ECLI:NL:RBLIM:2019:3933

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 april 2019
Publicatiedatum
29 april 2019
Zaaknummer
03/659319-13 + 20/001852-08 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dubbele poging tot doodslag en mishandeling met gebruik van honkbalknuppels

Op 29 april 2019 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen betrokken was bij een gewelddadige aanval op drie slachtoffers in Venlo op 2 augustus 2013. De verdachte werd beschuldigd van dubbele poging tot doodslag, zware mishandeling en overtreding van de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten met honkbalknuppels de slachtoffers hebben aangevallen, waarbij ernstige verwondingen zijn toegebracht. De rechtbank achtte de poging tot doodslag bewezen, mede op basis van getuigenverklaringen en DNA-bewijs. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor schadevergoeding aan de slachtoffers, die ook immateriële schade vorderden. De rechtbank wees een deel van deze vorderingen toe, maar verklaarde de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukte de ernst van het geweld en de impact op de slachtoffers, en de rechtbank nam ook de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak in overweging bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/659319-13 + 20/001852-08 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J. Verstegen, advocaat kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 april 2019. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met anderen heeft gepoogd (met voorbedachten rade) om [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te doden dan wel hen met voorbedachten rade zwaar heeft mishandeld dan wel met voorbedachten rade gepoogd heeft hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Feit 2:opzettelijk 15 tabletten, bevattende MDMA, aanwezig heeft gehad.
Feit 3:met een hand/vuist [slachtoffer 4] tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor [slachtoffer 4] pijn en letsel heeft bekomen.

3.De voorvragen

De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging dient te worden verklaard. Er is enerzijds sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn, anderzijds is het dossier na herhaalde verzoeken tot aanvulling daarvan nog altijd niet compleet en heeft het openbaar ministerie tot op heden niet voldaan aan herhaalde opdrachten van de rechtbank. Het openbaar ministerie heeft nagelaten het rapport van de afdeling Forensische Opsporing (FO) in het dossier te voegen. Datzelfde geldt voor de getekende versies van de in concept geschreven getuigenverklaringen, terwijl de verschillen tussen de conceptverklaring van de getuige [getuige 1] en het proces-verbaal van zijn verklaring, ertoe nopen dat de conceptverklaringen beschikbaar zijn. Door het nalaten van het openbaar ministerie in combinatie met groot tijdsverloop zijn de rechten en de belangen van de verdediging – maar ook van de samenleving – bij een volledige en juiste waarheidsvinding geschonden.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank vermag niet in te zien op grond waarvan het ontbreken van een FO-rapport bij kan dragen aan de conclusie van de verdediging dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard. Het verweer mist immers feitelijke grondslag, omdat niet is gebleken dat het bedoelde rapport is opgemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat de wijze waarop de processen-verbaal van het horen van de getuigen ter plaatse tot stand zijn gekomen, voldoet aan de eisen die art. 152 Sv en de jurisprudentie daaraan stellen. Geen rechtsregel verplicht de opsporingsambtenaar om een verklaring van een getuige (anders dan de wetgever bepaald heeft bij horen van een verdachte, art. 29 lid 3 eerste zin Sv) woordelijk in een (concept)verklaring op te nemen, terwijl er in het algemeen evenmin een verplichting bestaat om de conceptverklaringen aan de verdediging ter hand te stellen.
De omstandigheid dat er een aantal verschillen zijn tussen de conceptverklaring van de getuige [getuige 1] en het proces-verbaal houdende zijn verklaring, is voor de rechtbank gelet op het dossier en het onderzoek ter terechtzitting geen aanleiding om aan de inhoud van het proces-verbaal te twijfelen. De verschillen tussen de conceptverklaring en het proces-verbaal zijn niet wezenlijk en verklaarbaar uit de wijze waarop de verklaringen in concept zijn opgenomen en daarna zijn uitgewerkt. Gesteld noch gebleken is dat de wijze van het opmaken van dit processen-verbaal tot doel had een onjuist beeld van de verklaring van de getuige naar voren te brengen. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de vaststelling van de genoemde verschillen derhalve niet mee dat het in het dossier opgenomen proces-verbaal niet naar waarheid zou zijn opgemaakt. Dat maakt ook dat de rechtbank geen aanleiding ziet te twijfelen aan de juistheid van de processen-verbaal van de overige getuigen. De rechtbank merkt in dit verband ten slotte nog op dat de verdediging weliswaar niet de beschikking heeft gehad over alle conceptverklaringen op basis waarvan de processen-verbaal zijn opgemaakt, maar wel de mogelijkheid heeft gehad om verbalisanten daarover te bevragen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat er geen aspecten zijn die de zich in het dossier bevindende processen-verbaal van de getuigen bij voorbaat onbetrouwbaar maken en een juiste waarheidsvinding in de weg zouden staan. Van een vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek als bedoeld in art. 359a Sv is evenmin sprake.
De rechtbank verwerpt de verweren voor zover deze zien op de niet-ontvankelijkheid. Het verweer met betrekking tot de overschrijding van de redelijke termijn, wordt onder 7.3 besproken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht de tenlastegelegde poging tot moord op [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bewezen. De drie aangevers hebben drie van de vijf belagers duidelijk herkend. Daarnaast zijn er DNA-sporen aangetroffen op twee petjes die door de belagers zijn achtergelaten. Op 1 van die petjes zat aan de binnenzijde DNA materiaal van de verdachte. De verdachte heeft zich tot nu toe op zijn zwijgrecht beroepen en heeft nimmer ontkend dat hij betrokken is geweest bij de aanval op de genoemde drie slachtoffers. De voorbedachten rade wordt ingevuld door de volgende omstandigheden. Er zijn op de vroege ochtend van 2 augustus 2013 vijf personen bewust op pad gegaan richting de woning van de slachtoffers. Ze hadden honkbalknuppels bij zich. Ze zijn vervolgens overgegaan tot het uitoefenen van grof geweld tegen de slachtoffers. Blijkens de medische informatie hebben de slachtoffers behoorlijk letsel opgelopen door het slaan met honkbalknuppels op het hoofd en tegen het lichaam, welke handelingen sowieso (potentieel) levensgevaar hebben opgeleverd. Voor de overtuiging is volgens de officier van justitie van belang dat de verdachte zich niet snel gewonnen heeft gegeven. Pas drie weken later is hij na een korte achtervolging aangehouden.
Feit 2
De officier van justitie acht het feit bewezen. Na een korte achtervolging wordt de verdachte aangehouden. In zijn auto worden 15 tabletten aangetroffen. Volgens het rapport van het NFI bevatten de tabletten MDMA. Er zat niemand anders in de auto. Er is geen reden om vast te stellen dat zij niet toebehoren aan de verdachte. De verdachte zwijgt ook over dit feit.
