4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding (Feit 1)
Op 2 augustus 2013 werden [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te Venlo slachtoffer van geweld dat tegen hun was gericht. Zij werden in hun woning, tuin en op een oprit belaagd door een vijftal personen, gewapend met honkbalknuppels. Zij werden (meermalen) met een honkbalknuppel op hun hoofd en tegen hun lichaam geslagen.[slachtoffer 1] heeft een wond op het hoofd en een gebroken onderarm en middenhandsbeentje opgelopen.[slachtoffer 2] heeft een bloeduitstorting in de schedel, een schedelbreuk, een bloeding tussen het harde hersenvlies en het spinnenwebvlies en een open botbreuk van de rechter onderarm opgelopen. Hij is aan zijn onderarm geopereerd.[slachtoffer 3] heeft een wond op het hoofd opgelopen.De slachtoffers hebben verklaard dat de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrokken waren bij het geweld jegens hen. De verdachte [verdachte] beroept zich op zijn zwijgrecht.
De rechtbank ziet zich voor de beantwoording van de vraag gesteld of de verdachte [verdachte] betrokken is geweest bij het geweld dat jegens de slachtoffers is uitgeoefend.
De rechtbank zal hierna een selectie uit de bewijsmiddelen weergeven en vervolgens daaruit conclusies trekken.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1]vermeldt het volgende:
Op 2 augustus 2013, omstreeks 07.45 uur, kwam ik op de [adres 1] . Ik werd gewezen naar de oprit van perceel [X] . Ik zag dat twee mannen en een vrouw gewond op de oprit zaten. Deze vrouw was de mij ambtshalve bekende [slachtoffer 3] . De twee gewonde mannen herkende ik als haar zoons, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ik zag dat [slachtoffer 2] op de grond lag, met zijn hoofd in de richting van de weg. [slachtoffer 2] klaagde over hoofdletsel en letsel aan zijn rechter arm. Rechts naast [slachtoffer 2] zat met zijn rug tegen de houten afscheiding [slachtoffer 1] . Deze klaagde over duizeligheid en pijn aan zijn arm. [slachtoffer 3] zat met haar rug tegen de garage van perceel [adres 1] . [slachtoffer 3] had een hoofdwond. Door zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 1] werd aan mij medegedeeld dat in hun woning was binnengedrongen. Hierna hadden zij klappen gehad van een aantal mannen (5 of 6 personen). [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] deelden mij mede dat zij die personen kenden. Twee van de vijf personen kenden zij als [verdachte] en zijn vader. [verdachte] was de persoon die met een honkbalknuppel had geslagen. Ik heb een onderzoek ingesteld. Hierbij trof ik in de tuin van de [adres 2] twee petjes aan.
Voorts vermeldt [verbalisant 1]:
Op 2 augustus 2013, omstreeks 10.45 uur, sprak ik met [slachtoffer 3] [ [slachtoffer 3]
, rechtbank]. Deze deelde mij ongevraagd mede dat zij gehoord had dat de daders hadden geroepen dat ze niet hadden moeten inbreken waar kinderen bij waren. Het was haar bekend dat er was ingebroken bij [verdachte] . Haar zoons werden hier schijnbaar van verdacht. [slachtoffer 3] deelde verder mede dat naast [verdachte] en zijn vader, ook nog een broertje genaamd [medeverdachte 2] bij de daders was. Op mijn vraag of de in hun achtertuin aangetroffen petjes van [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] waren, deelden beiden mede dat deze petjes niet van hun waren. Deze petjes werden gedragen door [verdachte] en een andere persoon.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1]blijkt het volgende:
Naar aanleiding van een mededeling van [slachtoffer 3] werd gezocht naar de personalia van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] blijkt een halfbroer te zijn van [verdachte] . Hij is geadopteerd en zijn originele naam was [naam] . [medeverdachte 2] heeft een naamsverandering gedaan en zijn personalia luiden: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortegegevens medeverdachte 2] .
