ECLI:NL:RBLIM:2019:3837

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
24 april 2019
Zaaknummer
C/03/241226 / HA ZA 17-535
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging ledenovereenkomst medisch specialist. Concurrentiebeding. Geheimhoudingsplicht.

In deze zaak, die zich afspeelt in de context van de medische zorg, gaat het om de opzegging van een ledenovereenkomst tussen een radioloog en de coöperatie MSB Atrium-Orbis U.A. De rechtbank Limburg heeft op 24 april 2019 uitspraak gedaan in de gevoegde zaken C/03/241226 / HA ZA 17-535 en C/03/243792 / HA ZA 17-641. De eisers, een radioloog en zijn praktijkvennootschap, hebben de opzegging van de ledenovereenkomst betwist, evenals de toegangsontzegging tot het ziekenhuis door Zuyderland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opzegging van de ledenovereenkomst door MSB op goede gronden is gedaan, onder verwijzing naar schending van het concurrentiebeding en de geheimhoudingsplicht. De rechtbank oordeelt dat de werkzaamheden van de radioloog bij Mitralis, een concurrerende instelling, in strijd waren met de afspraken die in de ledenovereenkomst waren vastgelegd. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor medische specialisten om zich aan de afspraken in hun ledenovereenkomsten te houden, vooral als het gaat om concurrentie en geheimhouding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Vonnis van 24 april 2019
in de gevoegde zaken C/03/241226 / HA ZA 17-535 en C/03/243792 / HA ZA 17-641 van

1.[eiser sub 1] ,

wonend te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 2] B.V.,
gevestigd te Landgraaf,
eisers in beide zaken,
advocaat mr. J.A. Houben-Timmermans,
tegen
1. de coöperatie
COÖPERATIEF MSB ATRIUM-ORBIS U.A.,
gevestigd te Heerlen,
2. de stichting
STICHTING ZUYDERLAND MEDISCH CENTRUM,
gevestigd te Heerlen,
gedaagden in beide zaken,
advocaat mr. K.D. Meersma en mr. M. de Jong.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] , [eiseres sub 2] , en tezamen [eisers] , en MSB en Zuyderland, en tezamen MSB c.s., genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure 241226 blijkt uit:
- het vonnis in het incident in de gevoegde zaken 241226 en 243792 van 11 april 2018.
1.2.
Het verloop van de procedure 243792 blijkt uit:
- het vonnis in het incident in de gevoegde zaken 241226 en 243792 van 11 april 2018,
- akte na comparitie tevens houdende overlegging producties van MSB en Zuyderland,
- antwoordakte na comparitie tevens akte overlegging producties tevens akte wijziging van eis,
- akte uitlating eiswijziging,
- de rolbeslissing van 24 september 2018 waarbij pleidooi wordt toegestaan,
- de brief van MSB en Zuyderland, met productie ten behoeve van het pleidooi,
- het proces-verbaal van pleidooi op 15 januari 2019, tijdens welk pleidooi de door [eisers] voorgedragen pleitnota en de door MSB en Zuyderland voorgedragen pleitaantekeningen en het door K. Hulsewé, bestuurder van MSB voorgedragen schriftelijk Betoog zijn overgelegd,
- de brief van MSB en Zuyderland, met de ontbrekende pagina van productie 34.
1.3.
Ten slotte is vonnis in de gevoegde zaken bepaald.