Feit 3
De officier van justitie acht dit feit ook bewezen, met dien verstande dat niet kan worden bewezen of er met een sleutelbos is geslagen. Van dit gedeelte dient de verdachte partieel te worden vrijgesproken. Voor het bewijs van het overig tenlastegelegde ligt een aangifte van [slachtoffer 4] alsmede een aantal getuigenverklaringen in het procesdossier die wijzen naar de verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van feit 1 dient te worden vrijgesproken, primair omdat het onderzoek dermate onvolledig is geweest dat het niet mogelijk is om de materiële waarheid vast te stellen. Er ontbreekt informatie die nodig is om de verklaringen van de drie aangevers behoorlijk te kunnen controleren. Subsidiair stelt de raadsvrouw dat de herkenning van de verdachte door [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] onvoldoende betrouwbaar is om tot het bewijs te kunnen dienen. De fotoconfrontaties hebben niet plaatsgevonden conform de eisen die daaraan worden gesteld. Overigens dient de herkenning van de verdachte door de aangevers te worden gezien als een ‘enkele’ verklaring, terwijl voldoende steunbewijs voor zijn betrokkenheid ontbreekt. Het steunbewijs kan niet worden gevonden in het DNA-materiaal dat op een petje is aangetroffen. Het is een verplaatsbaar object en het levert geen daderspoor op. Bovendien betreft dit een zaak waarin wordt verklaard dat familie van de verdachte betrokken zou zijn.
Voor de ‘voorbedachten rade’ ontbreekt het bewijs. Het is niet eenduidig vast te stellen wat het voornemen is geweest van degenen die [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben aangevallen.
Verder stelt de raadsvrouw dat er onvoldoende bewijs is dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] met een knuppel/hard voorwerp zijn geslagen, zodat er geen sprake is van opzet op de dood dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Bovendien is er geen sprake van letsel dat gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel.
Feit 2
De raadsvrouw refereert zich, voor wat betreft een bewezenverklaring van dit feit, aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 3
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Aangever [slachtoffer 4] heeft de mishandeling zelf niet gezien. Er stonden meer personen in de nabijheid van aangever. Dat betekent dat zich niet de situatie voordoet dat het niet anders kan zijn dan dat [verdachte] de klap heeft uitgedeeld. De verklaring van de getuige [getuige 2] staat op zichzelf en biedt geen steunbewijs. Verder is er ook geen forensisch bewijs voorhanden. Ten slotte kan niet worden vastgesteld dat er met een sleutel is geslagen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding (Feit 1)
Op 2 augustus 2013 werden [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te Venlo slachtoffer van geweld dat tegen hun was gericht. Zij werden in hun woning, tuin en op een oprit belaagd door een vijftal personen, gewapend met honkbalknuppels. Zij werden (meermalen) met een honkbalknuppel op hun hoofd en tegen hun lichaam geslagen. [2] [slachtoffer 1] heeft een wond op het hoofd en een gebroken onderarm en middenhandsbeentje opgelopen. [3] [slachtoffer 2] heeft een bloeduitstorting in de schedel, een schedelbreuk, een bloeding tussen het harde hersenvlies en het spinnenwebvlies en een open botbreuk van de rechter onderarm opgelopen. Hij is aan zijn onderarm geopereerd. [4] [slachtoffer 3] heeft een wond op het hoofd opgelopen. [5] De slachtoffers hebben verklaard dat de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrokken waren bij het geweld jegens hen. De verdachte [verdachte] beroept zich op zijn zwijgrecht.
De rechtbank ziet zich voor de beantwoording van de vraag gesteld of de verdachte [verdachte] betrokken is geweest bij het geweld dat jegens de slachtoffers is uitgeoefend.
De rechtbank zal hierna een selectie uit de bewijsmiddelen weergeven en vervolgens daaruit conclusies trekken.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] [6] vermeldt het volgende:
Op 2 augustus 2013, omstreeks 07.45 uur, kwam ik op de [adres 1] . Ik werd gewezen naar de oprit van perceel [X] . Ik zag dat twee mannen en een vrouw gewond op de oprit zaten. Deze vrouw was de mij ambtshalve bekende [slachtoffer 3] . De twee gewonde mannen herkende ik als haar zoons, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ik zag dat [slachtoffer 2] op de grond lag, met zijn hoofd in de richting van de weg. [slachtoffer 2] klaagde over hoofdletsel en letsel aan zijn rechter arm. Rechts naast [slachtoffer 2] zat met zijn rug tegen de houten afscheiding [slachtoffer 1] . Deze klaagde over duizeligheid en pijn aan zijn arm. [slachtoffer 3] zat met haar rug tegen de garage van perceel [adres 1] . [slachtoffer 3] had een hoofdwond. Door zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 1] werd aan mij medegedeeld dat in hun woning was binnengedrongen. Hierna hadden zij klappen gehad van een aantal mannen (5 of 6 personen). [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] deelden mij mede dat zij die personen kenden. Twee van de vijf personen kenden zij als [verdachte] en zijn vader. [verdachte] was de persoon die met een honkbalknuppel had geslagen. Ik heb een onderzoek ingesteld. Hierbij trof ik in de tuin van de [adres 2] twee petjes aan.
Voorts vermeldt [verbalisant 1] [7] :
Op 2 augustus 2013, omstreeks 10.45 uur, sprak ik met [slachtoffer 3] [ [slachtoffer 3]
, rechtbank]. Deze deelde mij ongevraagd mede dat zij gehoord had dat de daders hadden geroepen dat ze niet hadden moeten inbreken waar kinderen bij waren. Het was haar bekend dat er was ingebroken bij [verdachte] . Haar zoons werden hier schijnbaar van verdacht. [slachtoffer 3] deelde verder mede dat naast [verdachte] en zijn vader, ook nog een broertje genaamd [medeverdachte 2] bij de daders was. Op mijn vraag of de in hun achtertuin aangetroffen petjes van [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] waren, deelden beiden mede dat deze petjes niet van hun waren. Deze petjes werden gedragen door [verdachte] en een andere persoon.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] [8] blijkt het volgende:
Naar aanleiding van een mededeling van [slachtoffer 3] werd gezocht naar de personalia van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] blijkt een halfbroer te zijn van [verdachte] . Hij is geadopteerd en zijn originele naam was [naam] . [medeverdachte 2] heeft een naamsverandering gedaan en zijn personalia luiden: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortegegevens medeverdachte 2] .
In het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] [9] is zijn verklaring opgenomen:
Ik werd vandaag wakker omstreeks 07.30 uur en ben toen naar onder gelopen. Toen ik onder was, zag ik op een gegeven moment dat er een aantal personen voorbij mijn woning liep. Het adres betreft [adres 2] . Ik woon hier met mijn moeder, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . Mijn broertje en ik wonen bij mijn moeder. Toen ik naar het raam in de woonkamer liep, zag ik een vijftal mannen lopen. Twee mannen droegen een petje. Ik heb mijn broertje geroepen. Deze lag nog in bed. Mijn broertje kwam meteen naar onder. Toen deze aankwam in de woonkamer hoorde ik al gebons op de voordeur en even later ook op de ruit van het grote woonkamerraam. Mijn moeder was op dat moment ook al in de woonkamer, zij was kort na mij opgestaan. Vrijwel meteen nadat [slachtoffer 2] in de woonkamer kwam, hoorde ik die harde bonzen op de voordeur. Het leek erop alsof men met een stormram bezig was. Op hetzelfde tijdstip hoorde ik dat het grote raam aan diggelen ging. Mij broertje en ik probeerden toen de tussendeur van de gang naar de woonkamer dicht te houden. Wij hadden snel door dat ons dat niet ging lukken om deze mannen tegen te houden. Ik riep tegen mijn moeder dat ze de woning aan de achterzijde moest verlaten. Mijn moeder was helemaal in paniek. Op een gegeven moment hebben mijn broertje en ik door dat we de tussendeur niet kunnen dichthouden en proberen wij ook via de keuken de achtertuin in te rennen. Ik zie voor mijn gevoel 3 mannen de woonkamer inkomen. Mijn moeder stond al in de tuin toen [slachtoffer 2] en ik er ook aankwamen. In de woonkamer kregen we ook al klappen, dit waren vuistslagen. Ik hoorde toen iemand roepen “Je hebt bij mij ingebroken”. Ik herkende [verdachte] , hem ken ik al mijn hele leven, van de stad, van alles. Ik weet niet waar dit over ging. Buiten in de achtertuin aangekomen zie ik twee man door de houten tuinpoort de tuin binnenkomen.