In het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1]is zijn verklaring opgenomen:
Ik werd vandaag wakker omstreeks 07.30 uur en ben toen naar onder gelopen. Toen ik onder was, zag ik op een gegeven moment dat er een aantal personen voorbij mijn woning liep. Het adres betreft [adres 2] . Ik woon hier met mijn moeder, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . Mijn broertje en ik wonen bij mijn moeder. Toen ik naar het raam in de woonkamer liep, zag ik een vijftal mannen lopen. Twee mannen droegen een petje. Ik heb mijn broertje geroepen. Deze lag nog in bed. Mijn broertje kwam meteen naar onder. Toen deze aankwam in de woonkamer hoorde ik al gebons op de voordeur en even later ook op de ruit van het grote woonkamerraam. Mijn moeder was op dat moment ook al in de woonkamer, zij was kort na mij opgestaan. Vrijwel meteen nadat [slachtoffer 2] in de woonkamer kwam, hoorde ik die harde bonzen op de voordeur. Het leek erop alsof men met een stormram bezig was. Op hetzelfde tijdstip hoorde ik dat het grote raam aan diggelen ging. Mij broertje en ik probeerden toen de tussendeur van de gang naar de woonkamer dicht te houden. Wij hadden snel door dat ons dat niet ging lukken om deze mannen tegen te houden. Ik riep tegen mijn moeder dat ze de woning aan de achterzijde moest verlaten. Mijn moeder was helemaal in paniek. Op een gegeven moment hebben mijn broertje en ik door dat we de tussendeur niet kunnen dichthouden en proberen wij ook via de keuken de achtertuin in te rennen. Ik zie voor mijn gevoel 3 mannen de woonkamer inkomen. Mijn moeder stond al in de tuin toen [slachtoffer 2] en ik er ook aankwamen. In de woonkamer kregen we ook al klappen, dit waren vuistslagen. Ik hoorde toen iemand roepen “Je hebt bij mij ingebroken”. Ik herkende [verdachte] , hem ken ik al mijn hele leven, van de stad, van alles. Ik weet niet waar dit over ging. Buiten in de achtertuin aangekomen zie ik twee man door de houten tuinpoort de tuin binnenkomen.
Dit is een wankele houten poort die niet afgesloten was. Een van deze twee mannen herkende ik, dit was [medeverdachte 2] , dit is een halfbroertje van [verdachte] . Ik zag dat hij een honkbalknuppel vast had. Wij weten ons dan toch de tuin uit te vechten en buiten de achtertuin op de oprit van de buren uit te komen. Hier zag en voelde ik dat we door drie mannen, die allemaal een knuppel vast hadden totaal in elkaar werden geslagen. Ik kan u zeggen dat wij allemaal zeker door elk persoon met een knuppel in de hand geraakt zijn. De mannen die de knuppel vast hadden zijn: de vader van [verdachte] , [medeverdachte 1] , [verdachte] zelf en [medeverdachte 2] . Ik heb zeker 10 klappen gehad. Ik heb klappen op mijn benen en rug gehad. Mijn rechterarm is op 3 plaatsen gebroken. Ik voel 3 builen op mijn hoofd. Ik heb gevreesd voor mijn leven. Ik dacht dat mijn broertje dood was, zo stil lag hij. Mijn moeder had een flinke hoofdwond. Ik hoorde ook mensen roepen: “Laat die jongens met rust met die knuppels”. Als deze mensen niet waren gekomen waren ze gewoon doorgegaan. Toen zag ik dat de mannen wegrenden.
Uit het proces-verbaal verhoor van de getuige [slachtoffer 1]blijkt dat hij het volgende verklaart:
De verwachtingen zijn zo dat ik op 11 augustus weer wordt geopereerd om mijn rechterarm met plaatjes te herstellen. Ik heb een gecompliceerde onderarmbreuk. Ik kan zeggen dat ik van [medeverdachte 1] en van [verdachte] en van [medeverdachte 2] allemaal klappen met de knuppel heb gehad. Ik heb ook gezien in tegenstelling tot wat ik gister heb verklaard dat [verdachte] mijn moeder recht in de ogen aankeek en haar sloeg met een knuppel. Ik zag dat hij vol uithaalde en haar vol op de linkerzij en achterkant raakte. Mijn moeder viel toen op de grond. Ik zag dit vanaf een afstand van 1 tot 1,5 meter afstand. Ik hoorde dat mijn moeder kort voor deze klap riep: “Schei uit met slaan, het is genoeg geweest”. Ik ken [verdachte] van Thai boxen. Ook mijn broertje [slachtoffer 2] heeft met hem gevochten. [medeverdachte 2] en [verdachte] hadden een pet op.