2.De feiten

2.1.
Zuyderland exploiteert een ziekenhuis, ontstaan uit, kort en voor zover hier van belang, een fusie tussen het Atrium ziekenhuis te Heerlen (hierna: Atrium) en het ziekenhuis Orbis te Sittard (hierna: Orbis).
2.2.
[eiser sub 1] is radioloog en werkzaam in het fusieziekenhuis Zuyderland. Hij oefende voorheen zijn praktijk uit in maatschapsverband met andere radiologen in Heerlen (de maatschap radiologie) en sinds de fusie per januari 2015 als deel van de nieuw te vormen vakgroep radiologie (fusievakgroep Medische Beeldvorming), waarin radiologen van het voormalige Atrium en Orbis verenigd zijn. Feitelijk is deze vakgroep per 1 augustus 2017 gerealiseerd.
2.3.
MSB is een coöperatie waarin alle medisch specialisten werkzaam in en verbonden aan Zuyderland en hun praktijkvennootschappen verenigd zijn. Zo ook [eiser sub 1] en zijn praktijkvennootschap [eiseres sub 2] .
2.4.
Zuyderland heeft met MSB een samenwerkingsovereenkomst (hierna: de Samenwerkingsovereenkomst) gesloten, ingaande 1 januari 2015, omtrent de medische specialistische zorg die binnen het ziekenhuis wordt verricht door medisch specialisten waarvan de praktijkvennootschappen lid zijn van MSB.
In het kader van de uitvoering van de Samenwerkingsovereenkomst heeft MSB met de verschillende medische specialisten en hun praktijkvennootschappen – waaronder [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] – een zogenoemde ledenovereenkomst (hierna: de Ledenovereenkomst) gesloten, eveneens ingaande 1 januari 2015.
2.5.
Mitralis Diagnostisch Centrum B.V. (hierna: Mitralis) is in 2008 opgericht en was aanvankelijk een joint venture van de toenmalige radiologen in Heerlen en het Atrium. Mitralis verrichtte aanvankelijk (voornamelijk) eerstelijns radiodiagnostiek op aanvraag van huisartsen. Mitralis is – in elk geval voor zover relevant in deze gedingen – geen toegelaten instelling, als bedoeld in de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi). Mitralis kan daarom niet rechtstreeks contracteren met en/of declareren bij zorgverzekeraars.
2.6.
De aandelen in Mitralis waren vanaf haar oprichting in 2008 tot 5 oktober 2018 voor 80% in handen van het op 31 januari 2008 opgerichte Diagnostisch Centrum Parkstad B.V. (hierna: DCP). Enkele radiologen die (via hun praktijkvennootschap) lid waren van de in 2.2. genoemde maatschap radiologie, hebben aandelen in de vennootschap DCP.
Eén van die aandeelhouders in DCP is [eiseres sub 2] . [eiser sub 1] was tot 1 juni 2017 tevens statutair directeur van Mitralis.
2.7.
Van de aandelen Mitralis was tot 5 oktober 2018 de overige 20% in handen van de stichting Zuyderland ZBC Medisch Centrum (hierna: Zuyderland ZBC).
2.8.
Zuyderland ZBC is een toegelaten instelling, als bedoeld in de WTZi. Zuyderland ZBC is een 100% dochter van Zuyderland.
2.9.
Tussen Zuyderland ZBC en Zuyderland bestond een uitbestedingsovereenkomst waarin Zuyderland medisch specialistische zorg uitbesteedde aan Zuyderland ZBC. Tussen Zuyderland ZBC en Mitralis bestond een overeenkomst waarin Zuyderland ZBC aan Mitralis opdraagt voor Zuyderland ZBC alle medische diensten betreffende eerstelijns radiodiagnostiek te verrichten.
Bij brief van 22 december 2015 heeft Zuyderland die uitbestedingsovereenkomst met Zuyderland ZBC opgezegd. In deze brief staat verder, geciteerd voor zover hier van belang:
(…)
De reden voor opzegging is met name gelegen in de wenselijkheid tot herbezinning op de inrichting en organisatie van de diagnostiek, mede naar aanleiding van de tot stand gekomen fusie tussen Atrium en Orbis per 1 januari 2015. Zowel Raad van bestuur, Bestuur MSB als huisartsen uit Parkstad en Westelijke Mijnstreek hebben aangegeven te streven naar uniformiteit met betrekking tot de inrichting en organisatie van eerstelijns diagnostiek en onderzoeken in beide regio’s (…)
Zuyderland ZBC heeft vervolgens bij brief van 30 december 2015 de overeenkomst met Mitralis opgezegd. Het gevolg van een en ander is dat Mitralis vanaf 1 januari 2017 geen rol meer speelt bij de uitvoering van de afspraken tussen Zuyderland ZBC en de zorgverzekeraars.
In de brief van 30 december 2017 staat verder, geciteerd voor zover hier van belang:
(…)
De Stichting ZBC Zuyderland Medisch Centrum kan vanaf 1 januari 2017 niet meer rekenen op het patiëntenaanbod dat ten grondslag ligt aan de uitbestedingsovereenkomst. Niet met zekerheid kan worden uit gegaan van patiënten die door huisartsen zullen worden ingestuurd naar het ZBC voor eerstelijns radiodiagnostiek. Dit gezien vanuit het perspectief van de plannen die zijn genoemd in de opzeggingsbrief van de Stichting Zuyderland Medisch Centrum. (…)
2.10.
Zuyderland en Zuyderland ZBC hebben in het kader van de brieven van 22 en
30 december 2015 aan DCP een bod uitgebracht op de aandelen Mitralis die werden gehouden door DCP. DCP heeft het bod aanvankelijk niet geaccepteerd. Per 5 oktober 2017 zijn evenwel de aandelen alsnog verkocht en overgedragen; Zuyderland ZBC bezit nu 52% van de aandelen Mitralis en Zuyderland bezit de overige 48%.
2.11.
In de Akte van oprichting van MSB van 29 december 2014 is in artikel 5 lid 3 (Leden; einde van het lidmaatschap en schorsing) bepaald dat de Ledenovereenkomst in aanvulling op de wet en de statuten de tussen de leden en de coöperatie over en weer geldende rechten en verplichtingen beschrijft.
2.12.
De artikelen 7 en 14 van de Akte van oprichting van MSB luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
LEDEN; EINDE VAN HET LIDMAATSCHAP EN SCHORSING
Artikel 7
1.
Het lidmaatschap eindigt:
a.
door opzegging door het Lid;
b.
door opzegging door de Coöperatie;
c.
door ontzetting;
d.
door overlijden.
2.
Opzegging van het lidmaatschap door een Vrijgevestigd Lid of door de Coöperatie aan een Vrijgevestigd Lid omvat mede de opzegging van de Ledenovereenkomst, waarbij de opzegtermijn in de Ledenovereenkomst van overeenkomstige toepassing is op de opzegging van het lidmaatschap. (…).
5.
In afwijking van het voorgaande, kan opzegging van het lidmaatschap van een Lid door de Coöperatie plaatsvinden met onmiddellijke ingang, indien de Ledenovereenkomst tussen het Lid en de Coöperatie is geëindigd. (…).
VAKGROEPEN; ORGANISATIE VAKGROEPEN; GEMANDATEERDEN
Artikel 14
1. De leden zijn ingedeeld in Vakgroepen per medisch specialisme.
(…)
2.13.
In de artikelen 2, 5, 8, 14 en 15 van de Ledenovereenkomst is – voor zover van belang – het volgende bepaald:

