ECLI:NL:RBLIM:2019:3840

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
24 april 2019
Zaaknummer
C/03/254158 / HA ZA 18-435
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van hoofdsom en meerwerk in civiele procedure tussen aannemer en opdrachtgever

In deze civiele procedure vordert Dirix Sloopwerken B.V. betaling van Henssen B.V. voor verrichte werkzaamheden en meerwerk in het kader van een sloopproject in Duitsland. De overeenkomst tussen partijen, ondertekend op 28 maart 2017, betrof de sloop van vakantiewoningen en het uitvoeren van grondwerk voor nieuwe vakantiewoningen, met een afgesproken bedrag van € 155.000,- exclusief BTW. Later is overeengekomen dat Henssen een aanvullend bedrag van € 25.000,- zou betalen voor extra werk door de aanwezigheid van glaswol en asbest. Dirix heeft Henssen facturen gestuurd voor de verrichte werkzaamheden, maar twee facturen zijn niet voldaan. Dirix vordert nu een hoofdsom van € 140.175,-, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten.

Henssen betwist de verschuldigdheid van de bedragen en stelt dat de facturen niet zijn voldaan omdat de laatste termijn nog niet opeisbaar is. Henssen voert aan dat Dirix voorafgaand aan de werkzaamheden voldoende gelegenheid heeft gehad om onderzoek te doen en dat de omstandigheden die tot extra kosten hebben geleid, niet aan Henssen kunnen worden toegerekend. De rechtbank oordeelt dat Dirix moet bewijzen dat de extra werkzaamheden zijn opgedragen door Henssen en dat deze werkzaamheden niet binnen de oorspronkelijke overeenkomst vallen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en stelt Dirix in staat om bewijs te leveren van de extra werkzaamheden en de omstandigheden die daartoe hebben geleid.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/254158 / HA ZA 18-435
Vonnis van 24 april 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIRIX SLOOPWERKEN B.V.(zoals met goedvinden van gedaagde het in de dagvaarding vermeldde “Dirix Elsloo B.V.” moet worden gelezen)
,
gevestigd te Elsloo,
eiseres,
advocaat mr. S.L. Emons te Echt,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HENSSEN BV,
gevestigd te Schinnen,
gedaagde,
advocaat mr. V.P.M. Brouns te Maastricht-Airport, gemeente Beek.
Partijen zullen hierna Dirix en Henssen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in de incidenten van 17 oktober 2018
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 9
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen van 25 januari 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Dirix heeft in opdracht van Henssen in onderaanneming in Duitsland vakantiewoningen gesloopt en grondwerk verricht voor nieuwe vakantiewoningen. Opdrachtgever van Henssen is Van Heteren Realisatie B.V. (hierna: Van Heteren) en opdrachtgever van deze laatste is Van Wijnen Recreatiebouw B.V.
2.2.
De overeenkomst van opdracht is door Henssen op 28 maart 2017 voor akkoord ondertekend. De overeengekomen werkzaamheden zijn daarin nader beschreven. Ingevolge deze overeenkomst zouden de werkzaamheden worden uitgevoerd voor een bedrag van € 155.000,- excl. BTW. In de overeenkomst is dit bedrag nader gespecificeerd en zijn algemene uitgangspunten in relatie tot de genoemde tarieven opgenomen. Ten aanzien van de facturering is overeengekomen dat deze zou geschieden in “
in 4 termijnen na rato werkzaamheden en betalingstermijn 45 dagen na factuurdatum, onder voorbehoud van tijdige betaling door hoofdaannemer.”
2.3.
Naderhand zijn partijen overeengekomen dat Henssen nog aanvullend een bedrag van € 25.000,- zou betalen in verband met extra werk ten gevolge van de aangetroffen glaswol en asbest. Dit bedrag is door Henssen voldaan.
2.4.
Dirix heeft Henssen facturen voor de volgens Dirix verrichte werkzaamheden gestuurd, waarvan in totaal is betaald € 160.625,-. De laatste twee facturen (productie 3 bij dagvaarding) van telkens 23 november 2017 zijn niet voldaan. De factuur met nummer VFA1700115 ad € 19.375 heeft betrekking op de helft van de laatste termijn ter zake de in de overeenkomst vermelde werkzaamheden. De tweede factuur met nummer VFA1700116 ad € 120.800,- heeft betrekking op, zo is op de factuur vermeld, meerwerk.