Uit het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissarisblijkt dat hij het volgende verklaart:
In de tuin ben ik door [verdachte] en [medeverdachte 2] meerdere malen met een knuppel geslagen. Het was [verdachte] die het vaakste sloeg. Hij bleef slaan en sloeg onmenselijk hard. Ik heb bij het afweren van de slagen mijn arm op drie plaatsen gebroken. Ik ben ook gewond geraakt aan mijn hoofd door de klappen die ik niet kon afweren. Ik heb ook gezien dat [verdachte] mijn moeder met een knuppel geslagen heeft. Ik heb ook gezien dat [verdachte] mijn broer met een knuppel geslagen heeft.
In het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2]is de volgende verklaring opgenomen:
Op 2 augustus 2013 maakte mijn broer mij wakker. Hij zei dat er rare figuren buiten waren die raar bij ons naar binnen keken. Ik ben naar buiten gegaan om te kijken wat er aan de hand was. Ik keek samen met mijn broer. Ik zag een groep mannen. Ik dacht dat het vijf of zes mannen waren en ik zag dat ze een grote zwarte sporttas bij zich hadden. Ik zag dat ze op ons afkwamen. Ik en mijn broer zijn toen snel naar binnen gevlucht. Ik zag de mannen voorbij het raam komen en ik zag dat ze iets in de handen hadden. Ik had tijdens het rennen al gezien dat ze iets uit de tas hadden gehaald. Volgens mij hadden ze een ijzeren en een houten honkbalknuppel en nog iets van ijzer. Die mannen ramden de deur eruit. Ze waren op dat moment in het halletje. Ik probeerde uit alle macht de deur naar de woonkamer dicht te houden. Ik voelde dat die mannen met kracht de deur open probeerden te duwen. Ze kregen de deur dan ook niet open, maar ze sloegen vervolgens het raam van de woonkamer in. Toen de mannen het raam in sloegen ging ik ook naar mijn moeder want ik wilde haar beschermen. We zijn de achterdeur uit gerend. We waren toen achter onze woning op het binnenplaatsje. Ik zag dat er een man achter ons aan kwam en ik herkende deze man als iemand waarmee ik vroeger op Thai boksen heb gezeten. Zijn naam is [verdachte] . [verdachte] zei “Jullie hebben bij mij ingebroken”. Ik zei hem dat dat niet zo was. Toen gingen die mannen helemaal door het lint. Ik zag dat [verdachte] een honkbalknuppel had en ik zag dat hij met deze knuppel wilde slaan. Ik heb de slag afgeweerd met mijn arm. Ik zag dat achter [verdachte] nog twee personen stonden. Ik herkende daarvan nog een persoon. Dat was [medeverdachte 2] . Mijn moeder was tijdens het naar buiten rennen gevallen. Zij lag achter mij op de grond. Mijn broer probeerde mijn moeder omhoog te helpen. Op dat moment trapten twee mannen de poort van onze achtertuin in en ook zij kwamen het binnenplaatsje oprennen. Ik herkende van die twee mannen er een als de vader van [verdachte] . Ik weet niet hoe hij heet, maar hij was altijd bij de wedstrijden van het boksen. We werden toen van alle kanten belaagd. Ik zag dat [verdachte] op alles sloeg wat hij kon raken. Ik zag dat hij zoveel mogelijk schade toe wilde brengen. Ik zag dat aan zijn ogen en zijn woede. Hij heeft ook mijn moeder geslagen. Ik heb dat niet goed kunnen zien, maar ik zag wel dat het haar van moeder helemaal rood was van het bloed. Ik zag de vader van [verdachte] . Ik wilde hem van mij wegtrappen, maar ik had overal bloed op mijn gezicht en ik kreeg ook van hem een klap met zijn rechtervuist tegen mijn hoofd. Dat ging denk ik met kracht want ik moest er een stap van achteruit doen. Direct daarna kreeg ik weer een klap met een honkbalknuppel op mijn rechteroor. Die klap op mijn oor kreeg ik van [verdachte] , dat weet ik zeker. Ik heb daarna meerdere klappen gekregen. Ik merkte dat ik mijn arm niet meer kon bewegen. Ik zag dat ook mijn broer meerdere malen werd geslagen zodat wij niets meer konden doen. Ik hoorde dat er een buurman is gekomen die de boel heeft gesust. De mannen zijn daarna weggelopen.