2.Algemene verplichtingen

2.1
Deze Ledenovereenkomst verplicht het Lid en de Medisch Specialist alle verplichtingen die voor ieder van hen voortvloeien uit de Samenwerkingsovereenkomst integraal en onverwijld na te komen.
2.2
Het Lid en de Medisch Specialist stemmen ermee in dat het Ziekenhuis jegens ieder van hen een rechtstreeks beroep kan doen op alle verplichtingen voortvloeiende uit de Samenwerkingsovereenkomst. Deze bepaling dient te worden gezien als een derdenbeding in de zin van artikel 6:253 BW. Het Ziekenhuis aanvaardt dit beding door ondertekening van de Samenwerkingsovereenkomst tussen het MSB en het Ziekenhuis. (…).

5.Opzegging

5.1
Het MSB kan de Ledenovereenkomst door opzegging beëindigen:
indien het Lid en/of de Medisch Specialist ondanks waarschuwing ernstig in verzuim blijft in de nakoming van deze Ledenovereenkomst en/of de Samenwerkingsovereenkomst;
(…);
(…);
indien het Lid en/of de Medisch Specialist aanwijzingen ter zake van de Opdracht als bedoeld in artikel 7:402 BW vanuit het MSB en/of de Opdrachtgever niet in acht neemt;
indien door gebrek aan samenwerking van de Medisch Specialist binnen de onderneming van de Opdrachtgever, het MSB en/of de Vakgroep verdere uitvoering van de Opdracht door het Lid bij het MSB redelijkerwijs van het MSB niet kan worden gevergd;
(…);
indien het Lid en/of de Medisch Specialist de verplichtingen als bedoeld in artikel 14.3 of artikel 15 van deze Ledenovereenkomst niet in acht neemt;
(…);
(…);
op grond van (overige) omstandigheden, welke van dien aard zijn dat redelijkerwijs van het MSB niet kan worden verlangd de Ledenovereenkomst met het Lid ongewijzigd in stand te houden.
5.2
Het MSB zal de Medisch Specialist en zijn Vakgroep in de gelegenheid stellen op een voorgenomen opzegging op grond van het vorige lid te worden gehoord alvorens het voornemen tot uitvoering wordt gebracht.
(…)
5.4
De opzegging als bedoeld in dit artikel zal bij aangetekend schrijven moeten geschieden met vermelding van de gronden waarop zij berust. Bij deze opzegging zal een termijn van zes maanden in acht worden genomen, tenzij een dringende de andere partij onverwijld mede te delen reden de onmiddellijke beëindiging van de Ledenovereenkomst rechtvaardigt.
(…)

8.Aanwijzingen

8.1
Op grond van artikel 7:402 BW kan het MSB-Bestuur het Lid aanwijzingen geven omtrent de uitvoering van de Opdracht, als omschreven in het functioneringsreglement.
(…)

14.Nevenactiviteiten en concurrentiebeding

(…)

14.3
Het Lid en de Medisch Specialist onthouden zich, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van het MSB en met inachtneming van eventuele reeds verstrekte goedkeuringen voor ten tijde van het ondertekenen van de Ledenovereenkomst bestaande participaties, van directe of indirecte participatie in een zorgaanbod binnen of buiten de onderneming van het MSB of een Opdrachtgever dat concurreert met het zorgaanbod van het MSB of een Opdrachtgever. Een zorgaanbod dat buiten het zorgprofiel van de onderneming van de Opdrachtgever valt, wordt geacht niet concurrerend te zijn. In geval van redelijke twijfel over het concurrerend zijn van het zorgaanbod vraagt het Lid, dan wel de Medisch Specialist toestemming als vorenbedoeld. Voor directe of indirecte participatie in een zorgaanbod binnen of buiten de onderneming van een Opdrachtgever dat concurreert met het zorgaanbod van de onderneming van een Opdrachtgever behoeven het Lid en de Medisch Specialist ook toestemming van een Opdrachtgever.
(…)