Dit is een wankele houten poort die niet afgesloten was. Een van deze twee mannen herkende ik, dit was [medeverdachte 2] , dit is een halfbroertje van [verdachte] . Ik zag dat hij een honkbalknuppel vast had. Wij weten ons dan toch de tuin uit te vechten en buiten de achtertuin op de oprit van de buren uit te komen. Hier zag en voelde ik dat we door drie mannen, die allemaal een knuppel vast hadden totaal in elkaar werden geslagen. Ik kan u zeggen dat wij allemaal zeker door elk persoon met een knuppel in de hand geraakt zijn. De mannen die de knuppel vast hadden zijn: de vader van [verdachte] , [medeverdachte 1] , [verdachte] zelf en [medeverdachte 2] . Ik heb zeker 10 klappen gehad. Ik heb klappen op mijn benen en rug gehad. Mijn rechterarm is op 3 plaatsen gebroken. Ik voel 3 builen op mijn hoofd. Ik heb gevreesd voor mijn leven. Ik dacht dat mijn broertje dood was, zo stil lag hij. Mijn moeder had een flinke hoofdwond. Ik hoorde ook mensen roepen: “Laat die jongens met rust met die knuppels”. Als deze mensen niet waren gekomen waren ze gewoon doorgegaan. Toen zag ik dat de mannen wegrenden.
Uit het proces-verbaal verhoor van de getuige [slachtoffer 1] [10] blijkt dat hij het volgende verklaart:
De verwachtingen zijn zo dat ik op 11 augustus weer wordt geopereerd om mijn rechterarm met plaatjes te herstellen. Ik heb een gecompliceerde onderarmbreuk. Ik kan zeggen dat ik van [medeverdachte 1] en van [verdachte] en van [medeverdachte 2] allemaal klappen met de knuppel heb gehad. Ik heb ook gezien in tegenstelling tot wat ik gister heb verklaard dat [verdachte] mijn moeder recht in de ogen aankeek en haar sloeg met een knuppel. Ik zag dat hij vol uithaalde en haar vol op de linkerzij en achterkant raakte. Mijn moeder viel toen op de grond. Ik zag dit vanaf een afstand van 1 tot 1,5 meter afstand. Ik hoorde dat mijn moeder kort voor deze klap riep: “Schei uit met slaan, het is genoeg geweest”. Ik ken [verdachte] van Thai boxen. Ook mijn broertje [slachtoffer 2] heeft met hem gevochten. [medeverdachte 2] en [verdachte] hadden een pet op.
Uit het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris [11] blijkt dat hij het volgende verklaart:
In de tuin ben ik door [verdachte] en [medeverdachte 2] meerdere malen met een knuppel geslagen. Het was [verdachte] die het vaakste sloeg. Hij bleef slaan en sloeg onmenselijk hard. Ik heb bij het afweren van de slagen mijn arm op drie plaatsen gebroken. Ik ben ook gewond geraakt aan mijn hoofd door de klappen die ik niet kon afweren. Ik heb ook gezien dat [verdachte] mijn moeder met een knuppel geslagen heeft. Ik heb ook gezien dat [verdachte] mijn broer met een knuppel geslagen heeft.
In het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] [12] is de volgende verklaring opgenomen:
Op 2 augustus 2013 maakte mijn broer mij wakker. Hij zei dat er rare figuren buiten waren die raar bij ons naar binnen keken. Ik ben naar buiten gegaan om te kijken wat er aan de hand was. Ik keek samen met mijn broer. Ik zag een groep mannen. Ik dacht dat het vijf of zes mannen waren en ik zag dat ze een grote zwarte sporttas bij zich hadden. Ik zag dat ze op ons afkwamen. Ik en mijn broer zijn toen snel naar binnen gevlucht. Ik zag de mannen voorbij het raam komen en ik zag dat ze iets in de handen hadden. Ik had tijdens het rennen al gezien dat ze iets uit de tas hadden gehaald. Volgens mij hadden ze een ijzeren en een houten honkbalknuppel en nog iets van ijzer. Die mannen ramden de deur eruit. Ze waren op dat moment in het halletje. Ik probeerde uit alle macht de deur naar de woonkamer dicht te houden. Ik voelde dat die mannen met kracht de deur open probeerden te duwen. Ze kregen de deur dan ook niet open, maar ze sloegen vervolgens het raam van de woonkamer in. Toen de mannen het raam in sloegen ging ik ook naar mijn moeder want ik wilde haar beschermen. We zijn de achterdeur uit gerend. We waren toen achter onze woning op het binnenplaatsje. Ik zag dat er een man achter ons aan kwam en ik herkende deze man als iemand waarmee ik vroeger op Thai boksen heb gezeten. Zijn naam is [verdachte] . [verdachte] zei “Jullie hebben bij mij ingebroken”. Ik zei hem dat dat niet zo was. Toen gingen die mannen helemaal door het lint. Ik zag dat [verdachte] een honkbalknuppel had en ik zag dat hij met deze knuppel wilde slaan. Ik heb de slag afgeweerd met mijn arm. Ik zag dat achter [verdachte] nog twee personen stonden. Ik herkende daarvan nog een persoon. Dat was [medeverdachte 2] . Mijn moeder was tijdens het naar buiten rennen gevallen. Zij lag achter mij op de grond. Mijn broer probeerde mijn moeder omhoog te helpen. Op dat moment trapten twee mannen de poort van onze achtertuin in en ook zij kwamen het binnenplaatsje oprennen. Ik herkende van die twee mannen er een als de vader van [verdachte] . Ik weet niet hoe hij heet, maar hij was altijd bij de wedstrijden van het boksen. We werden toen van alle kanten belaagd. Ik zag dat [verdachte] op alles sloeg wat hij kon raken. Ik zag dat hij zoveel mogelijk schade toe wilde brengen. Ik zag dat aan zijn ogen en zijn woede. Hij heeft ook mijn moeder geslagen. Ik heb dat niet goed kunnen zien, maar ik zag wel dat het haar van moeder helemaal rood was van het bloed. Ik zag de vader van [verdachte] . Ik wilde hem van mij wegtrappen, maar ik had overal bloed op mijn gezicht en ik kreeg ook van hem een klap met zijn rechtervuist tegen mijn hoofd. Dat ging denk ik met kracht want ik moest er een stap van achteruit doen. Direct daarna kreeg ik weer een klap met een honkbalknuppel op mijn rechteroor. Die klap op mijn oor kreeg ik van [verdachte] , dat weet ik zeker. Ik heb daarna meerdere klappen gekregen. Ik merkte dat ik mijn arm niet meer kon bewegen. Ik zag dat ook mijn broer meerdere malen werd geslagen zodat wij niets meer konden doen. Ik hoorde dat er een buurman is gekomen die de boel heeft gesust. De mannen zijn daarna weggelopen.