Opmerking verbalisant: We tonen de aangever een aantal foto’s en noteren de reactie van de aangever.
Foto 1: Ik herken die persoon als degene die ik de vader van [verdachte] noemde.
Foto 2: Ik herken die persoon als degene die ik [verdachte] noemde.
Foto 3: Ik herken die persoon als degene die ik [medeverdachte 2] noemde.
Uit het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissarisblijkt dat hij het volgende verklaart:
Ik weet niet zeker of op het moment dat ik naar buiten kwam er al andere mensen in de tuin waren. Ik zag dat de poort eruit vloog. De eerste die ik toen zag was [medeverdachte 1] . Die kwam door de poort de tuin in. Ik wilde [medeverdachte 1] van mij vandaan trappen. Tijdens de worsteling met [medeverdachte 1] zag ik [verdachte] en [medeverdachte 2] uit onze woning komen. [medeverdachte 1] heeft mij toen met een vuist op mijn oog geslagen. Hij had niets in zijn hand. Er werd toen door [medeverdachte 2] gezegd dat wij aan het inbreken waren waar hun kinderen liepen. Toen [verdachte] en [medeverdachte 2] uit de woning kwamen zag ik dat ze allebei een knuppel in hun hand hadden. Ik heb gezegd dat ik niet had ingebroken, en meteen kreeg ik een klap van [medeverdachte 2] met een knuppel op mijn hoofd. [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben mij beiden met hun knuppels op mijn hoofd en op mijn arm geslagen. Ik ben twee keer op mijn hoofd geraakt en ook twee of drie keer op mijn armen. Ik heb de slagen in de richting van mijn hoofd proberen af te weren met mijn armen. Als ik dat niet gedaan had, was ik op mijn hoofd geraakt.
In het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3]verklaart zij:
Ik ben vanmorgen rond 07.00 uur op gestaan en [slachtoffer 1] was ook wakker. Wij waren beneden in de huiskamer. Op dat moment zag [slachtoffer 1] mannen buiten staan, die door onze woonkamerraam naar binnen stonden te kijken. Ik hoorde, dat [slachtoffer 1] naar boven riep naar zijn broer: “ [slachtoffer 2] , kom naar beneden, volgens mij zijn er inbrekers.” [slachtoffer 2] kwam toen ook naar beneden. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] maakten de voordeur open en ik geloof, dat ze toen zagen, dat die mannen naar de achterkant van onze woning aan het lopen waren. Ik hoorde, dat [slachtoffer 1] riep: “Hee, die hebben honkbalknuppels!” Ik hoorde, dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] direct weer naar binnen kwamen en de voordeur dicht maakten. Ik stond toen nog in de huiskamer. Ik hoorde, dat [slachtoffer 1] riep: “Mam, achteruit eruit.” Ik hoorde, dat er tegen het woonkamerraam geslagen werd met een hard voorwerp en ik hoorde direct daarop glasgerinkel. Ze hadden dus de ruit van de woonkamerraam ingeslagen in de tijd, dat wij probeerden achter uit onze woning naar buiten te vluchten. Wij zijn door de achterdeur