15.Geheimhouding en openbaarmaking

15.1
Het Lid en de Medisch Specialist verplichten zich geen informatie betreffende het MSB en/of de door het MSB gedreven onderneming waarvan zij weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden dat deze geheim of vertrouwelijk is dan wel informatie waarvan zij kunnen verwachten dat de verspreiding daarvan de Leden en/of het MSB schade kunnen berokkenen, aan derden te verstrekken, tenzij zij daartoe bij of krachtens de wet dan wel van toepassing zijnde voorschriften gehouden zijn.
15.2
Het Lid en de Medisch Specialist zullen niet zonder voorafgaande toestemming van het MSB de inhoud van deze Ledenovereenkomst aan een derde openbaren, behalve voor zover openbaarmaking verplicht is op grond van de wet of andere publieke regelgeving, dan wel een bindende uitspraak van de rechter of een ander overheidsorgaan. Voor zover mogelijk zal het openbaar makende Lid en/of Medisch Specialist voor de openbaarmaking met het MSB overleggen over de vorm en de inhoud van de openbaarmaking.
2.14.
De artikelen 1, 13, 14 en 18 van de Samenwerkingsovereenkomst luiden – voor zover van belang – als volgt:
Par. 1 – Algemeen
Art. 1 - Doel overeenkomst: geïntegreerd aanbod medisch specialistische zorg;
(…)
11. De Instelling kan een Lid de toegang tot de Instelling ontzeggen, zodra het Lid niet langer lid is van het MSB. Het MSB en de Leden laten zich bij hun werkzaamheden leiden door de op de Instelling rustende wettelijke verplichtingen en de regels die de Instelling vaststelt of heeft vastgesteld omtrent de zorgverlening. (…).
Par. 7 – Gedragsnormen e.a.
Art. 13 - Aanwijzingsbevoegdheid
1. De in deze Samenwerkingsovereenkomst geformuleerde dan wel uit de wet voortvloeiende gedragsnormen voor de Leden en de andere natuurlijke personen die door het MSB worden ingezet, vormen verplichtingen van het MSB en de Leden jegens de Instelling. Ter zake van de (niet-)naleving van deze gedragsnormen kan de Instelling zich richten tot zowel het MSB als rechtstreeks tot de Leden. Het MSB staat er jegens de Instelling voor in dat de Leden de verplichtingen nakomen, welke in dit kader ten aanzien van hen (zowel direct als indirect) in deze Samenwerkingsovereenkomst zijn opgenomen.
2. De Instelling kan het MSB en de Leden aanwijzingen geven, alsmede aanwijzingen als bedoeld in lid 8, 9 en 10, omtrent de kwaliteit, veiligheid, organisatie en administratie van de zorg door het MSB, haar Leden en haar personeel. De aanwijzingen hebben geen betrekking op de medisch inhoudelijke zorg aan individuele patiënten, en treden niet in de verantwoordelijkheid van de Individuele Leden die voortvloeit uit de voor hen geldende en breed gedragen Professionele Standaard.
(…)
5. Het MSB en de Leden nemen bij de uitoefening van hun werkzaamheden, taken en bevoegdheden de aanwijzingen in acht. (…)
Art. 14 - Toegangsontzegging
1. De Instelling kan - behoudens in spoedeisende gevallen waarbij overleg niet mogelijk is - na overleg met het bestuur MSB een Lid, of een andere natuurlijke persoon die door het MSB wordt ingezet, de toegang tot de Instelling ontzeggen op grond van omstandigheden van zo ernstige aard of een gegrond vermoeden van zodanige aard dat aanwezigheid van en/of het verrichten van enige werkzaamheid door dat Lid of die andere natuurlijke persoon in de Instelling niet langer kan worden geaccepteerd.
(…)
Par. 9 – Overige bepalingen
(…)
Art. 18 - Concurrentiebeding
(…)
2. Het MSB en haar Leden onthouden zich zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Instelling van directe of indirecte participatie in een zorgaanbod dat concurreert met het zorgaanbod van de Instelling (Concurrente Zorg). De huidige inrichting van zorg of gevolgen in de inrichting van zorg, voortvloeiende uit de fusie, worden geacht concurrerend te zijn. Een zorgaanbod dat buiten het door de Instelling vastgestelde Zorgprofiel valt, wordt geacht niet concurrerend te zijn gedurende de periode waarvoor het Zorgprofiel door de Instelling is vastgesteld. In geval van redelijke twijfel over het concurrerend zijn van zorgaanbod vraagt MSB toestemming als hiervoor bedoeld. De Instelling kan aan haar toestemming voorwaarden verbinden en de toestemming verlenen voor een bepaalde termijn.
(…)
2.15.
In 2014 is in opdracht van de Raad van Bestuur en het Bestuur Medische Staf van het Atrium de Commissie Radiologie samengesteld. De reden hiervoor was dat er signalen waren over een vertrouwensbreuk binnen de groep radiologen en daarmee samenhangende problemen (zie productie 4 dagvaarding 243792: vonnis van deze rechtbank van 28 september 2016, gewezen tussen [eisers] als eisers en MSB c.s. als gedaagden).
2.16.
