe is gegaan. In het bijzonder wijst de rechtbank op de breuk in de zijwand van de linker bovenkaakholte, de breuk in de zijwand van de rechter bovenkaakholte, de breuk in de bodem van de oogkas rechts en de nekhernia.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat de verdachte en zijn mededaders met hun gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat het slachtoffer zou overlijden.
De raadsman heeft nog aangevoerd dat er naar algemene ervaringsregels geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij het slachtoffer, omdat deze een helm droeg en de verdachte zich hiervan bewust was. De rechtbank verwerpt dit verweer van de verdediging en overweegt daartoe het volgende.
Forensisch arts J. van Gastel heeft aangegeven dat het hoogstwaarschijnlijk aan het dragen van de fietshelm te danken is geweest dat de schedel en de hersenen van het slachtoffer naar aanleiding van de mishandeling geen beschadiging vertoonden en dat het geweld zonder hoofdbescherming ook zou hebben kunnen leiden tot schedel-hersenletsel met invaliditeit of zelfs de dood tot gevolg. Dit betekent echter niet dat er door het dragen van de fietshelm géén aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer is geweest. De fietshelm van het slachtoffer beschermde een gedeelte van het hoofd, maar niet zijn slapen, oogkassen, jukbeenderen, neus en nek(wervels), terwijl het slachtoffer in ieder geval vol in zijn gezicht en achter zijn oor is geraakt en bovendien nekletsel heeft. Daarbij betrekt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is waarin vitale organen, zoals de hersenen, zich bevinden. Kortom, ondanks het dragen van de fietshelm is dus sprake geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer.
Is er sprake van medeplegen?
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank over de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De verdachte is de persoon die door de getuigen wordt aangeduid als de persoon met het Ali B-kapsel. Hij, medeverdachte [medeverdachte] en de onbekend gebleven derde hebben samen, gelijktijdig fors geweld gebruikt tegen het slachtoffer. Alle drie de daders hebben het slachtoffer geslagen en getrapt.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en de onbekend gebleven derde, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag bewezen, zoals weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
3.4.2.3
Feit 2
Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte - de persoon met het Ali B-kapsel - uit de auto is gestapt en eerst het slachtoffer [slachtoffer 2] ten val heeft gebracht. De bewijsmiddelen zijn niet eenduidig over het feit of [slachtoffer 2] is geslagen dan wel geduwd. Nu de uiterlijke verschijningsvorm van slaan en duwen niet veel van elkaar verschilt als dit snel, met kracht en tegen het hoofd gebeurt, zal de rechtbank de verklaringen op deze punten niet aanmerken als tegenstrijdig. Daar de verdachte zelf heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] heeft geduwd en [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij met kracht is geduwd of geslagen, zal de rechtbank ervan uitgaan dat [slachtoffer 2] door de verdachte is geduwd.
Nadat de verdachte [slachtoffer 2] heeft geduwd is hij naar de bestuurderszijde van de auto van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gelopen en heeft hij [slachtoffer 3] geslagen. Hoewel de verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 3] heeft geduwd, gaat de rechtbank er gelet op de overige bewijsmiddelen, waaronder de informatie over het letsel van [slachtoffer 3] , vanuit dat de verdachte [slachtoffer 3] heeft geslagen.
Openlijke geweldpleging
De vraag die de rechtbank in dit verband dient te beantwoorden is of sprake is van het openlijk in vereniging plegen van geweld, zoals is tenlastegelegd onder feit 2 primair.