naar buiten gegaan. Ik hoorde dat de mensen door het kapotte woonkamerraam naar binnen kwamen en achter ons aan kwamen. Ik stond doodsangsten uit. Ik viel in de tuin op de grond. [slachtoffer 2] heeft mij op geraapt en wij wilden doorrennen en wij stonden toen achter op de plaats. Ik zag toen, dat er ook al 2 mensen achterom stonden. Die waren blijkbaar achterom gelopen. Dat waren 2 mannen. Ik kende ze wel van gezicht. Ik zag, dat die mannen honkbalknuppels hij zich hadden en ik zag, dat ze [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] sloegen waar ze maar konden. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] probeerden die klappen af te weren en de hele schutting is eruit gegaan omdat ze probeerden weg te komen en dit in de tuin niet lukte. Mij hadden ze toen nog niet gezien en ik was aan het schreeuwen: “hou op hou op!.” Ik zag, dat er vanuit de woning uit de keukendeur 3 mannen kwamen. Ik kende die mannen wel. Ik zag dat dat [verdachte] was. Ik weet de achternaam van die man niet. Ik ken [verdachte] ook omdat hij op Thai boxen heeft gezeten samen met mijn zoon [slachtoffer 1] . Ik herkende ook de vader van [verdachte] . Die man heet [medeverdachte 1] . De derde man is [medeverdachte 2] of zoiets. Ik zag, dat alle vijf de mannen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] sloegen. Ik zag, dat ze heel veel klappen kregen. Ik zag, dat [verdachte] mij ook een klap met een honkbalknuppel gaf. Hij raakte mij links op mijn hoofd. Dat deed heel zeer. Ik zag dat hij mij ook aan keek. Ik heb een bloedende wond door die klap. Ik viel neer en wij lagen met zijn drieën op de grond. Ik zag, dat ze met zijn vijven op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] neer bleven slaan. Vooral [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] bleven mijn zonen slaan. Dit alles gebeurde in onze tuin maar ook op de oprit van onze achterbuurman. Ik zag, dat de achterbuurman aan kwam lopen en riep: “Het is genoeg, het is genoeg. Stop ermee.” Als die man er niet geweest was, hadden ze ons dood geslagen. Daar ben ik van overtuigd. Ze hadden zeker 3 honkbalknuppels bij zich. [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden in ieder geval elke een honkbalknuppel bij zich en sloegen daar ook mee. In het ziekenhuis bleek dat ik een gat in mijn hoofd heb aan de linkerkant. Dat is gehecht.
Uit het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 3]blijkt dat zij verklaart:
[medeverdachte 1] ken ik persoonlijk niet, maar [verdachte] riep tegen hem “pap”. Die man, waarvan ik zei dat het [medeverdachte 1] is, zei dat het wel genoeg was. Toen zei [verdachte] ; “Nee, het is nog helemaal niet genoeg, pap”. [verdachte] droeg een petje toen hij kwam en toen bij wegging had hij die niet meer op. [medeverdachte 2] droeg een pet, maar niet meer toen hij wegging.
