ECLI:NL:RBLIM:2019:3907

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 april 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
03/866148-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf na verkeersongeval onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 26 april 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 september 2016 een verkeersongeval heeft veroorzaakt te Berg en Terblijt. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, reed met een snelheid van minimaal 106,8 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 kilometer per uur was. Door deze snelheid verloor hij de controle over zijn voertuig en botste tegen een boom, waarbij een passagier, [slachtoffer], zwaar gewond raakte. De verdachte heeft de plaats van het ongeval verlaten, terwijl het slachtoffer in een hulpeloze toestand achterbleef. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig heeft gedragen en dat zijn schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 bewezen kon worden. De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast werd de rijbevoegdheid van de verdachte voor 3 jaren ontzegd. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat leidde tot een lichtere straf dan oorspronkelijk door de officier van justitie was gevorderd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866148-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 april 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:met een auto een ongeval heeft veroorzaakt waardoor een ander zwaar gewond is geraakt, terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol. Subsidiair wordt de verdachte verweten dat hij zich, onder invloed van alcohol of een andere stof, zodanig op de weg heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt of kon worden veroorzaakt dan wel het verkeer werd gehinderd of kon worden gehinderd.
Feit 2:de plaats van het ongeval heeft verlaten en het slachtoffer in hulpeloze toestand heeft achtergelaten.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde kan worden bewezen, omdat de verdachte op de hoogte was van de verkeerssituatie ter plekke, veel te hard heeft gereden en bovendien onder invloed was van alcohol. Tevens kan volgens de officier van justitie bewezen worden dat de verdachte de plek van het ongeval heeft verlaten terwijl hij wist dat het slachtoffer letsel had opgelopen en haar daar in hulpeloze toestand heeft achtergelaten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat van aanmerkelijke schuld aan het verkeersongeval kan worden bewezen, maar niet ernstige schuld of een zeer hoge mate van schuld. Aan de verdachte is wel te verwijten dat hij alcohol heeft gedronken, maar niet meer dan 570 μg/l.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 en 2
Op 9 september 2016 vindt een ongeval plaats op de [straatnaam 1] in Berg en Terblijt. Ter plaatse staat een personenauto tegen een boom langs de weg. De bestuurder wordt niet meer aangetroffen. Op de passagiersstoel zit een vrouw met haar benen klem onder het dashboard. Zij is niet aanspreekbaar en heeft veel bloed verloren. De bestuurder is uit de auto geklommen en weggelopen. [2] Het slachtoffer blijkt te zijn [slachtoffer] . Zij wordt met zeer zware verwondingen overgebracht naar het ziekenhuis te Maastricht. [3] Zij blijkt haar heupkom, haar bovenbeen, een nekwervel en haar kaak op vier plaatsen te hebben gebroken en haar gezicht is verbrijzeld. Eind 2016 heeft zij reeds drie operaties moeten ondergaan, en er zullen in de toekomst nog verschillende operaties nodig zijn. Zij moet nog lang revalideren en heeft nog steeds veel pijn waarvoor zij medicatie inneemt. [4] Zij is enige tijd kunstmatig in coma gehouden. [5]
Uit het onderzoek van de afdeling verkeersongevallenanalyse (hierna: VOA) is het volgende gebleken. De bestuurder van de Saab reed over de [straatnaam 1] in Berg en Terblijt komende uit de richting van Vilt en gaande in de richting van Maastricht. Rechts naast de bestuurder zat een passagier. Ter hoogte van de [straatnaam 2] botste de bestuurder met het linker voorwiel tegen de trottoirrand van de vluchtheuvel, waardoor hij de controle over het voertuig verloor en met de rechter wielen tegen de verhoogde wegafscheiding aan de rechter zijde van de rijbaan botste en vervolgens tegen een boom tot stilstand kwam. De passagier raakte door dit ongeval ernstig gewond en de auto zwaar beschadigd. Uit onderzoek is gebleken dat de bestuurder van de Saab ter hoogte van de vluchtheuvel minimaal 106,8 kilometer per uur had gereden, waar 50 kilometer per uur toegestaan is. Als de bestuurder zich aan de snelheid had gehouden, had hij de flauwe bocht zonder problemen kunnen nemen zonder te botsen tegen de vluchtheuvel, waardoor de aanrijding niet had plaatsgevonden. Mocht hij met 50 kilometer per uur tegen de vluchtheuvel zijn gebotst, dan had hij waarschijnlijk zijn voertuig nog kunnen corrigeren en was hij niet tegen de boom terechtgekomen. [6] [slachtoffer] heeft op de kilometerteller gezien dat de verdachte zeker 100 kilometer per uur reed. [7]
Direct voorafgaand aan het besturen van de auto en het ongeval heeft de bestuurder in de diverse restaurants van [X] te Valkenburg vier tot vijf alcoholische dranken genuttigd. [8]
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de bestuurder is geweest van het voertuig ten tijde van het ongeval en dat hij voorafgaand aan het besturen van de auto alcohol heeft gedronken [9] .