De rechtbank stelt voorop dat van het ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake is, indien de betrokkenen een voldoende significante of wezenlijke bijdrage leveren aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt. Bepalend is of de door de betrokkenen geleverde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Hoewel uit het procesdossier aanwijzingen te vinden zijn dat de drie mannen uit de auto zijn gevlogen en dat (in ieder geval) één van hen vervolgens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft mishandeld terwijl de andere twee erbij stonden, zijn niet alle getuigenverklaringen hierover voldoende eensluidend. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de verdachte alleen heeft gehandeld bij de mishandeling van zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 3] . Niet in de laatste plaats blijkt dit uit de verklaring van de verdachte zelf. Nu de overige bewijsmiddelen hieromtrent onvoldoende helderheid bieden, zal de rechtbank op dit punt uitgaan van de verklaring van de verdachte die steun vindt in de andere bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond hiervan - nu niet is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte] of de onbekend gebleven derde op enige wijze door verbale of fysieke handelingen de geweldshandelingen van de verdachte heeft ondersteund of anderszins heeft bijgedragen in het ontstaan of het voortduren daarvan - niet is komen vast te staan dat de andere verdachten een voldoende significante of wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het door verdachte gepleegde geweld, zodat de onder feit 2 primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging niet kan worden bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Mishandeling
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wel bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft mishandeld, zoals weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1 primair
op 23 mei 2018 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd en lichaam heeft geslagen en getrapt, ook terwijl genoemde [slachtoffer 1] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 subsidiair
op 23 mei 2018 in de gemeente Venlo
A.
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 2] omver te duwen waardoor die [slachtoffer 2] op de grond terecht kwam en
B.
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 3] tegen diens hoofd/gezicht te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair
medeplegen van poging tot doodslag
feit 2 subsidiair
mishandeling, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 54 maanden met aftrek van voorarrest. Hiertoe heeft zij naar voren gebracht dat:
  • de verdachte en zijn mededaders zich zonder noemenswaardige aanleiding zo agressief hebben gedragen dat slachtoffer [slachtoffer 1] dit bijna met de dood heeft moeten bekopen;
  • de verdachte nog steeds geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedragingen;
  • slachtoffer [slachtoffer 1] de gebeurtenis geestelijk nog steeds niet heeft verwerkt en ook lichamelijk nog niet is hersteld;
  • de gevolgen voor de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ook heel vervelend zijn;
  • dergelijke feiten in de samenleving leiden tot gevoelens van angst;
  • de verdachte eerder voor geweldsdelicten met justitie in aanraking is geweest;
  • de rol van de verdachte bij het plegen van geweld tegen slachtoffer [slachtoffer 1] groter is dan die van zijn mededaders.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat zij de eis niet kan plaatsen. Zij vindt de gevorderde gevangenisstraf te zwaar in geval van een bewezenverklaring van de poging tot doodslag.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte zat samen met zijn broer en een onbekend gebleven derde in een auto. Zijn broer was de bestuurder. Kennelijk omdat er in verdachtes ogen door de bestuurder van een andere auto een verkeersfout werd gemaakt, vloog hij, op het moment dat de auto’s voor de verkeerslichten tot stilstand waren gekomen, op de inzittenden van de andere auto af. De verdachte duwde de vrouwelijke bijrijder van die auto, die inmiddels was uitgestapt, hard in haar gezicht waardoor ze op de grond viel en hij sloeg de bestuurder van de auto tegen zijn gezicht.
Een passerende fietser zag het gebeuren en sprak de verdachte aan op zijn gedrag. Vervolgens is deze man door de verdachte en de twee mededaders volledig in elkaar geslagen en getrapt. Overal waar zij hem raken konden werd hij geslagen en getrapt; ook tegen zijn hoofd en in zijn gezicht. De getuigen schetsen een afschuwelijk beeld van drie jonge mannen die als beesten tekeer gaan en waarbij tegen het hoofd van het slachtoffer wordt geschopt, alsof tegen een voetbal wordt getrapt. Deze mishandeling is zo heftig geweest dat juridisch gezien sprake is van een poging tot doodslag. Dit extreme geweld werd bovendien gepleegd op de openbare weg en op klaarlichte dag. De getuigen hiervan waren duidelijk geschokt door wat zij zagen.
Het letsel dat de fietser heeft opgelopen, spreekt boekdelen. Hij heeft onder meer drie breuken opgelopen in zijn gezicht: in de zijwand van de linker bovenkaakholte, in de zijwand van de rechter bovenkaakholte en in de bodem van de oogkas rechts. Daarnaast heeft hij hieraan een nekhernia overgehouden. Het slachtoffer heeft ook psychisch letsel opgelopen. Op 19 januari 2019 is hij onderzocht door een psychiater. Deze heeft geconcludeerd dat het slachtoffer klachten heeft die passen bij een posttraumatische stressstoornis; in de maanden na 23 mei 2018 in matige tot ernstige vorm; in de laatste maanden in lichte tot matige vorm. Ten tijde van het psychiatrisch onderzoek had het slachtoffer nog klachten van lichte vermijding en slecht slapen (nachtmerries/dromen over het incident), een matige vorm van alertheid, spanningsklachten en gedachten aan traumatische gebeurtenissen. Om het proces beter te kunnen verwerken, zal hij nog een behandeltraject ingaan met een psychiater.