Volgens het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3] bij de rechter-commissarisverklaart zij als volgt:
Ik heb [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met knuppels gezien. Ik heb gezien dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden geslagen. [medeverdachte 2] deed het meeste bij [slachtoffer 1] . Hij sloeg vol door en ik heb niet geteld hoe vaak er werd geslagen. [verdachte] heeft [slachtoffer 2] geslagen, maar ook [slachtoffer 1] . Hij sloeg lukraak waar hij maar raken kon. Ik heb gezien dat [slachtoffer 1] de slagen heeft afgeweerd met zijn onderarm. [medeverdachte 1] heb ik gezien op het moment dat [verdachte] op de grond lag nadat hij de container tegen zich aan had gekregen. Ik heb op enig moment toen ik zag dat [slachtoffer 2] door [verdachte] werd geslagen met de knuppel geroepen “je slaat hem dood”. [verdachte] heeft daarna mij twee keer met de knuppel op het hoofd geslagen. De vader van [verdachte] kende ik van gezicht. Ik wist dat hij [medeverdachte 1] heet. Ik wist alleen niet dat het de vader van [verdachte] was. Ik heb tijdens het gebeuren [verdachte] wel “pap” tegen [medeverdachte 1] horen zeggen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2]blijkt het volgende:
Naar aanleiding van een melding op vrijdag 2 augustus 2013, omstreeks 07:45 uur van een overval op een woning aan de [adres 2] te Venlo, hoorde ik verbalisant [verbalisant 2] om 07:55 uur, die dag, op de [adres 1] te Venlo een mannelijke getuige. Deze deelde mij mede dat hij uit angst voor represailles zijn naam niet wilde geven maar wel anoniem wilde verklaren wat hij gezien had. Hij verklaarde vervolgens:
Op vrijdag 2 augustus 2013, omstreeks 07:45 uur, werden wij wakker van geschreeuw op straat. Ongeveer 50 meter in de straat zag ik dat op de [adres 1] op een oprit een man op de grond lag die onder het bloed zat. Deze lag op de aldaar gelegen oprit tussen een geparkeerde auto en een tuinschutting van de achtertuin van een woning van de [adres 2] . Even hiernaast zat een man op de grond tegen de schutting aan. Ik zag dat ook deze man onder het bloed zat. Ik zag dat bij deze zittende man nog een andere man stond die de zittende man met kracht meerdere malen met een honkbalknuppel tegen het hoofd sloeg. Verder stonden er nog 3 of 4 andere mannen op de oprit waarvan ik achteraf vermoed dat die allemaal bij de dadergroep behoorden. Ik hoorde namelijk dat de man die met een honkbalknuppel aan het slaan was tijdens het slaan riep: “Bij mij inbreken waar mij kind bij is!” Ik zag dat de man maar door bleef slaan met de honkbalknuppel tegen het hoofd van die zittende man tegen de schutting. Terwijl ik de oprit opliep, riep ik dat hij moest stoppen daar hij de man anders dood zou slaan. Kennelijk schrok de man hiervan en stopte met slaan. Ik zag dat de groep van 4 of 5 mannen wegliep.
Uit het proces-verbaal sporenonderzoekblijkt het volgende:
Ik heb de binnenrand van de pet, aangetroffen binnenzijde tuinpoort [adres 2] , SINAAGM9756NL, ter hoogte van het voorhoofd bemonsterd (SIN AAFW3794NL) en ik heb de binnenrand van de pet, aangetroffen buitenzijde achter omgang [adres 2] , SINAAGM9755NL, ter hoogte van het voorhoofd bemonsterd (SIN AAFW3793NL).
(SIN AAFW3794NL)
Blijkens een schrijven van het NFI is een match gevonden tussen een DNA-profiel van een spoor uit Nederland en een DNA-profiel van een persoon uit Duitsland. De matchkans van de bij de match betrokken DNA-kenmerken is één op 733 miljoen. Het betreft de verdachte [medeverdachte 2] .
(SIN AAFW3793NL)
Het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] is betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek. Zijn profiel past bij het aangetroffen profiel. De matchkans van de bij de match betrokken DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard.
Conclusie
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte [verdachte] betrokken is geweest bij het uitoefenen van geweld op de personen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , zoals in de bewijsmiddelen omschreven. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de verklaringen van de aangevers. Waar de verklaringen weliswaar op details verschillen, komen ze op wezenlijke punten overeen. Die wezenlijke punten hebben betrekking op het aantal personen dat hen heeft aangevallen, het feit dat ze zijn aangevallen met honkbalknuppels en de identificatie van de verdachte(n). Buiten de identificatie van de verdachten worden de verklaringen van aangevers ondersteund door verscheidene getuigenverklaringen over het gebruikte geweld, de medische informatie en het DNA-bewijs. De verdachte heeft tot en met de behandeling ter terechtzitting gezwegen, waardoor er ook geen rekening kan worden gehouden met een ander scenario.