Opmerking verbalisant: We tonen de aangever een aantal foto’s en noteren de reactie van de aangever.
Foto 1: Ik herken die persoon als degene die ik de vader van [verdachte] noemde.
Foto 2: Ik herken die persoon als degene die ik [verdachte] noemde.
Foto 3: Ik herken die persoon als degene die ik [medeverdachte 2] noemde.
Uit het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris [13] blijkt dat hij het volgende verklaart:
Ik weet niet zeker of op het moment dat ik naar buiten kwam er al andere mensen in de tuin waren. Ik zag dat de poort eruit vloog. De eerste die ik toen zag was [medeverdachte 1] . Die kwam door de poort de tuin in. Ik wilde [medeverdachte 1] van mij vandaan trappen. Tijdens de worsteling met [medeverdachte 1] zag ik [verdachte] en [medeverdachte 2] uit onze woning komen. [medeverdachte 1] heeft mij toen met een vuist op mijn oog geslagen. Hij had niets in zijn hand. Er werd toen door [medeverdachte 2] gezegd dat wij aan het inbreken waren waar hun kinderen liepen. Toen [verdachte] en [medeverdachte 2] uit de woning kwamen zag ik dat ze allebei een knuppel in hun hand hadden. Ik heb gezegd dat ik niet had ingebroken, en meteen kreeg ik een klap van [medeverdachte 2] met een knuppel op mijn hoofd. [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben mij beiden met hun knuppels op mijn hoofd en op mijn arm geslagen. Ik ben twee keer op mijn hoofd geraakt en ook twee of drie keer op mijn armen. Ik heb de slagen in de richting van mijn hoofd proberen af te weren met mijn armen. Als ik dat niet gedaan had, was ik op mijn hoofd geraakt.
In het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] [14] verklaart zij:
Ik ben vanmorgen rond 07.00 uur op gestaan en [slachtoffer 1] was ook wakker. Wij waren beneden in de huiskamer. Op dat moment zag [slachtoffer 1] mannen buiten staan, die door onze woonkamerraam naar binnen stonden te kijken. Ik hoorde, dat [slachtoffer 1] naar boven riep naar zijn broer: “ [slachtoffer 2] , kom naar beneden, volgens mij zijn er inbrekers.” [slachtoffer 2] kwam toen ook naar beneden. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] maakten de voordeur open en ik geloof, dat ze toen zagen, dat die mannen naar de achterkant van onze woning aan het lopen waren. Ik hoorde, dat [slachtoffer 1] riep: “Hee, die hebben honkbalknuppels!” Ik hoorde, dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] direct weer naar binnen kwamen en de voordeur dicht maakten. Ik stond toen nog in de huiskamer. Ik hoorde, dat [slachtoffer 1] riep: “Mam, achteruit eruit.” Ik hoorde, dat er tegen het woonkamerraam geslagen werd met een hard voorwerp en ik hoorde direct daarop glasgerinkel. Ze hadden dus de ruit van de woonkamerraam ingeslagen in de tijd, dat wij probeerden achter uit onze woning naar buiten te vluchten. Wij zijn door de achterdeur naar buiten gegaan. Ik hoorde dat de mensen door het kapotte woonkamerraam naar binnen kwamen en achter ons aan kwamen. Ik stond doodsangsten uit. Ik viel in de tuin op de grond. [slachtoffer 2] heeft mij op geraapt en wij wilden doorrennen en wij stonden toen achter op de plaats. Ik zag toen, dat er ook al 2 mensen achterom stonden. Die waren blijkbaar achterom gelopen. Dat waren 2 mannen. Ik kende ze wel van gezicht. Ik zag, dat die mannen honkbalknuppels hij zich hadden en ik zag, dat ze [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] sloegen waar ze maar konden. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] probeerden die klappen af te weren en de hele schutting is eruit gegaan omdat ze probeerden weg te komen en dit in de tuin niet lukte. Mij hadden ze toen nog niet gezien en ik was aan het schreeuwen: “hou op hou op!.” Ik zag, dat er vanuit de woning uit de keukendeur 3 mannen kwamen. Ik kende die mannen wel. Ik zag dat dat [verdachte] was. Ik weet de achternaam van die man niet. Ik ken [verdachte] ook omdat hij op Thai boxen heeft gezeten samen met mijn zoon [slachtoffer 1] . Ik herkende ook de vader van [verdachte] . Die man heet [medeverdachte 1] . De derde man is [medeverdachte 2] of zoiets. Ik zag, dat alle vijf de mannen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] sloegen. Ik zag, dat ze heel veel klappen kregen. Ik zag, dat [verdachte] mij ook een klap met een honkbalknuppel gaf. Hij raakte mij links op mijn hoofd. Dat deed heel zeer. Ik zag dat hij mij ook aan keek. Ik heb een bloedende wond door die klap. Ik viel neer en wij lagen met zijn drieën op de grond. Ik zag, dat ze met zijn vijven op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] neer bleven slaan. Vooral [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] bleven mijn zonen slaan. Dit alles gebeurde in onze tuin maar ook op de oprit van onze achterbuurman. Ik zag, dat de achterbuurman aan kwam lopen en riep: “Het is genoeg, het is genoeg. Stop ermee.” Als die man er niet geweest was, hadden ze ons dood geslagen. Daar ben ik van overtuigd. Ze hadden zeker 3 honkbalknuppels bij zich. [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden in ieder geval elke een honkbalknuppel bij zich en sloegen daar ook mee. In het ziekenhuis bleek dat ik een gat in mijn hoofd heb aan de linkerkant. Dat is gehecht.
Uit het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 3] [15] blijkt dat zij verklaart:
[medeverdachte 1] ken ik persoonlijk niet, maar [verdachte] riep tegen hem “pap”. Die man, waarvan ik zei dat het [medeverdachte 1] is, zei dat het wel genoeg was. Toen zei [verdachte] ; “Nee, het is nog helemaal niet genoeg, pap”. [verdachte] droeg een petje toen hij kwam en toen bij wegging had hij die niet meer op. [medeverdachte 2] droeg een pet, maar niet meer toen hij wegging.