3.Het geschil

3.1.
Dirix vordert – kort weergegeven – dat Henssen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van de hoofdsom ad € 140.175,-, vermeerderd met rente, alsmede buitengerechtelijke incassokosten ad € 2.176,75 en de kosten van dit geding.
3.2.
Dirix stelt daartoe het volgende.
De factuur met nummer VFA1700115 is tot op heden niet voldaan, ondanks sommaties en betalingsherinneringen. Ten aanzien van de tweede factuur stelt Dirix dat zij deze meerwerkzaamheden heeft verricht in opdracht, zoals volgt uit nr. 7 en nr. 24 dagvaarding, van Henssen.
3.3.
Het (meer)werk heeft volgens de stellingen van Dirix betrekking op omstandigheden die vooraf voor Dirix niet kenbaar waren, die tijdens de uitvoering van het werk naar voren zijn gekomen en tot extra werk en kosten en tot vertraging hebben geleid. Het gaat hierbij om de aanwezigheid van (al dan niet beschermde) vleermuizen en vogelnestjes in enkele vakantiewoningen, die bij de bezichtiging nog niet aanwezig waren en waardoor de vakantiewoningen niet gesloopt konden worden in de volgorde zoals gepland, om de ongebruikelijk omvangrijke fundering die voorafgaand aan het werk niet bekend was en niet verwacht hoefde te worden en om grondwerk dat veel uitgebreider was dan in de opdracht was beschreven.
3.4.
Deze omstandigheden komen volgens Dirix op basis van de overeenkomst voor rekening van Henssen, omdat uitgangspunt is dat de offerte is opgesteld op basis van de aan Dirix bekende en door Henssen verstrekte informatie, die dus achteraf niet juist bleek te zijn. Indien en voor zover de uitgevoerde extra werkzaamheden kwalificeren als meerwerk, dan heeft te gelden dat deze extra werkzaamheden ter plaatse meermaals door Henssen en vervolgens door de uitvoerders van Van Heteren mondeling zijn bevestigd en geaccordeerd. Doordat er door allerlei tegenslagen vertraging in het werk was ontstaan, was er grote haast geboden bij het afronden van het project en werd de druk vanuit de opdrachtgevers opgevoerd. De vereiste goedkeuring werd dan ook snel gegeven en twijfel over de vraag of de werkzaamheden vergoed zouden worden bestond dan ook niet. Voor zover Henssen de extra kosten heeft geweigerd te vergoeden omdat deze door Van Heteren nog niet aan Henssen waren vergoed, is dat voor Dirix niet relevant, zo stelt zij. Henssen heeft Dirix opdracht gegeven die extra werkzaamheden te verrichten.
3.5.
Henssen voert verweer. Zij betwist de verschuldigdheid van de gevorderde bedragen. Het resterende bedrag van de vierde termijn is nog niet opeisbaar volgens Henssen. Ten aanzien van de factuur met nummer VFA1700116 stelt Henssen zich op het standpunt dat Dirix voorafgaande aan de start van de sloop- en grondwerkzaamheden alle ruimte is geboden vooronderzoek te verrichten. Dirix heeft het park twee maal bezichtigd. In navolging daarvan zijn partijen expliciet overeengekomen dat de bezichtigingen het uitgangspunt dienden te zijn bij de nakoming van de overeenkomst. Op grond daarvan heeft Henssen er op vertrouwd dat Dirix zich een voldoende helder beeld heeft gevormd van het vakantiepark en de noodzakelijke werkzaamheden.
3.6.
Verder betwist Henssen dat tijdens het werk door Dirix melding is gemaakt van het meerwerk, buiten de werkzaamheden waarvoor de vergoeding van € 25.000,- is betaald. De onderhavige factuur kwam voor haar dan ook geheel onverwacht; enige waarschuwing van Dirix dat zij voor een dergelijk bedrag meerwerk had verricht heeft nooit plaatsgevonden. Henssen betwist een opdracht te hebben verstrekt inhoudende de uitvoering van het in rekening gebrachte meerwerk zoals hier in geding. Zij betwist tevens dat er sprake is geweest van dieren, omvangrijkere fundering en uitgebreidere grondwerken. Ook volgt nergens uit dat Dirix niet vooraf op de hoogte was, althans had kunnen zijn van deze beweerdelijke omstandigheden. Henssen betwist ook dat er vertraging was in het werk. Voor de uitvoering van het werk zijn partijen geen bindende planning overeengekomen, waardoor de kosten als gevolg van vertraging niet voor haar rekening komen. Dirix heeft expliciet ingestemd met de mogelijkheid dat de planning en sloopvolgorde in nader overleg met de opdrachtgever kunnen worden bepaald, aldus Henssen.
3.7.
Op de standpunten van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Het toepasselijke recht