Voorbedachten rade
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachten rade" moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank kan dat niet vaststellen doordat de verdachte geen inzicht heeft gegeven in wat er voor en ten tijde van het begaan van de feiten in hem is omgegaan. Verder kan uit de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit evenmin onomstotelijk worden vastgesteld dat er sprake is van “voorbedachten rade”. De rechtbank zal de verdachte derhalve hiervan (partieel) vrijspreken.
Kwalificatie
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte en/of zijn medeverdachten door meermalen met kracht te slaan met een honkbalknuppel op het hoofd van [slachtoffer 2] het aanmerkelijke risico op de koop toe hebben genomen dat [slachtoffer 2] door zijn handelen zou komen te overlijden. Blijkens de medische informatie heeft [slachtoffer 2] onder meer een schedelbreuk en een bloeding tussen het harde hersenvlies en het spinnenwebvlies opgelopen. Datzelfde geldt voor het slaan van [slachtoffer 1] . Ook hij is verschillende keren op zijn hoofd geraakt. Uit het feit dat zijn arm, waarmee hij de slagen naar zijn hoofd afweerde, op meerdere plaatsen is gebroken, blijkt dat er inderdaad hard en vaak werd geslagen. Dit had fataal kunnen zijn, ware het niet dat [slachtoffer 1] zijn armen voor zijn hoofd kon houden.
De rechtbank is verder van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat de verdachte of zijn medeverdachten door hun handelen de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat [slachtoffer 3] zou komen te overlijden. Verder is uit de gebezigde bewijsmiddelen niet vast te stellen dat aan haar zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Daarvoor biedt het procesdossier onvoldoende bewijs.
De rechtbank stelt wel vast dat door het handelen van de verdachte hij gepoogd heeft haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Door met een honkbalknuppel op het hoofd en lichaam te slaan, is de kans immers groot dat er zwaar lichamelijk letsel kan ontstaan.
Medeplegen
De kwalificatie medeplegen vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, welke samenwerking in de onderhavige zaak dient te zijn gericht op poging doodslag van
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 3] . Dat vergt dat de bewezen verklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan die feiten van voldoende gewicht dient te zijn om als medeplegen te kunnen worden aangemerkt. Voorts dient er zowel opzet op de samenwerking als opzet op het gronddelict te bestaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte met een viertal anderen (waaronder de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) samen met (honkbal)knuppels optrokken naar de woning waar de slachtoffers woonden. De verdachten hebben zich letterlijk een weg in de woning geslagen door de voordeur eruit te halen en de voorruit van de woning kapot te slaan. Drie personen zijn via de woning naar binnen gegaan, twee anderen hebben het perceel betreden via de achtertuin, zodat de slachtoffers als het ware werden ingesloten en geen kant meer op konden. De slachtoffers werden vervolgens door (in elk geval) de verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geslagen met honkbalknuppels en vuisten tegen het hoofd en lichaam. Pas nadat ze door een buurman werden gesommeerd te stoppen, is het geweld gestopt en zijn zij als groep weer vertrokken. De rechtbank beschouwt dit gezamenlijk optreden van verdachten als nauwe en bewuste samenwerking en acht zowel het opzet op de samenwerking als het opzet op de poging doodslag van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 3] daarmee bewezen.
Feit 2
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4]blijkt het volgende:
Op 22 augustus 2013 werd te Venlo de personenauto bestuurd door [verdachte] klemgereden na een achtervolging. Op de bijrijdersstoel lag een heup/schoudertasje. Verbalisant [verbalisant 3] trof in het tasje een plastic boterhammenzakje aan met een aantal witte pillen, alsmede een aantal pasjes die aan de verdachte zijn teruggeven.
Blijken de kennisgeving van inbeslagneming zijn de pillen inbeslaggenomen. Deze pillen zijn onderzocht door het NFI. De 15 pillen bevatten MDMA, vermeld op lijst I van de Opiumwet.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op de gebezigde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte opzettelijk 15 pillen, bevattende MDMA voorhanden heeft gehad. De verdachte had er immers de beschikkingsmacht over.