In het vonnis van 28 september 2016 is (verder) vermeld dat de Commissie Radiologie op 27 januari 2015 een conceptverslag heeft uitgebracht. In dit conceptverslag, dat gelijk luidt aan het definitieve verslag, staat – voor zover van belang – het volgende:
“(…)
1 & 2: Is de relatie tussen de maatschapsleden verstoord en zo ja in welke mate?
(…)
Conclusie Vraag 1: Er is onderling wantrouwen en achterkamertjes politiek. De relaties zijn verstoord.
Conclusie Vraag 2: de mate van verstoorde relaties:
(…). De Commissie acht het vertrouwen tussen de radiologen ernstig verstoord.
Vraag 3 en 4: Bestaan er mogelijkheden tot herstel van relaties? (…)
Van belang is dat de onderlinge machtsverhouding hersteld wordt en alle radiologen weer gelijk zijn aan elkaar. Daarnaast moet het financiële vertrouwen herwonnen worden door transparantie te creëren over transacties met de aandelen van DCP, de managementfee stromen en de maatschapcontractwijzingen.
(…)
Conclusie vraag 3 en 4: Ja er zijn mogelijkheden tot herstel van de relaties en vertrouwen, mits bovenstaande zaken uitgeband worden
Kritische punten: Onderling respect, Maatschapvergadering, Aandelenpakketten, Maatschap- / vakgroepcontract.(…).”
2.17.
Uit het vonnis van 28 september 2016 blijkt dat MSB op 7 september 2015 definitief heeft besloten om met onmiddellijke ingang de Ledenovereenkomst met [eiseres sub 2] op te zeggen. MSB heeft zich daarbij beroepen op het bepaalde in artikel 5 lid 1 sub a, d, e en j van de Ledenovereenkomst.
Feitelijk heeft MSB hieraan ten grondslag gelegd dat [eisers] het plan van aanpak niet naleefden, het gebrek aan samenwerking binnen de vakgroep radiologie en “omstandigheden, welke van dien aard zijn dat redelijkerwijs van MSB niet kan worden verlangd de Ledenovereenkomst ongewijzigd in stand te houden”.
Zuyderland heeft op 7 september 2015 een definitief besluit genomen inhoudende dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] met ingang van 7 september 2015 de toegang tot alle locaties van het ziekenhuis wordt ontzegd. Zuyderland beroept zich daarbij op artikel 1 lid 11 en artikel 14 lid 1 van de Samenwerkingsovereenkomst.
2.18.
[eisers] hebben zich niet neergelegd bij de opzegging van de Ledenovereenkomst en de toegangsontzegging van 7 september 2015. Op hun vordering heeft deze rechtbank bij het vonnis van 28 september 2016 in het dictum – voor zover hier van belang – voor recht verklaard:
5.1.
dat het besluit van MSB van 7 september 2015 strekkende tot beëindiging van de Ledenovereenkomst niet op goede gronden is genomen en daarom niet tot beëindiging van de Ledenovereenkomst leidt,
5.2.
dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] (naar de rechtbank begrijpt “Beheer”)
vanaf 7 september 2015 onverminderd lid zijn gebleven van MSB en dat de Ledenovereenkomst onverminderd van kracht is,
5.3.
dat het besluit van Zuyderland van 7 september 2015 strekkende tot toegangsontzegging niet op goede gronden is genomen,
5.4.
dat MSB haar verplichtingen jegens [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] uit hoofde van de Ledenovereenkomst vanaf 7 september 2015 onverminderd dient na te komen, totdat er een rechtsgeldig einde is gekomen aan de Ledenovereenkomst,
5.5.
dat Zuyderland gehouden is om [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] toegang tot het ziekenhuis/de ziekenhuislocaties van Zuyderland te verlenen en [eiser sub 1] in staat te stellen om zijn werkzaamheden als radioloog en zijn praktijk van daaruit uit te oefenen, totdat er een rechtsgeldig einde is gekomen aan de Ledenovereenkomst,
en
5.6.
MSB veroordeeld om, voor zover dit in haar macht is en binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] in staat te stellen het beroep van medische specialist (radioloog) ongehinderd en in volle omvang uit te oefenen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat niet aan deze veroordeling is voldaan, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
5.7.
Zuyderland veroordeeld om, voor zover dit in haar macht is en binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] in staat te stellen het beroep van medische specialist (radioloog) ongehinderd en in volle omvang uit te oefenen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat niet aan deze veroordeling is voldaan, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
5.8.
MSB en Zuyderland veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser sub 1] te vergoeden de schade die hij heeft geleden, lijdt en nog zal lijden, nader op te maken bij staat, (…)
2.19.
MSB c.s. hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Partijen hebben in dit hoger beroep hun zaak bepleit op 12 maart 2018.
2.20.
[eiser sub 1] heeft omstreeks 23 november 2016 zijn werkzaamheden als radioloog te Heerlen weer opgepakt. Eerst bij wijze van re-integratie, daarna fulltime.