4.1.
Tussen partijen is niet in geding dat op de tussen hen gesloten overeenkomst Nederlands recht van toepassing is.
De factuur met nummer VFA1700115
4.2.
Door Dirix is niet gesteld dat Henssen al betaling heeft ontvangen van deze factuur. Dirix heeft erkend dat Van Heteren heeft geweigerd de betreffende termijn aan Henssen te betalen en dat Van Heteren jegens Henssen juist aanspraak heeft gemaakt op een aanvullende betaling. Dirix heeft verder niet onderbouwd waarom Henssen in weerwil van de in de overeenkomst gemaakte afspraak, op grond waarvan de laatste termijn niet opeisbaar is, toch tot betaling zou dienen over te gaan zolang Van Heteren niet tot betaling is overgegaan. De vordering tot betaling van deze factuur zal dan ook worden afgewezen omdat (nog) niet is voldaan aan de tussen partijen overeengekomen voorwaarde dat betaald zal worden “
onder voorbehoud van tijdige betaling door hoofdaannemer.”
De factuur met nummer VFA1700116
4.3.
Ten aanzien van de tweede factuur twisten partijen over het antwoord op de vraag of er tussen hen overeenstemming is bereikt over de uitvoering van de opgevoerde (meer)werken en de vergoeding daarvan.
4.4.
Dirix heeft ter onderbouwing van haar stellingen verwezen naar de door haar als productie 8 overgelegde brief van Henssen aan Van Heteren van 27 maart 2018, waarin door Henssen hetzelfde standpunt wordt ingenomen tegenover Van Heteren, als (hier) door Dirix tegenover Henssen is ingenomen.
4.5.
Henssen stelt uitsluitend uit coulance de rekening voorgelegd te hebben aan haar opdrachtgever Van Heteren. De tussen Henssen en Van Heteren gewisselde correspondentie dient in dat licht te worden gelezen en houdt volgens Henssen geen erkenning in dat er overeenstemming bestond over het meerwerk. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank aan deze door Henssen aan Van Heteren verzonden brief, evenals de andere in dat kader verzonden correspondentie, hoewel opmerkelijk, geen erkenning worden ontleend dat Henssen het gevorderde bedrag verschuldigd zou zijn.
4.6.
Zoals door Dirix is erkend, is (verder) niet vastgelegd dat aan Dirix opdracht is gegeven tot het verrichten van de werkzaamheden waarvan zij hier vergoeding vordert. Nu wordt betwist dat deze werkzaamheden niet binnen de tussen partijen gesloten overeenkomst vallen en door Henssen wordt betwist dat sprake is geweest van de genoemde omstandigheden, dat daarover overleg is gepleegd en dat naar aanleiding daarvan opdracht is verstrekt tot het verrichten van die werkzaamheden en vergoeding van de kosten, met de omvang zoals deze in rekening zijn gebracht, is toegezegd, zal Dirix deze feiten dienen te bewijzen. Zij zal conform haar bewijsaanbod tot bewijs worden toegelaten. In de stukken ontbreekt een voldoende duidelijk overzicht waaruit per gevorderde meerwerkpost blijkt wat ter zake die post in rekening is gebracht. Bij de hierna te noemen akte dient Dirix tevens van elk gevorderd meerwerk afzonderlijk te vermelden welke werkzaamheden voor welke bedragen in rekening zijn gebracht.
4.7.
Er zijn, met inachtneming van het feit dat Henssen betwist dat zij meerwerkopdracht heeft opgegeven, onvoldoende onderbouwde feiten door Henssen aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat de bepaling dat wordt betaald onder het voorbehoud van tijdige betaling door de hoofdaannemer, ook van toepassing is op betaling van het eventuele meerwerk. Dit betekent dat voor zover Dirix slaagt in het bewijs van de meerwerkopdracht(en), niets in de weg staat aan veroordeling van Henssen tot betaling daarvan.