Feit 3
Uit het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4]blijkt het volgende:
Op 14 oktober 2013 liep ik tussen 09.45 en 10.00 uur vanuit de bibliotheek, via de trap, terug naar afdeling D. Ik stond voor de toegangsdeur in het trappenhuis, welke toegang verschaft tot de centrale ruimte. Ik stond te wachten. Ik voelde dat ik geslagen werd ter hoogte van mijn linker oor. Ik voelde dat ik met kracht werd geslagen. Ik werd van achteren geslagen. Ik zag toen ik me omdraaide gedetineerde [verdachte] voor me staan. Ik keek gedetineerde [verdachte] recht in zijn gezicht. Gezien de afstand waarop [verdachte] zich op dat moment van mij vandaan bevond kan het niet anders zijn dan dat [verdachte] mij geslagen heeft. De slag was voor mij totaal onverwachts. Ik voelde dat het warm werd op de plek waar ik was geslagen. Ik werd ook duizelig, maar ben niet omgevallen. Ik voelde ook pijn op de plek waar ik geslagen was. Ik heb 8 hechtingen in mijn linker oor. Mijn linker oorschelp was deels los van mijn hoofdhuid. Het gehoor van mijn linker oor is momenteel aangetast door de klap.
Uit het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2]blijkt het volgende:
Ik ben getuige geweest van de steekpartij op 14 oktober 2013 in de PI te Roermond. Omstreeks 10.00 uur zag ik dat de personen van de B en D vleugel zich tegenkwamen in het trappenhuis. Ik dacht in de trappengang 4 mensen te hebben gezien. Er kruiste zich in ieder geval 4 personen. Ze stonden voor de deur van het trappenhuis 2C. Ik maakte de deur open vanuit de centrale post en zag dat de persoon die sloeg eerst aanstalten maakte om door te lopen. Dit was 1 pas waarop hij zich omdraaide en het slachtoffer sloeg. Ik zag dat het slachtoffer op de grond viel. Ik zag dat het slachtoffer daarna opstond en naar zijn afdeling liep. Dit is afdeling D. Er is een klap gegeven. Ik zag dat hij zijn arm naar achter haalde en vermoed dat er kracht achter zat. Ik zag dat hij met een vuist sloeg. Ik zag dat de verdachte nadat hij had geslagen gewoon normaal doorliep naar afdeling B. Ik kan de verdachte als volgt omschrijven: groene korte broek, wit strak shirt, breed/gespierd postuur, niet kaal.
Uit het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3]blijkt het volgende:
Op 14 oktober 2013 omstreeks 10.00 uur kwam [slachtoffer 4] de teamkamer binnenlopen. Ik zag wat bloed bij zijn linkeroor. Ik hoorde dat [slachtoffer 4] zei: “Ik ben van achter aangevallen.” Ik hoorde dat [slachtoffer 4] de woorden [verdachte] of [verdachte] uitsprak. Ik zag dat [slachtoffer 4] een wond had achter zijn linker oor. Ik zag dat het linker oor meer van het hoofd af stond dan normaal.
Uit het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4]blijkt het volgende:
Op 14 oktober 2013 omstreeks 09.50 uur werd ik gebeld door een collega dat er iets was gebeurd in het trappenhuis. Ik hoorde dat ik een meneer met een groene korte sportbroek die zojuist de afdeling was opgelopen in de gaten moest houden. Ik keek in de richting van de ingang van afdeling B. Ik zag dat net gedetineerde [verdachte] binnenliep en gekleed was in een korte groene sportbroek. Er liepen meerdere gedetineerden, maar [verdachte] was de enige in een korte groene sportbroek.
Uit het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte]blijkt het volgende:
Ik verblijf in het HvB in Roermond. Ik zit daar op afdeling B.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op de gebezigde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte degene is geweest die [slachtoffer 4] heeft geslagen met pijn en letsel als gevolg. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever [slachtoffer 4] , die ondersteund wordt door de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 4] . De verdachte was gekleed in een korte groene broek en op weg naar afdeling B. Er is niet geconstateerd dat een andere gedetineerde was gekleed in een korte groene broek op de afdeling waar de verdachte verbleef.