Volgens het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris [16] verklaart zij als volgt:
Ik heb [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met knuppels gezien. Ik heb gezien dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden geslagen. [medeverdachte 2] deed het meeste bij [slachtoffer 1] . Hij sloeg vol door en ik heb niet geteld hoe vaak er werd geslagen. [verdachte] heeft [slachtoffer 2] geslagen, maar ook [slachtoffer 1] . Hij sloeg lukraak waar hij maar raken kon. Ik heb gezien dat [slachtoffer 1] de slagen heeft afgeweerd met zijn onderarm. [medeverdachte 1] heb ik gezien op het moment dat [verdachte] op de grond lag nadat hij de container tegen zich aan had gekregen. Ik heb op enig moment toen ik zag dat [slachtoffer 2] door [verdachte] werd geslagen met de knuppel geroepen “je slaat hem dood”. [verdachte] heeft daarna mij twee keer met de knuppel op het hoofd geslagen. De vader van [verdachte] kende ik van gezicht. Ik wist dat hij [medeverdachte 1] heet. Ik wist alleen niet dat het de vader van [verdachte] was. Ik heb tijdens het gebeuren [verdachte] wel “pap” tegen [medeverdachte 1] horen zeggen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] [17] blijkt het volgende:
Naar aanleiding van een melding op vrijdag 2 augustus 2013, omstreeks 07:45 uur van een overval op een woning aan de [adres 2] te Venlo, hoorde ik verbalisant [verbalisant 2] om 07:55 uur, die dag, op de [adres 1] te Venlo een mannelijke getuige. Deze deelde mij mede dat hij uit angst voor represailles zijn naam niet wilde geven maar wel anoniem wilde verklaren wat hij gezien had. Hij verklaarde vervolgens:
Op vrijdag 2 augustus 2013, omstreeks 07:45 uur, werden wij wakker van geschreeuw op straat. Ongeveer 50 meter in de straat zag ik dat op de [adres 1] op een oprit een man op de grond lag die onder het bloed zat. Deze lag op de aldaar gelegen oprit tussen een geparkeerde auto en een tuinschutting van de achtertuin van een woning van de [adres 2] . Even hiernaast zat een man op de grond tegen de schutting aan. Ik zag dat ook deze man onder het bloed zat. Ik zag dat bij deze zittende man nog een andere man stond die de zittende man met kracht meerdere malen met een honkbalknuppel tegen het hoofd sloeg. Verder stonden er nog 3 of 4 andere mannen op de oprit waarvan ik achteraf vermoed dat die allemaal bij de dadergroep behoorden. Ik hoorde namelijk dat de man die met een honkbalknuppel aan het slaan was tijdens het slaan riep: “Bij mij inbreken waar mij kind bij is!” Ik zag dat de man maar door bleef slaan met de honkbalknuppel tegen het hoofd van die zittende man tegen de schutting. Terwijl ik de oprit opliep, riep ik dat hij moest stoppen daar hij de man anders dood zou slaan. Kennelijk schrok de man hiervan en stopte met slaan. Ik zag dat de groep van 4 of 5 mannen wegliep.
Uit het proces-verbaal sporenonderzoek [18] blijkt het volgende:
Ik heb de binnenrand van de pet, aangetroffen binnenzijde tuinpoort [adres 2] , SINAAGM9756NL, ter hoogte van het voorhoofd bemonsterd (SIN AAFW3794NL) en ik heb de binnenrand van de pet, aangetroffen buitenzijde achter omgang [adres 2] , SINAAGM9755NL, ter hoogte van het voorhoofd bemonsterd (SIN AAFW3793NL).
(SIN AAFW3794NL)
Blijkens een schrijven van het NFI is een match gevonden tussen een DNA-profiel van een spoor uit Nederland en een DNA-profiel van een persoon uit Duitsland. De matchkans van de bij de match betrokken DNA-kenmerken is één op 733 miljoen. Het betreft de verdachte [medeverdachte 2] . [19]
(SIN AAFW3793NL)
Het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] is betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek. Zijn profiel past bij het aangetroffen profiel. De matchkans van de bij de match betrokken DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard. [20]
Conclusie
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte [verdachte] betrokken is geweest bij het uitoefenen van geweld op de personen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , zoals in de bewijsmiddelen omschreven. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de verklaringen van de aangevers. Waar de verklaringen weliswaar op details verschillen, komen ze op wezenlijke punten overeen. Die wezenlijke punten hebben betrekking op het aantal personen dat hen heeft aangevallen, het feit dat ze zijn aangevallen met honkbalknuppels en de identificatie van de verdachte(n). Buiten de identificatie van de verdachten worden de verklaringen van aangevers ondersteund door verscheidene getuigenverklaringen over het gebruikte geweld, de medische informatie en het DNA-bewijs. De verdachte heeft tot en met de behandeling ter terechtzitting gezwegen, waardoor er ook geen rekening kan worden gehouden met een ander scenario.
Voorbedachten rade
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachten rade" moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank kan dat niet vaststellen doordat de verdachte geen inzicht heeft gegeven in wat er voor en ten tijde van het begaan van de feiten in hem is omgegaan. Verder kan uit de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit evenmin onomstotelijk worden vastgesteld dat er sprake is van “voorbedachten rade”. De rechtbank zal de verdachte derhalve hiervan (partieel) vrijspreken.
Kwalificatie
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte en/of zijn medeverdachten door meermalen met kracht te slaan met een honkbalknuppel op het hoofd van [slachtoffer 2] het aanmerkelijke risico op de koop toe hebben genomen dat [slachtoffer 2] door zijn handelen zou komen te overlijden. Blijkens de medische informatie heeft [slachtoffer 2] onder meer een schedelbreuk en een bloeding tussen het harde hersenvlies en het spinnenwebvlies opgelopen. Datzelfde geldt voor het slaan van [slachtoffer 1] . Ook hij is verschillende keren op zijn hoofd geraakt. Uit het feit dat zijn arm, waarmee hij de slagen naar zijn hoofd afweerde, op meerdere plaatsen is gebroken, blijkt dat er inderdaad hard en vaak werd geslagen. Dit had fataal kunnen zijn, ware het niet dat [slachtoffer 1] zijn armen voor zijn hoofd kon houden.
De rechtbank is verder van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat de verdachte of zijn medeverdachten door hun handelen de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat [slachtoffer 3] zou komen te overlijden. Verder is uit de gebezigde bewijsmiddelen niet vast te stellen dat aan haar zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Daarvoor biedt het procesdossier onvoldoende bewijs.
De rechtbank stelt wel vast dat door het handelen van de verdachte hij gepoogd heeft haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Door met een honkbalknuppel op het hoofd en lichaam te slaan, is de kans immers groot dat er zwaar lichamelijk letsel kan ontstaan.
Medeplegen
De kwalificatie medeplegen vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, welke samenwerking in de onderhavige zaak dient te zijn gericht op poging doodslag van
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 3] . Dat vergt dat de bewezen verklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan die feiten van voldoende gewicht dient te zijn om als medeplegen te kunnen worden aangemerkt. Voorts dient er zowel opzet op de samenwerking als opzet op het gronddelict te bestaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte met een viertal anderen (waaronder de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) samen met (honkbal)knuppels optrokken naar de woning waar de slachtoffers woonden. De verdachten hebben zich letterlijk een weg in de woning geslagen door de voordeur eruit te halen en de voorruit van de woning kapot te slaan. Drie personen zijn via de woning naar binnen gegaan, twee anderen hebben het perceel betreden via de achtertuin, zodat de slachtoffers als het ware werden ingesloten en geen kant meer op konden. De slachtoffers werden vervolgens door (in elk geval) de verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geslagen met honkbalknuppels en vuisten tegen het hoofd en lichaam. Pas nadat ze door een buurman werden gesommeerd te stoppen, is het geweld gestopt en zijn zij als groep weer vertrokken. De rechtbank beschouwt dit gezamenlijk optreden van verdachten als nauwe en bewuste samenwerking en acht zowel het opzet op de samenwerking als het opzet op de poging doodslag van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 3] daarmee bewezen.
Feit 2
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [21] blijkt het volgende:
Op 22 augustus 2013 werd te Venlo de personenauto bestuurd door [verdachte] klemgereden na een achtervolging. Op de bijrijdersstoel lag een heup/schoudertasje. Verbalisant [verbalisant 3] trof in het tasje een plastic boterhammenzakje aan met een aantal witte pillen, alsmede een aantal pasjes die aan de verdachte zijn teruggeven.
