In deze civiele procedure vordert Dirix Sloopwerken B.V. betaling van Henssen B.V. voor verrichte werkzaamheden en meerwerk in het kader van een sloopproject in Duitsland. De overeenkomst tussen partijen, ondertekend op 28 maart 2017, betrof de sloop van vakantiewoningen en het uitvoeren van grondwerk voor nieuwe vakantiewoningen, met een afgesproken bedrag van € 155.000,- exclusief BTW. Later is overeengekomen dat Henssen een aanvullend bedrag van € 25.000,- zou betalen voor extra werk door de aanwezigheid van glaswol en asbest. Dirix heeft Henssen facturen gestuurd voor de verrichte werkzaamheden, maar twee facturen zijn niet voldaan. Dirix vordert nu een hoofdsom van € 140.175,-, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten.
Henssen betwist de verschuldigdheid van de bedragen en stelt dat de facturen niet zijn voldaan omdat de laatste termijn nog niet opeisbaar is. Henssen voert aan dat Dirix voorafgaand aan de werkzaamheden voldoende gelegenheid heeft gehad om onderzoek te doen en dat de omstandigheden die tot extra kosten hebben geleid, niet aan Henssen kunnen worden toegerekend. De rechtbank oordeelt dat Dirix moet bewijzen dat de extra werkzaamheden zijn opgedragen door Henssen en dat deze werkzaamheden niet binnen de oorspronkelijke overeenkomst vallen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en stelt Dirix in staat om bewijs te leveren van de extra werkzaamheden en de omstandigheden die daartoe hebben geleid.