2.21.
Bij brief van 10 maart 2017 hebben MSB c.s. aan [eiser sub 1] meegedeeld dat zij voornemens zijn de Ledenovereenkomst met hem op te zeggen respectievelijk hem de toegang tot het ziekenhuis te ontzeggen. Zij hebben hem uitgenodigd om op 21 maart 2017 zijn zienswijze daarover kenbaar te maken, desgewenst vergezeld van zijn advocaat.
2.22.
Bij brief van 14 juli 2017 hebben MSB c.s. [eisers] wederom de toegang tot het ziekenhuis ontzegd en de Ledenovereenkomst met [eisers] per direct opgezegd.
In die brief schrijven MSB c.s., voor zover hier van belang:
“(…)
Het besluit tot opzegging van de Ledenovereenkomst berust op de volgende grondslagen:
• Artikel 5.1 lid e[de rechtbank leest “artikel 5.1 aanhef en sub e”]
: er is sprake van een gebrek aan samenwerking binnen de onderneming van Zuyderland en binnen het MSB. Dat gebrek aan samenwerking manifesteert zich inmiddels op allerlei niveaus: het verzoek om handhaving bij de NZa, concurrerende activiteiten bij Mitralis, een e-mail aan externen waarin u kritiek uit op Zuyderland, een misplaatste claim op verbeurde dwangsommen, een procedure bij de rechtbank Limburg waarin u Zuyderland onrechtmatig handelen verwijt en uw collega-radiologen onredelijk en onbillijk gedrag.
• Artikel 5.1 sub g[de rechtbank leest “artikel 5.1 aanhef en sub g”]
: u heeft de verplichtingen genoemd in art. 14.3 niet in acht genomen door als bestuurder en radioloog werkzaamheden te blijven verrichten voor Mitralis en meer in het bijzonder de NZa te verzoeken handhavend op te treden jegens CZ met als doel contractueel overeengekomen omzetvolume van Zuyderland en het MSB naar Mitralis over te hevelen. U heeft voorts informatie verspreid waarvan u kon verwachten dat die het MSB schade zou berokkenen.
Voorts heeft u uw werkzaamheden als radioloog in Mitralis voortgezet.
• Artikel 5.1 sub j[de rechtbank leest “artikel 5.1 aanhef en sub j”]
: alle omstandigheden tezamen maken dat redelijkerwijs van het MSB niet verlangd kan worden dat wij de Ledenovereenkomst met u in stand laten.
Zuyderland baseert de toegangsontzegging op art. 14 van de Samenwerkingsovereenkomst omdat op grond van het voorgaande uw aanwezigheid en het verrichten van werkzaamheden door u niet langer kan worden geaccepteerd. De vakgroep is op 13 juli 2017 in de gelegenheid gesteld zijn visie hierop te geven.
(…)”.
2.23.
Aan het slot van deze brief van 14 juli 2017 (pagina 12) schrijven MSB c.s. dat zij een kort geding aanhangig zullen maken teneinde opschorting van het vonnis van 28 september 2016 te vorderen en de gegeven opzegging en toegangsontzegging ingaan op het moment dat de voorzieningenrechter een begunstigende uitspraak heeft gewezen.
2.24.
Het in de brief van 14 juli 2017 op pagina 12 genoemde kort geding is aanhangig gemaakt. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij vonnis van 15 september 2017 het door MSB c.s. gevorderde afgewezen.
2.25.
Bij aangetekende brief van 25 oktober 2017 stellen MSB c.s. [eisers] andermaal in kennis van het besluit van het bestuur van MSB tot opzegging van de Ledenovereenkomst en daarmee het lidmaatschap met [eiser sub 1] en met [eiseres sub 2] . Er wordt ditmaal evenwel een opzegtermijn van zes maanden in acht genomen, zodat de Ledenovereenkomst eindigt op 25 april 2018.
De brief houdt in, voor zover relevant:
“(…)
Artikel 14 van de Ledenovereenkomst bevat een non-concurrentiebeding. Artikel 14.3 bepaalt dat het Lid en de Medisch Specialist zich, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van het MSB en met in acht name van eventuele reeds verstrekte goedkeuringen voor ten tijde van het ondertekenen van de Ledenovereenkomst bestaande participaties, onthoudt van directe of indirecte participatie in een zorgaanbod binnen of buiten de onderneming van het MSB en een Opdrachtgever dat concurreert met het zorgaanbod van het MSB of een Opdrachtgever.
Artikel 15.1 van de Ledenovereenkomst legt het Lid en de Medisch Specialist een geheimhoudingsplicht op (…).
De Ledenovereenkomst bevat een aantal opzeggingsgronden. In het kader van deze opzegging zijn de volgende opzeggingsgronden van belang. Bij schending van artikel 14.3 van de Ledenovereenkomst is het MSB op grond van artikel 5.1 lid 1 sub g[de rechtbank leest “artikel 5.1 aanhef en sub g”]
bevoegd de Ledenovereenkomst op te zeggen. Ook in geval van schending van de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 15 van de Ledenovereenkomst is het MSB op grond van artikel 5.1 lid 1 sub g[de rechtbank leest “artikel 5.1 aanhef en sub g”]
bevoegd de Ledenovereenkomst op te zeggen. Op grond van artikel 5.1 lid e[de rechtbank leest “artikel 5.1 aanhef en sub e”]