Blijken de kennisgeving van inbeslagneming zijn de pillen inbeslaggenomen. Deze pillen zijn onderzocht door het NFI. De 15 pillen bevatten MDMA, vermeld op lijst I van de Opiumwet. [22]
Conclusie
De rechtbank acht gelet op de gebezigde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte opzettelijk 15 pillen, bevattende MDMA voorhanden heeft gehad. De verdachte had er immers de beschikkingsmacht over.
Feit 3
Uit het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] [23] blijkt het volgende:
Op 14 oktober 2013 liep ik tussen 09.45 en 10.00 uur vanuit de bibliotheek, via de trap, terug naar afdeling D. Ik stond voor de toegangsdeur in het trappenhuis, welke toegang verschaft tot de centrale ruimte. Ik stond te wachten. Ik voelde dat ik geslagen werd ter hoogte van mijn linker oor. Ik voelde dat ik met kracht werd geslagen. Ik werd van achteren geslagen. Ik zag toen ik me omdraaide gedetineerde [verdachte] voor me staan. Ik keek gedetineerde [verdachte] recht in zijn gezicht. Gezien de afstand waarop [verdachte] zich op dat moment van mij vandaan bevond kan het niet anders zijn dan dat [verdachte] mij geslagen heeft. De slag was voor mij totaal onverwachts. Ik voelde dat het warm werd op de plek waar ik was geslagen. Ik werd ook duizelig, maar ben niet omgevallen. Ik voelde ook pijn op de plek waar ik geslagen was. Ik heb 8 hechtingen in mijn linker oor. Mijn linker oorschelp was deels los van mijn hoofdhuid. Het gehoor van mijn linker oor is momenteel aangetast door de klap.
Uit het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] [24] blijkt het volgende:
Ik ben getuige geweest van de steekpartij op 14 oktober 2013 in de PI te Roermond. Omstreeks 10.00 uur zag ik dat de personen van de B en D vleugel zich tegenkwamen in het trappenhuis. Ik dacht in de trappengang 4 mensen te hebben gezien. Er kruiste zich in ieder geval 4 personen. Ze stonden voor de deur van het trappenhuis 2C. Ik maakte de deur open vanuit de centrale post en zag dat de persoon die sloeg eerst aanstalten maakte om door te lopen. Dit was 1 pas waarop hij zich omdraaide en het slachtoffer sloeg. Ik zag dat het slachtoffer op de grond viel. Ik zag dat het slachtoffer daarna opstond en naar zijn afdeling liep. Dit is afdeling D. Er is een klap gegeven. Ik zag dat hij zijn arm naar achter haalde en vermoed dat er kracht achter zat. Ik zag dat hij met een vuist sloeg. Ik zag dat de verdachte nadat hij had geslagen gewoon normaal doorliep naar afdeling B. Ik kan de verdachte als volgt omschrijven: groene korte broek, wit strak shirt, breed/gespierd postuur, niet kaal.
Uit het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] [25] blijkt het volgende:
Op 14 oktober 2013 omstreeks 10.00 uur kwam [slachtoffer 4] de teamkamer binnenlopen. Ik zag wat bloed bij zijn linkeroor. Ik hoorde dat [slachtoffer 4] zei: “Ik ben van achter aangevallen.” Ik hoorde dat [slachtoffer 4] de woorden [verdachte] of [verdachte] uitsprak. Ik zag dat [slachtoffer 4] een wond had achter zijn linker oor. Ik zag dat het linker oor meer van het hoofd af stond dan normaal.
Uit het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] [26] blijkt het volgende:
Op 14 oktober 2013 omstreeks 09.50 uur werd ik gebeld door een collega dat er iets was gebeurd in het trappenhuis. Ik hoorde dat ik een meneer met een groene korte sportbroek die zojuist de afdeling was opgelopen in de gaten moest houden. Ik keek in de richting van de ingang van afdeling B. Ik zag dat net gedetineerde [verdachte] binnenliep en gekleed was in een korte groene sportbroek. Er liepen meerdere gedetineerden, maar [verdachte] was de enige in een korte groene sportbroek.
Uit het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte] [27] blijkt het volgende:
Ik verblijf in het HvB in Roermond. Ik zit daar op afdeling B.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op de gebezigde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte degene is geweest die [slachtoffer 4] heeft geslagen met pijn en letsel als gevolg. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever [slachtoffer 4] , die ondersteund wordt door de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 4] . De verdachte was gekleed in een korte groene broek en op weg naar afdeling B. Er is niet geconstateerd dat een andere gedetineerde was gekleed in een korte groene broek op de afdeling waar de verdachte verbleef.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
A. primair
op 2 augustus 2013 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging met anderen die [slachtoffer 1] (meermalen) met een honkbalknuppel, in elk geval een hard voorwerp, tegen/op het hoofd en in de richting van het hoofd en tegen het lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
B. primair
op 2 augustus 2013 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging met anderen die [slachtoffer 2] (meermalen) met een honkbalknuppel, in elk geval een hard voorwerp, tegen/op het hoofd en in de richting van het hoofd en tegen het lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
C. meer subsidiair
op 2 augustus 2013 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, aan [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet tezamen en in vereniging met anderen die [slachtoffer 3] met een honkbalknuppel, in elk geval een hard voorwerp, tegen/op het hoofd en tegen het lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 21 augustus 2013 in de gemeente Venlo opzettelijk aanwezig heeft gehad 15 tabletten, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op 14 oktober 2013 in de gemeente Roermond opzettelijk mishandelend [slachtoffer 4] met een hand/vuist tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
A. primair
medeplegen van poging tot doodslag
en
B. primair
medeplegen van poging tot doodslag
en
C. meer subsidiair
medeplegen van poging tot zware mishandeling
Feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 3:
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf en/of de maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat bij de straftoemeting rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat er sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn en dat de verdachte inmiddels 11 maanden in voorarrest heeft doorgebracht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een dubbele poging tot doodslag, en aan een poging tot zware mishandeling. Daarnaast heeft de verdachte zich nog schuldig gemaakt aan een mishandeling en aan een overtreding van de Opiumwet. Het zwaartepunt ligt bij het levensdelict en de delicten gericht tegen de lichamelijke integriteit van personen. De verdachte is samen met anderen op 2 augustus 2013 vroeg in de ochtend op pad gegaan richting de woning van de slachtoffers. Het motief voor de gang naar hun woning was kennelijk gelegen in het feit dat [slachtoffer 1] . en [slachtoffer 2] ‘verdacht’ werden van een inbraak in een woning van een lid van de familie [verdachte] . Na de broers te hebben waargenomen is de groep waartoe de verdachte behoorde achter hen aan gerend. De slachtoffers wisten de voordeur van de woning alwaar ook hun moeder [slachtoffer 3] verbleef ternauwernood te sluiten. De groep personen liet zich echter niet tegenhouden door een gesloten voordeur. Ze ramden er doorheen en ze sloegen met honkbalknuppels de voorruit aan diggelen. Een drietal personen kwam de woning in en sloeg erop los. Zowel de woningraad als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun moeder werden niet gespaard. Met grof geweld werden zij geslagen, overal waar de verdachte en zijn medeverdachten hen konden slaan. Zich een weg banend naar buiten, kwamen de slachtoffers in de tuin terecht. Via de tuindeur aan de achterzijde van de woning waren al twee aanvallers de tuin binnengedrongen. De slachtoffers zaten klem en konden niet meer vluchten. De verklaringen van de slachtoffers spreken boekdelen waar het gaat over de explosieve uitoefening van geweld op hen en de gevolgen daarvan. De slachtoffers waren zeer angstig, zo angstig dat een van de slachtoffers het in de broek deed van angst. De slachtoffers lopen allen in verschillende gradaties letsel op en het mag eigenlijk een wonder heten dat ze het nog alle drie kunnen navertellen. Een derde heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat de agressors zijn gestopt. Wat er is gebeurd heeft een enorme impact op de slachtoffers gehad en de gevolgen ervan zijn nog immer voelbaar bij de moeder, die in een emotionele slachtofferverklaring uit de doeken heeft gedaan wat haar en haar zoons door de verdachten is aangedaan en wat het nog tot op de dag van vandaag met haar doet: op klaarlichte dag in een woning, waar je je veilig mag voelen, worden aangevallen en toegetakeld en daarnaast getuige zijn hoe je familieleden bijna dood worden geslagen.