Op de terechtzitting heeft het slachtoffer [slachtoffer 1] gebruik gemaakt van zijn spreekrecht. Hierbij heeft hij aangegeven dat hij bijna twee maanden lang niet heeft kunnen liggen van de pijn aan zijn ribben, zijn nek en zijn schouders en dat hij al die tijd heeft geprobeerd om zittend in een stoel te slapen. Bijna een jaar na dato is hij vanwege zijn klachten nog altijd in behandeling bij een fysiotherapeut. Daarnaast is zijn gezicht getekend door een litteken ten gevolge van de mishandeling. Dagelijks wordt het slachtoffer geconfronteerd met wat er zich op 23 mei 2018 heeft afgespeeld. Bovendien heeft niet alleen het slachtoffer zelf, maar hebben ook zijn partner en kinderen hieronder geleden.
Verder heeft het slachtoffer heel goed zijn gevoelens van frustratie en ongeloof verwoord. Hij vraagt zich nog altijd af waarom dit moest gebeuren, waarom de verdachte en zijn mededaders het nodig vonden om over te gaan tot het plegen van dit geweld. Deze vraag blijft hem bezighouden.
Naast het verschrikkelijke leed dat slachtoffer [slachtoffer 1] is aangedaan, wordt ook de maatschappij geschokt door dit soort feiten. De rechtbank wil benadrukken dat dit geen loze kreet is. Juist het totaal zinloze karakter van de geweldsuitbarsting van de daders en het feit dat dus kennelijk iedereen hiervan het slachtoffer kan worden, vergroten gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast hebben de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] volkomen zinloos geweld ondergaan als gevolg van een futiele verkeerssituatie, waarbij de ‘vlotte’ rijstijl van medeverdachte [medeverdachte] mede een rol heeft gespeeld.
Zoals hiervoor al is overwogen, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan twee mishandelingen en een poging tot doodslag (in vereniging). Doodslag is een van de ernstigste strafbare feiten die het Wetboek van Strafrecht kent, omdat hierbij het leven van een ander, het meest fundamentele rechtsgoed dat een mens bezit, wordt afgenomen. Alleen hieruit blijkt al dat ook een poging tot doodslag een zeer ernstig strafbaar feit is. Naar het oordeel van de rechtbank kan ten aanzien van de strafsoort en strafmaat voor deze feiten dan ook niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Bij het bepalen van de strafsoort en de strafmaat slaat de rechtbank normaal gesproken acht op rechterlijke uitspraken over vergelijkbare feiten. In het bijzonder kijkt de rechtbank naar straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd door het gerechtshof ’s‑Hertogenbosch, de hoger beroepsinstantie van deze rechtbank. In de regel legt het hof voor een voltooide enkelvoudige doodslag geen lagere straf op dan een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar. Hiervan uitgaande zou in deze zaak, waar het gaat om een poging tot doodslag, een gevangenisstraf van minimaal vijf jaar passend zijn als uitgangspunt voor dit feit. Vanwege de jeugdige leeftijd van de verdachte ziet de rechtbank echter geen reden om - voor beide bewezenverklaarde feiten - een hogere straf op te leggen dan de gevangenisstraf van 54 maanden die door de officier van justitie is geëist. De rechtbank ziet in het strafblad van de verdachte en zijn houding overigens evenmin reden om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd. De verdachte is eerder onherroepelijk veroordeeld voor geweldsdelicten. Daarnaast toont hij geen berouw en legt hij kennelijk nog steeds de schuld (mede) bij het slachtoffer [slachtoffer 1] . In zijn ogen was het eenvoudigweg een gevecht dat hij gewonnen heeft.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van 54 maanden passend en geboden.