Bewijsoverweging
Feit 1
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) te komen, dient de rechtbank vast te kunnen stellen dat verdachte schuld heeft in de zin van die bepaling, namelijk dat hij zich ten minste in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig of onoplettend heeft gedragen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zijn in dat verband verschillende factoren van belang. Daarbij kan gedacht worden aan de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Hierbij is belangrijk dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte zich zeer onvoorzichtig in het verkeer heeft gedragen, zodat schuld in de zin van artikel 6 WVW bewezen kan worden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft op de [straatnaam 1] in Berg en Terblijt, waar hij de verkeerssituatie kende, met een veel hogere snelheid gereden dan ter plaatse was toegestaan (50 km/u). Dit blijkt uit de verklaring van het slachtoffer, alsmede uit de bevindingen van de VOA. Het betreft een weg met meerdere middengeleiders die de verkeersdeelnemers moeten bewegen om hun snelheid aan te passen. Dit heeft de verdachte niet gedaan. Vervolgens heeft de verdachte met deze veel te hoge snelheid een van deze middengeleider geraakt, waardoor hij de macht over het stuur verloor en uiteindelijk tegen een boom tot stilstand kwam. Daarbij had de verdachte voorafgaand aan het besturen van de auto alcohol gedronken. Ook als in het voordeel van verdachte ervan wordt uitgegaan dat hij geen vijf maar ‘slechts’ vier glazen bier had gedronken, heeft hij de wettelijke drempel van 0,5 promille overschreden. Dit promillage correspondeert met ongeveer drie alcoholisch consumpties. Daarboven wordt men geacht niet meer in staat te zijn behoorlijk auto te rijden.
Deze combinatie van factoren levert naar het oordeel van de rechtbank schuld op in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, zodat het hem onder 1 primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Feit 2
Niet in geschil is dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten. Wel is namens verdachte aangevoerd dat onduidelijk is hoe en in welke toestand hij daar is vertrokken. Verdachte zelf kan zich hiervan niets herinneren. Daarbij is op gewezen dat hij het slachtoffer niet in een hulpeloze toestand heeft achtergelaten: er waren immers omstanders die zich om haar bekommerden, en 112 was inmiddels gebeld.
Bij de beoordeling van het verweer is het volgende van belang.
Het slachtoffer was na het ongeval niet meer aanspreekbaar en zichtbaar zwaar gewond.
Diverse omstanders hebben zich na het ongeval weliswaar bekommerd om het slachtoffer, maar op het moment dat de verdachte wegliep, was er nog geen professionele hulp ter plaatse. Dat de omstanders zich om haar bekommerden, ontslaat de verdachte nog niet van zijn plicht om op de plaats van het ongeval te blijven totdat de professionele hulpdiensten daadwerkelijk waren gearriveerd.
Zonder meer aannemelijk is dat de verdachte, die zelf ook gewond was geraakt, niet meer volledig in staat was tot helder nadenken. Van een geestestoestand die schulduitsluiting zou kunnen meebrengen, blijkt echter niet uit het dossier. Juist de omstandigheid dat hij zich uit het wrak heeft weten te bevrijden en is weggelopen, en nog heeft gezegd: “zorg voor het meisje”, zoals getuige [getuige 1] heeft verklaard, duidt minst genomen erop dat verdachte zich op dat moment bewust is geweest van de ernst van de situatie. Dat de verdachte zich, zoals hij verklaart, van de tijdspanne vanaf de klap tegen de boom tot aan de volgende middag niets meer kan herinneren, doet daaraan niet af.