Deze agressieve en laffe daad kan maar één reactie rechtvaardigen en dat is een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een andere of lichtere sanctie volstaat niet. Voor ‘eigen rechter’ spelen, op welke manier dan ook, is uit den boze, en zoals de verdachte en zijn medeverdachten in deze zaak wraak hebben willen nemen, is volstrekt onacceptabel.
De verdachte heeft ervoor gekozen zes jaar lang geen verklaring af te leggen. Van enig berouw is dan ook geen sprake. De houding van de verdachte maakt dat er geen omstandigheden zijn waar de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening mee kan houden. Het feit dat de verdachte een vaste baan heeft, maakt niet dat de rechtbank de straf zal beperken. Daarvoor zijn de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan te ernstig. De verdachte heeft een strafblad met daarop diverse veroordelingen tot vrijheidsbenemende straffen; de verdachte was nog geen jaar vrij toen hij dit feit beging en liep in een proeftijd. Waar de rechtbank nog rekening mee houdt is dat de verdachte eruit springt in de explosie van geweld. Uit de verklaringen van de slachtoffers is duidelijk te herleiden dat de verdachte het meest tekeer ging en hard op de slachtoffers insloeg. Zelfs zijn vader kon hem niet indammen, toen hij zei dat het wel genoeg was geweest.
Terwijl hij nota bene voor de hiervoor beschreven feiten in voorarrest zat, heeft hij zonder aanleiding en onverhoeds een medegedetineerde zo hard tegen zijn hoofd heeft geslagen dat een deel van het oor van zijn hoofd werd gescheiden. De verdachte toont zich zeer gewelddadig en dat baart de rechtbank zorgen.
Ten slotte heeft de verdachte nog 15 tabletten harddrugs opzettelijk aanwezig gehad.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor alle delicten tezamen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar. Waar het zwaartepunt ligt, heeft de rechtbank al duidelijk gemaakt.
De enige reden waarom de rechtbank zal afwijken van genoemd uitgangspunt, is gelegen in de omstandigheid dat de redelijke termijn in forse mate is overschreden. De verdachte werd op 22 augustus 2013 aangehouden. Dat is naar het oordeel van de rechtbank het moment waarop de redelijke termijn begint te lopen. Uitgangspunt is dat de behandeling van een strafzaak tot en met het wijzen van het eindvonnis niet meer dan twee jaar dient te duren. Het eindvonnis zou dan op 22 augustus 2015 moeten zijn gewezen. In april 2018 heeft een terechtzitting plaatsgevonden waarop de zaak inhoudelijk zou worden behandeld. Op dat moment was de redelijke termijn reeds met twee jaar en acht maanden overschreden. Uiteindelijk is de inhoudelijke behandeling pas op 15 april 2019 afgerond. Dat laatste jaar zal de rechtbank niet meer bij de overschrijding betrekken omdat deze vertraging samenhangt met verzoeken van de verdediging om nog een groot aantal getuigen te horen en meer tijd te krijgen om te reageren op een gewijzigde tenlastelegging, zodat die tijd niet aan de vervolgende of berechtende instantie dient te worden toegerekend. De vertraging van de eerder genoemde 2 jaar en 8 maanden is niet te wijten aan de verdediging. Sterker nog, een van de verdachten heeft op een voortvarende behandeling van het proces aangedrongen. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat mede door capaciteitsproblemen de zaak lang is blijven liggen. De rechtbank is van oordeel dat het maatschappelijk, zeker ook naar de slachtoffers, niet te verantwoorden is dat deze zaak met zoveel vertraging van de zijde van het OM is opgepakt en behandeld. Het OM treft derhalve ook blaam voor de gang van zaken. Bij een meer maatschappelijk verantwoorde opstelling van het OM had gepast dat aan deze zaak hogere prioriteit was gegeven.
Alles overwegende zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 7 jaar met aftrek van het voorarrest.

8.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 13.100,00 ter zake van feit 1, waarvan € 12.500,- voor geleden immateriële schade (smartengeld).
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 12.271,94 ter zake van feit 1, waarvan € 7.500,- voor geleden immateriële schade (smartengeld).
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar.
Tevens dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] op het standpunt dat de vordering voor wat betreft de immateriële schade dient te worden gematigd. De jurisprudentie waarnaar de benadeelde partij verwijst komt niet overeen met de gebeurtenissen en gevolgen van de onderhavige zaak. Voor het overige dient de benadeelde in de vordering ter zake de immateriële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De verdediging stelt zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] op het standpunt dat de vordering voor wat betreft de immateriële schade dient te worden gematigd. Ten aanzien van de vordering ter zake de materiële posten (vloer woning en huishoudelijke hulp) dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard omdat deze posten niet (met stukken) zijn onderbouwd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en omvang van het letsel dat de slachtoffers hebben opgelopen, zal de rechtbank de vorderingen ter zake de immateriële schade van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gedeeltelijk toewijzen. Het toe te wijzen bedrag voor geleden immateriële schade zal de rechtbank in redelijkheid vaststellen op een bedrag van € 5.000,- voor [slachtoffer 2] en € 2.500,- voor [slachtoffer 3] . Voor het overige zullen de benadeelde partijen in hun vorderingen ter zake niet-ontvankelijk worden verklaard omdat de vorderingen daartoe niet zijn onderbouwd met bijvoorbeeld een (actueel) rapport van een psycholoog waaruit blijkt hoe het nu gaat met de psychische gesteldheid na de gebeurtenissen in 2013. Overigens merkt de rechtbank nog op dat de jurisprudentie waarnaar namens de benadeelde partijen wordt verwezen niet zonder meer vergelijkbaar is met de onderhavige casus.
De gevorderde materiële schade in de zaak van [slachtoffer 2] is niet betwist en het gevorderde bedrag ad. € 600,00 wordt toegewezen.
De gevorderde materiële schade in de zaak van [slachtoffer 3] is voor wat betreft de posten ‘vloer woning’ en ‘huishoudelijke hulp’ betwist. Voor het overige is het gevorderde niet betwist. De rechtbank heeft, gelet ook op de onderbouwing ter zitting, voldoende aanwijzingen in het dossier aangetroffen dat de vloer in de woning is beschadigd en acht het aannemelijk dat [slachtoffer 3] een tijd afhankelijk is geweest van huishoudelijke hulp. De totaal gevorderde materiële schade ad. € 4.771,94 wordt dan ook toegewezen.