Deze straf is hoger dan de gevangenisstraf die aan medeverdachte [medeverdachte] wordt opgelegd. De reden hiervoor is dat het gedrag van de verdachte bewijsbaar gewelddadiger is geweest dan dat van deze medeverdachte.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een schadevergoeding gevorderd van in totaal € 67.198,55 terzake van feit 1, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. De vordering bestaat uit een bedrag van € 8.000,- aan immateriële schade en de volgende posten aan materiële schade (totaalbedrag € 59.198,55):
  • aanschaf alarmcentrale en abonnement: € 2.750,52
  • eigen risico zorgverzekering 2018 en 2019: € 738,52
  • medicatie: € 48,07
  • fietsaccessoires: € 320,95
  • reis- en parkeerkosten: € 150,49
  • fysiotherapie (niet vergoed): € 62,-
  • verlies inkomsten nevenarbeid: € 55.128,-.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de posten: aanschaf alarmcentrale en abonnement, eigen risico, medicatie, fietsaccessoires, reis- en parkeerkosten, fysiotherapie en immateriële schade.
Ten aanzien van de post ‘verlies inkomsten nevenarbeid’ heeft zij gerekwireerd tot matiging in die zin dat wordt uitgegaan van de kosten van een chauffeur voor het rijden naar de beurzen. Voor het overige zou deze post te gecompliceerd zijn.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat:
  • de post ‘aanschaf alarmcentrale en abonnement’ geen rechtstreekse schade betreft;
  • de post ‘verlies inkomsten nevenarbeid’ onvoldoende onderbouwd is, nu jaarstukken ontbreken, het onduidelijk is wat de betekenis is van de aangeleverde cijfers en er niet blijkt dat is geprobeerd de schade te beperken;
  • de post ‘immateriële schade’ gematigd zou moeten worden.
De overige posten zijn door de verdediging niet betwist.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Aan de benadeelde partij is rechtstreeks schade toegebracht door het onder 1 primair bewezenverklaarde feit. Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet iedere gevorderde post aan te merken als ‘rechtstreekse schade’.
Naar het oordeel van de rechtbank is de post ‘aanschaf alarmcentrale en abonnement’ niet aan te merken als schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Dit is namelijk afgeleide schade, veroorzaakt door de - overigens zeer voorstelbare - angst bij de benadeelde partij. Dergelijke schade komt niet voor vergoeding in het strafproces in aanmerking.
Hetzelfde geldt voor de post ‘verlies inkomsten nevenarbeid’, nu dit schade is die in de eerste plaats door de echtgenote van de benadeelde partij lijkt te zijn geleden en niet door de benadeelde partij zelf.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van deze posten niet-ontvankelijk verklaren. Dit gedeelte van de vordering kan de benadeelde partij bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de volgende, niet betwiste posten, naar redelijkheid en billijkheid toewijzen:
  • eigen risico zorgverzekering 2018 en 2019 tot het gevorderde bedrag van € 738,52
  • medicatie tot het gevorderde bedrag van € 48,07
  • reis- en parkeerkosten tot het gevorderde bedrag van € 150,49
  • fysiotherapie tot het gevorderde bedrag van € 62,-.
Daarnaast zal de rechtbank de post ‘fietsaccessoires’ naar redelijkheid en billijkheid toewijzen tot het bedrag van € 250,-. Hierbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de afschrijving.
Ten slotte zal de rechtbank de post immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 8.000,-. Gelet op het lichamelijke en psychische letsel van het slachtoffer, waarvan hij nog dagelijks de gevolgen ondervindt, ziet de rechtbank geen reden om dit bedrag te matigen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van € 9.249,08, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voorts legt de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel op voor een bedrag van € 9.249.08, opdat de inning van het verschuldigde bedrag de benadeelde partij uit handen wordt genomen door de Staat. Het opleggen van deze maatregel is mogelijk, nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor deze schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Zowel de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij als de schadevergoedingsmaatregel zullen hoofdelijk worden opgelegd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 2 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.5 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 primair en 2 subsidiair tot een gevangenisstraf van 54 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van feit 1 primair
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , woon- / contactplaats [plaats] , niet ontvankelijk is ten aanzien van de posten ‘aanschaf alarmcentrale en abonnement’ en ‘verlies inkomsten nevenarbeid’ en dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 9.249,08, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 23 mei 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , een bedrag van € 9.249,08, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 81 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 23 mei 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. C.M. Nollen en mr. M.E. Notermans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 april 2019.