Daarmee heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank de plaats van het ongeval verlaten terwijl hij wist dat het slachtoffer letsel had opgelopen en vervolgens het slachtoffer daar in hulpeloze toestand achtergelaten.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1. primair
op 9 september 2016 te Berg en Terblijt, gemeente Valkenburg aan de Geul, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam 1] , komende uit de richting van Vilt en gaande in de richting van Maastricht, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, welke bovenbedoelde gedragingen zeer, onvoorzichtig waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, na het gebruik van alcoholhoudende drank met een hogere snelheid dan de voor hem, verdachte, aldaar geldende snelheid, in een flauwe bocht naar rechts met zijn voertuig tegen de trottoirband van een in het midden van de rijbaan gelegen vluchtheuvel is gereden en vervolgens de controle over zijn voertuig is verloren en tegen de verhoogde wegafscheiding (trottoirrand) aan de rechterzijde van de rijbaan is gebotst en vervolgens tegen een rechts naast de rijbaan staande boom is gebotst, door welk verkeersongeval een ander, te weten [slachtoffer] , zijnde een inzittende van het door verdachte bestuurde motorrijtuig, zwaar
lichamelijk letsel werd toegebracht , terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 aangezien hij toen dat voertuig heeft bestuurd terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan, de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
2.
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden te Berg en Terblijt in de gemeente Valkenburg op de [straatnaam 1] , op 9 september 2016 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander, te weten [slachtoffer] , letsel was toegebracht, en terwijl daardoor, naar hij wist, die ander, te weten [slachtoffer] , in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en of schrijffouten voorkomen, heeft de rechtbank deze verbeterd.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 8 maanden met aftrek van het voorarrest en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 4 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte zijn rijbewijs al kwijt is geweest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om de verdachte een taakstraf op te leggen van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid met aftrek van de tijd die de verdachte zijn rijbewijs al kwijt is geweest, te rekenen vanaf september 2016.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij onder invloed van alcohol veel te hard heeft gereden, waardoor hij een stuurfout heeft gemaakt die voor zijn passagier een bijna fatale afloop heeft gehad.
Verdachte was een gewaarschuwd man: hij is reeds eerder veroordeeld is voor het rijden onder invloed.
De gevolgen zijn voor het slachtoffer zeer groot. Zij kampt, blijkens haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring, nog iedere dag met de nasleep van haar verwondingen en zal naar het zich laat aanzien daaraan blijvend letsel overhouden.
Voor feiten als deze is in beginsel een gevangenisstraf van zes maanden, alsmede een rijontzegging van 2 jaren zonder meer passend.
Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij zonder op de hulpdiensten te wachten van het ongeval is weggelopen en het slachtoffer aan haar lot heeft overgelaten. Ook voor dit feit is in beginsel een forse straf en een rijontzegging van aanzienlijke duur op zijn plaats.
De rechtbank zal echter in de strafoplegging ten gunste van verdachte rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en de uitleg die de Hoge Raad in zijn jurisprudentie aan deze termijn heeft gegeven. Volgens deze uitleg geldt als uitgangspunt dat de behandeling van een strafzaak in eerste aanleg binnen twee jaren dient te zijn afgerond met een eindvonnis. Als aanvang van de termijn geldt het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
De verdachte is voor de onderhavige feiten op 10 september 2016 in verzekering gesteld. De redelijke termijn is dan ook op die dag gaan lopen. De zaak is pas op 12 april 2019 voor het eerst ter terechtzitting aangebracht en het vonnis wordt op 26 april 2019 gewezen. De redelijke is daarmee met zeven maanden overschreden.
De rechtbank zal de verdachte daarom, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Tevens zal de rechtbank de verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 240 uren en een rijontzegging voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van verdachte is ingenomen en ingenomen gehouden. De dagen die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, dienen in mindering te worden gebracht op de te verrichten taakstraf.