De rechtbank acht voormelde schade het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde onder feit 1. De verdachte is tezamen met zijn medeverdachten voor deze schade hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij zal aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
De rechtbank zal de verdachte tevens veroordelen in de kosten van de rechtsbijstand van de benadeelde partij, waarbij zij tot uitgangspunt neemt dat de gemachtigde voor de beide benadeelde partijen tezamen is opgetreden en jegens drie verdachten is opgetreden, zodat de rechtbank redelijk acht dat de verdachte per benadeelde partij € 360,- verschuldigd is, namelijk 1 punt van het toepasselijke liquidatietarief voor kantonzaken.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, aan de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij onherroepelijk arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 27 mei 2009 in de zaak met parketnummer 20/001852-08.
Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd in die zin dat een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van 6 maanden wordt gevorderd.
De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen.
Door het plegen van het bewezenverklaarde heeft de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.
De verdachte heeft dus de algemene voorwaarde overtreden die aan de voorwaardelijk opgelegde straf was verbonden.
De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van de (gewijzigde) vordering en zal deze toewijzen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 63, 287, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 1 C primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een gevangenisstraf van
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • beveelt de gevangenneming van de verdachte met ingang van heden;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 5.000 aan immateriële schade en € 600,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 2 augustus 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op € 360,00;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van € 5.000,00 aan immateriële schade en € 600,00 aan materiële schade, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 63 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 2 augustus 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door en of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 2.500,00 aan immateriële schade en € 4.771,94 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 2 augustus 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op € 360,-;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van € 2.500,00 aan immateriële schade en € 4.771,94 aan materiële schade , bij niet betaling en verhaal te vervangen door 71 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 2 augustus 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
De vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 20/001852-08
- gelast dat de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, alsnog gedeeltelijk zal worden tenuitvoergelegd en wel voor de duur van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Verkijk, voorzitter, mr. drs. J.M.A. van Atteveld en
mr. dr. D.L.F. de Vocht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 april 2019.
Buiten staat
Mr. drs. J.M.A. van Atteveld en mr. dr. D.L.F. de Vocht zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
A.
hij op of omstreeks 2 augustus 2013 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet die [slachtoffer 1] (meermalen) met een honkbalknuppel, in elk geval een hard voorwerp, tegen/op het hoofd en/of in de richting van het hoofd en/of tegen het lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat
hij op of omstreeks 2 augustus 2013 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet die [slachtoffer 1] (meermalen) met een honkbalknuppel, in elk geval een
hard voorwerp, tegen/op het hoofd en/of in de richting van het hoofd en/of tegen het lichaam, te slaan;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden, dat
hij op of omstreeks 2 augustus 2013 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet die [slachtoffer 1] (meermalen) met een honkbalknuppel, in elk geval een hard voorwerp, tegen/op
het hoofd en/of in de richting van het hoofd en/of tegen het lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
B.
hij op of omstreeks 2 augustus 2013 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet die [slachtoffer 2] (meermalen) met een honkbalknuppel, in elk geval een hard voorwerp, tegen/op het hoofd en/of
in de richting van het hoofd en/of tegen het lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat
hij op of omstreeks 2 augustus 2013 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet die [slachtoffer 2] (meermalen) met een honkbalknuppel, in elk geval een
hard voorwerp, tegen/op het hoofd en/of in de richting van het hoofd en/of tegen het lichaam, te slaan;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat
hij op of omstreeks 2 augustus 2013 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet die [slachtoffer 2] (meermalen) met een honkbalknuppel, in elk geval een hard voorwerp, tegen/op
het hoofd en/of in de richting van het hoofd en/of tegen het lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
C.
hij op of omstreeks 2 augustus 2013 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 3] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, die [slachtoffer 3] (meermalen) met een honkbalknuppel, in elk geval een hard voorwerp, tegen/op het hoofd en/of in de richting van het hoofd en/of tegen het lichaam, heeft geslagen;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat
hij op of omstreeks 2 augustus 2013 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
althans met dat opzet die [slachtoffer 3] (meermalen) met een honkbalknuppel, in elk geval een hard voorwerp, tegen/op het hoofd en/of in de richting van het hoofd en/of tegen het lichaam, te slaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat
hij op of omstreeks 2 augustus 2013 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet die [slachtoffer 3]
(meermalen) met een honkbalknuppel, in elk geval een hard voorwerp, tegen/op het hoofd en/of in de richting van het hoofd en/of tegen het lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 21 augustus 2013 in de gemeente Venlo opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 15 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op of omstreeks 14 oktober 2013 in de gemeente Roermond opzettelijk mishandelend [slachtoffer 4] met een hand/vuist in het gezicht (ter hoogte van de slaap), althans tegen het hoofd (ter hoogte van de slaap) heeft geslagen, terwijl hij in die hand/vuist een sleutelbos vasthield, althans met een vuist tegen het hoofd heeft gestompt, waardoor die [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg-Noord, Recherche Venlo, BVH- registratienummer 2013069299, gesloten d.d. 2 maart 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 219.
2.Processen-verbaal van aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , doorgenummerde dossierpagina’s 11-13, 27-37 en 39-45.
3.Geschrift betreffende medische informatie over [slachtoffer 1] d.d. 9 augustus 2013, doorgenummerde dossierpagina 26.
4.Geschrift betreffende medische informatie over [slachtoffer 2] d.d. 9 augustus 2013, doorgenummerde dossierpagina 38.
5.Geschrift betreffende medische informatie over [slachtoffer 3] d.d. 16 augustus 2013, doorgenummerde dossierpagina 46.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 3 en 4.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2013, doorgenummerde dossierpagina 6.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2013, doorgenummerde dossierpagina 7.
9.Proces-verbaal van aangifte d.d. 2 augustus 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 11 t/m 13.
10.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer 1] d.d. 3 augustus 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 14 t/m 16.
11.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 10 juni 2014.
12.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 4 augustus 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 27 tot en met 37 en 181 tot en met 184.
13.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris d.d. 10 juni 2014.
14.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 2 augustus 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 39 tot en met 45.
15.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 3] d.d. 3 augustus 2013, doorgenummerde dossierpagina 48.
16.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris d.d. 10 juni 2014.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 54 en 55.
18.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 4 september 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 196 t/m 198.
19.Geschrift, opgemaakt door het NFI, d.d. 10 oktober 2013, doorgenummerde dossierpagina 206 icm dossierpagina 207.
20.Deskundigenrapport NFI d.d. 4 oktober 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 121-122.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 augustus 2013, doorgenummerde dossierpagina 95-96.
22.Geschrift zijnde een kennisgeving van inbeslagneming, doorgenummerde dossierpagina 128 en het NFI deskundigenrapport d.d. 12 september 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 125 en 126.
23.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 28 oktober 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 285-287.
24.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] , d.d. 14 oktober 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 244-245.
25.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] , d.d. 16 oktober 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 247-248.
26.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 4] , d.d. 16 oktober 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 249-250.
27.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte] , d.d. 14 oktober 2013, doorgenummerde dossierpagina 235.