bestaat een grond voor opzegging van de Ledenovereenkomst als sprake is van een gebrek aan samenwerking binnen het MSB en binnen de onderneming van Zuyderland.
De Samenwerkingsovereenkomst is de overeenkomst tussen het MSB en Zuyderland, die ertoe strekt dat het MSB in opdracht van Zuyderland medisch specialistische zorg levert. Artikel 18 lid 2 van de Samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat het MSB en zijn leden zich zonder schriftelijke toestemming zullen onthouden van directe of indirecte participatie in een zorgaanbod dat concurreert met het zorgaanbod van Zuyderland. Via de Ledenovereenkomst rust deze verplichting ook op u.
(…)
In de brief van 30 november 2016 aan mr. Louws, raadsvrouw van DCP, die ook is verstuurd naar de radiologen werkzaam in Mitralis, is uiteengezet dat bij gebreke van overeenstemming over overdracht van het Mitralis-belang van DCP aan Zuyderland, Zuyderland in samenwerking met het MSB vanaf 2017 de eerstelijns diagnostische zorg zelf ter hand zal nemen en niet langer uitbesteedt aan Mitralis. De activiteiten in Mitralis op het gebied van eerstelijns diagnostiek waren daarmee van 1 januari 2017 concurrerend met die van het MSB en Zuyderland. (…)
Om die reden stond het medisch specialisten verbonden aan het MSB sinds 1 januari 2017 niet langer vrij werkzaam te zijn in Mitralis. U heeft niet kenbaar gemaakt dat u het hier niet mee eens was. De Ondernemingskamer heeft in de beschikking van 4 mei 2017 geoordeeld dat dat standpunt niet onredelijk was.
(…)
U bent na 1 januari 2017 desondanks als radioloog werkzaam geweest in Mitralis. U heeft dit gedaan terwijl u hiervoor geen toestemming heeft gevraagd en het u onmiskenbaar duidelijk moet zijn dat indien u dat wel had gedaan, het MSB en Zuyderland u daarvoor geen toestemming zouden hebben verleend.
In het zienswijzegesprek van 21 maart 2017 hebt u aangegeven dat u niet langer in Mitralis werkt als radioloog; “[c]onform wens is Mitralis volledig ontvlochten en daar werken 9 buitenstaanders radiologen, dus ik werk helemaal niet meer in Mitralis dat was fade in, fade out (…). En werk ik daar helemaal niet meer en ben ik volledig succesvol geïntegreerd en ik doe nog alleen het management conform wens van Zuyderland en de Stichting ZBC.” Ook in de kort geding procedure van 7 september 2017[rechtbank: de dag van de mondelinge behandeling, geleid hebbende tot het genoemde kort geding vonnis van 15 september 2017]
gaf uw raadsvrouw aan dat u “op dit moment (...) (uitsluitend) als radioloog werkzaam [bent] voor MSB binnen Zuyderland.”
Die verklaring strijdt met de feiten. Uit de administratie van Mitralis blijkt in ieder geval dat u op en na 21 maart 2017 volop in Mitralis werkzaam bent geweest als radioloog. U heeft in 2017 circa 3.300 verslagen in Mitralis gemaakt. Een dagproductie van een radioloog is circa 90 verslagen. Dat levert dus 36 dagen werk op met dienovereenkomstige inkomsten in Mitralis.
Wij hebben kunnen vaststellen dat u in strijd met artikel 14 van de Ledenovereenkomst tot eind mei 2017 als radioloog werkzaam bent geweest in Mitralis. Langs die weg heeft u het concurrentiebeding geschonden en heeft u daarover bovendien gelogen. Dit vormt een grond voor de opzegging van de Ledenovereenkomst.
(…)
Door of namens Mitralis, waar u tot 1 juni 2017 bestuurder van was, is bovendien in december 2016/januari 2017 een verzoek aan de Nederlandse Zorgautoriteit gedaan (“NZa”) om handhavend op te treden in verband met de wijze waarop CZ, de grootste zorgverzekeraar in het verzorgingsgebied van Zuyderland, eerstelijns diagnostische zorg exclusief bij Stichting Zuyderland ZBC heeft ingekocht. Dat zou in strijd zijn met de zorgplicht van CZ. CZ heeft die eerstelijns zorg inderdaad exclusief ingekocht bij Zuyderland ZBC, die de uitvoering daarvan heeft uitbesteed aan Zuyderland. Zuyderland schakelt het MSB in.
De NZa heeft het handhavingsverzoek afgewezen, tegen welk besluit bezwaar is gemaakt. Daarbij is echter wel gebleken dat de NZa kon beschikken over vertrouwelijke informatie over Zuyderland. Hoewel het MSB gelet op de haar ter beschikking staande informatie niet verwacht dat de NZa maatregelen zal treffen, levert een dergelijk handhavingsverzoek een ernstige schending op van het anti-concurrentiebeding. Een dergelijk verzoek beoogt naar de aard van de zaak of heeft tot voorzienbaar gevolg dat Zuyderland, en daarmee het MSB, schade lijdt.
Daarmee heeft u geprobeerd een situatie in het leven te roepen waarin u werkzaamheden die u in opdracht van het MSB verricht, bij het MSB weghaalt en in Mitralis onderbrengt. Dat verlies zou u niet raken omdat u als radioloog, bestuurder en indirect aandeelhouder van Mitralis van die omzetverschuiving zou profiteren.