4.8.
Voor zover Dirix haar vordering tot betaling van factuur VFA1700116 heeft gegrond op de stelling dat het gefactureerde werk buiten haar offerte viel omdat niet eerder dan bij de uitvoering van het werk een en ander kon worden ontdekt en dat die extra-werkzaamheden om die reden voor risico van Henssen komen, wordt de vordering afgewezen. Het betreft dan immers werkzaamheden die, volgens Dirix zelf, niet in de offerte zijn begrepen. Dirix had dan die extra, niet voorziene werkzaamheden niet moeten uitvoeren zonder nadere opdracht. Het recht kent in een geval als het onderhavige niet de door Dirix aangevoerde risicoregel dat dergelijke laat ontdekte extra-werkzaamheden zonder nadere besprekingen en opdrachten met en door de opdrachtgever, door de opdrachtnemer kunnen worden uitgevoerd voor rekening van de opdrachtgever.
4.9.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
stelt Dirix in staat te bewijzen dat:
a. pas tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden is geconstateerd dat in enkele van de te slopen vakantiewoningen vleermuizen en vogelnestjes aanwezig waren en dat Henssen haar vervolgens heeft opgedragen om pas tot sloop van die woningen over te gaan nadat deze vakantiewoningen waren vrijgegeven, waardoor de sloopvolgorde van het oorspronkelijke sloopplan niet kon worden gevolgd;
b. pas tijdens de sloop van de vakantiewoningen bleek dat deze niet op een eenvoudige plaatfundering stonden, maar op een fundering van circa 40 cm breed en circa 80 tot 100 cm hoog (nr. 20 dagvaarding) en dat Henssen Dirix na constatering daarvan als meerwerk heeft opgedragen deze funderingen te slopen;
c. pas tijdens de uitvoeringen van de geoffreerde werkzaamheden bleek dat de oude bouwputten bij de vakantiehuisjes op een andere plek lagen dan waar de nieuwe bouwputten moesten komen en dat die nieuwe bouwputten breder moesten worden dan de oude, waardoor veel meer grond moest worden afgegraven en meer menggranulaat moest worden aangebracht en dat Henssen Dirix na constatering daarvan als meerwerk heeft opgedragen deze werkzaamheden te verrichten,
5.2.
bepaalt (MK)dat, indien Dirix bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal worden gehouden ten overstaan van mr. J.R. Sijmonsma, rechter, in het gerechtsgebouw te Maastricht aan het St. Annadal 1 op een datum en tijdstip als door de rechter zal worden bepaald, nadat Dirix bij akte heeft opgegeven of getuigen zullen worden voorgebracht, in dat geval onder opgave van het aantal en - zo mogelijk - de personalia van de getuigen;
5.3
verwijst in dat geval de zaak naar de rol van 8 mei 2019(4 weken na datum vonnis) voor akte houdende opgave getuigen aan de zijde van Dirix, alsmede voor akte houdende verhinderdata in de eerste vier maanden vanaf 1 juni 2019 aan de zijde van beide partijen;
5.4
bepaalt dat Dirix bij de hiervoor genoemde akte tevens moet overleggen een voldoende gedetailleerde overzicht zoals hiervoor in rov. 4.6 is vermeld;
5.5
bepaalt dat Dirix indien zij het bewijs niet of niet uitsluitend door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, zij die bewijsstukken en/of andere bewijsmiddelen op de rol van 8 mei 2019 in het geding moet brengen;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2019. [1]

Voetnoten

1.type: EvdS