Ter terechtzitting is niet duidelijk geworden of en wanneer de verdachte zijn rijbewijs heeft ingeleverd. De officier van justitie kon hierover desgevraagd geen uitsluitsel geven. De verdachte verklaart sinds het ongeval geen rijbewijs meer te hebben. De rechtbank gaat er bij gebrek aan andersluidende informatie op grond van het ‘proces-verbaal van invordering rijbewijs’ van 14 september 2016 vanuit dat de verdachte zijn rijbewijs op die datum heeft ingeleverd, zodat de tijd vanaf 14 september 2016 op de hiervoor genoemde drie jaren in mindering strekt.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175, 176, 179 van de Wegenverkeerswet.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat de bewezenverklaarde feiten de strafbare feiten opleveren zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de op
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
- veroordeelt de verdachte tot een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaarmet aftrek overeenkomstig artikel 179 lid 6 Wegenverkeerswet 1994.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. Witteman, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en
mr. J.A.A.C. Claessen, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.A.M. Spijkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 april 2019.
Buiten staat
Mr. J.A.A.C. Claessen alsmede de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 9 september 2016, te Berg en Terblijt, in de gemeente Valkenburg aan de Geul, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam 1] , komende uit de richting van Vilt en gaande in de richting van Maastricht, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, welke bovenbedoelde gedragingen zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, - na het gebruik van alcoholhoudende drank- met een snelheid van tenminste 106 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de voor hem, verdachte, aldaar geldende snelheid, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid,
in een flauwe bocht naar rechts, met zijn voertuig tegen de trottoirband van een in het midden van de rijbaan gelegen vluchtheuvel is gereden en/of (vervolgens) de controle over zijn voertuig is verloren en/of tegen de verhoogde wegafscheiding (trottoirrand) aan de rechterzijde van de rijbaan is gebotst en/of (vervolgens) tegen een rechts naast de rijbaan staande boom is gebotst, door welk verkeersongeval een ander, te weten [slachtoffer] , zijnde een inzittende van het door verdachte bestuurde motorrijtuig, zwaar
lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 lid 1 of 2 van de Wegenverkeerswet 1994 aangezien hij toen dat voertuig heeft bestuurd terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan, al dan niet in combinatie met een andere stof, de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
a.
hij op of omstreeks 9 september 2016 te Berg en Terblijt, in de gemeente Valkenburg aan de Geul, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
b.
hij op of omstreeks 9 september 2016, te Berg en Terblijt, in de gemeente Valkenburg aan de Geul, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg,
de [straatnaam 1] , komende uit de richting van Vilt en gaande in de richting van Maastricht,
zo onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onoordeelkundig met genoemd motorrijtuig heeft gereden met een snelheid van tenminste 106 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de voor hem, verdachte, aldaar geldende snelheid, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid, en/of (vervolgens) in een flauwe bocht naar rechts, met zijn voertuig tegen de trottoirband van een in het midden van de rijbaan
gelegen vluchtheuvel is gereden en/of (vervolgens) de controle over zijn voertuig is verloren en/of tegen de verhoogde wegafscheiding (trottoirrand) aan de rechterzijde van de rijbaan is gebotst en/of (vervolgens) tegen een rechts naast de rijbaan staande boom is gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd;
2.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden te Berg en Terblijt in de gemeente Valkenburg op/aan de [straatnaam 1] , op of omstreeks 9 september 2016 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, (aan) een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht en/of in hulpeloze toestand werd achtergelaten.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2016167397, gesloten d.d. 12 april 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 89, alsmede de niet genummerde pagina’s.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2016, pagina 64.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2016, pagina 66.
4.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 30 november 2016, pagina 22 en 23.
5.De bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris d.d. 24 juli 201, zijnde de medische verklaring van huisartsenpraktijk [naam huisartsenpraktijk] te Brunssum.
6.Het proces-verbaal ongevallenanalyse dd. 30 januari 2017.
7.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 30 november 2016, pagina 22 en 23.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 14 september 2016, pagina 59 en 60.
9.Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 12 april 2019.