Buiten staat
Mr. V.P. van Deventer en mr. M.E. Notermans zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
feit 1 primair
hij op of omstreeks 23 mei 2018 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of getrapt, ook terwijl genoemde [slachtoffer 1] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 1 subsidiair
hij op of omstreeks 23 mei 2018 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten: diverse fracturen in het gezicht en/of een of meer littekens in het gezicht heeft toegebracht, door genoemde [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd en/of lichaam te slaan en/of te trappen, ook terwijl genoemde [slachtoffer 1] op de grond lag;
feit 1 meer subsidiair
hij op of omstreeks 23 mei 2018 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of getrapt, ook terwijl genoemde [slachtoffer 1] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 primair
hij op of omstreeks 23 mei 2018 in de gemeente Venlo openlijk, te weten, op de Eindhovenseweg, in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) pers(o)on(en) te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] door voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te duwen en/of (meermalen) tegen het hoofd en/of lichaam te slaan en/of te trappen;
feit 2 subsidiair
hij op of omstreeks 23 mei 2018 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging, althans alleen,
A.
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 2] te slaan/omver te duwen waardoor die [slachtoffer 2] op de grond terecht kwam en/of
B.
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 3] tegen diens hoofd/gezicht te slaan.

Voetnoten

1.Hierna ook: (het slachtoffer) [slachtoffer 1] .
2.Hierna ook: (het slachtoffer) [slachtoffer 2] .
3.Hierna ook: (het slachtoffer) [slachtoffer 3] .
4.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg Noord, Districtsrecherche Noord- midden Limburg, onderzoeksnummer LB1R018055 (Keizermantel), gesloten d.d. 10 juli 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 146.
5.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 23 mei 2018 op de pagina’s 31, 32, 34 en 35.
6.Geneeskundige verklaring van GGD Limburg-Noord, Forensische geneeskunde, d.d. 24 mei 2018, opgemaakt door J. van Gastel, forensisch arts, op pagina 39.
7.Geneeskundige verklaring van GGD Limburg-Noord, Forensische geneeskunde, d.d. 24 mei 2018, opgemaakt door J. van Gastel, forensisch arts, op pagina 39.
8.Geneeskundige verklaring van GGD Limburg-Noord, Forensische geneeskunde, d.d. 24 mei 2018, opgemaakt door J. van Gastel, forensisch arts, op pagina 40.
9.Brief van D. Heijstek, bedrijfsarts, Incentivo Medical Consultancy, d.d. 5 april 2019. Deze brief is als bijlage gevoegd bij het voegingsformulier van benadeelde partij [slachtoffer 1] .
10.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 23 mei 2018 op de pagina’s 22-24.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] d.d. 23 mei 2018 op de pagina’s 57 en 58.
12.Proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris d.d. 14 februari 2019 op pagina 5. Dit proces-verbaal maakt geen deel uit van het proces-verbaal van politie genoemd in voetnoot 1.
13.Proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris d.d. 14 februari 2019 op pagina 4. Dit proces-verbaal maakt geen deel uit van het proces-verbaal van politie genoemd in voetnoot 1.
14.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 24 mei 2018 op pagina 27.
15.Proces-verbaal getuigenverhoor van [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 14 februari 2019 op de pagina’s 6-8. Dit proces-verbaal maakt geen deel uit van het proces-verbaal van politie genoemd in voetnoot 1.
16.Proces-verbaal getuigenverhoor van [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 21 maart 2019 op de pagina’s 2 en 3. Dit proces-verbaal maakt geen deel uit van het proces-verbaal van politie genoemd in voetnoot 1.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2018 op pagina 70.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2018 op pagina 71.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 29 mei 2018 op de pagina’s 112, 113.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 29 mei 2018 op de pagina’s 120-123.