Het MSB kwalificeert dit als een ernstige schending van het concurrentiebeding en de geheimhoudingsplicht zoals die hiervoor onder het juridisch kader uiteengezet zijn.
Hierover heeft het MSB met u op 31 januari 2017 en 21 maart 2017 gesproken.
Tijdens ons overleg op 31 januari 2017 heeft u op de vraag of u als bestuurder van Mitralis de NZa heeft gevraagd handhavend op te treden richting CZ in krachtige bewoordingen ontkennend geantwoord (…). Op de vraag of u iemand opdracht heeft gegeven, heeft u in eerste instantie niet willen antwoorden (…), maar later in het gesprek heeft u op de expliciete vraag of u opdracht heeft gegeven aan iemand anders om een handhavingsverzoek te doen, dat alsnog ontkend.
(…)
U heeft ook uw raadsvrouw op pad gestuurd met de boodschap dat u niets met het handhavingsverzoek te maken had. Zij heeft op 21 maart 2017 gezegd: “ [eiser sub 1] heeft geen verzoek bij de NZa gedaan om te handhaven, waarmee hij heeft beoogd zijn opdrachtgevers (MSB en Zuyderland) direct nadeel te berokkenen.”
Uw ontkenningen en die van uw raadsvrouw[waren]
zo krachtig en beslist, dat alhoewel het onwaarschijnlijk leek dat u er niets mee te maken had, het zonder aanvullend bewijs onzorgvuldig werd geacht de Ledenovereenkomst op te zeggen.
Dat bewijs is boven water gekomen in het kader van het door Zuyderland verrichte due diligence onderzoek bij Mitralis. Daarbij zijn declaraties van Maverick aan Mitralis ten bedrage van circa € 70.000,- aangetroffen.
Nadere bestudering van die declaraties bevestigt onze aanvankelijke twijfels ten aanzien van uw verklaringen. Uit de declaraties blijkt dat de werkzaamheden verricht door Maverick advocaten voor Mitralis betrekking hebben op het NZa handhavingsverzoek, dat u daarbij blijkens de facturen persoonlijk betrokken bent geweest en dat Mitralis daar de opdrachtgever van is. Met de afkorting “ [eiser sub 1] ” op de facturen van Maverick wordt uw naam bedoeld. Er kan derhalve geen twijfel over bestaan dat u betrokken bent geweest bij het handhavingsverzoek van de NZa als opdrachtgever.
Daarmee staat, naast de reeds overvloedig aanwezige overige aanwijzingen, onomstotelijk vast dat u het concurrentiebeding hebt geschonden en daarover herhaaldelijk en glashard hebt gelogen. Op grond daarvan komen wij tot een opzegging van de Ledenovereenkomst.
(…)
Artikel 15.1 van de Ledenovereenkomst legt u een geheimhoudingsplicht op ter zake van informatie betreffende het MSB en/of de door het MSB gedreven onderneming waarvan zij weten of vermoeden, of redelijkerwijs moeten weten of vermoeden dat deze informatie geheim of vertrouwelijk is, dan wel informatie waarvan zij kunnen verwachten dat de verspreiding daarvan de Leden en/of het MSB schade kunnen berokkenen.
De NZa heeft bij de behandeling van het handhavingsverzoek gebruik gemaakt van gegevens die Zuyderland betreffen en die niet openbaar zijn. Uit documenten van de NZa hebben wij afgeleid dat Mitralis een gesprek heeft gevoerd met de NZa. Daarbij is de NZa onder meer gemeld dat:
• de (spoed)zorg niet beschikbaar zou zijn en de kwaliteit en bereikbaarheid niet geborgd zouden zijn, dan wel verslechterd zijn;
• huisartsen niet in staat zijn om mammografie op de locatie Heerlen in te plannen omdat het systeem niet werkt;
• Zuyderland in de zomer van 2016 niet kon voldoen aan de NWR-norm die inhoudt dat 90% van de verslagen binnen 24 uur beschikbaar is.
Dit betreft geen openbare informatie die de NZa bekend kan zijn uit openbare bronnen. De NZa kan die informatie redelijkerwijs alleen hebben verkregen via u. Bovendien is dit informatie waarvan u had moeten weten dat deze informatie geheim of vertrouwelijk is, althans informatie is waarvan u kan verwachten dat de verspreiding daarvan de leden, het MSB en Zuyderland schade kan toebrengen. Het spreekt voor zich dat dergelijke informatie over de continuïteit van zorg niet op deze manier bij de toezichthouder terecht moet komen.
(…)
Naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 september 2017 heeft het MSB zich echter opnieuw moeten beraden op de wijze waarop het de Ledenovereenkomst met u zou opzeggen met minimalisering van het risico op het verbeuren van dwangsommen. Op grond daarvan neemt het MSB het navolgende besluit:
● Het MSB zegt het lidmaatschap en de Ledenovereenkomst met u en uw vennootschap [eiseres sub 2] B.V. op met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
Het besluit tot opzegging van de Ledenovereenkomst berust op de volgende grondslagen:
● Artikel 5.1 sub g[de rechtbank leest “artikel 5.1 aanhef en sub g”]
: u heeft de verplichtingen genoemd in art. 14.3 niet in acht genomen. In de eerste plaats heeft u als radioloog werkzaamheden verricht in Mitralis terwijl u wist dat zulks een schending opleverde van het concurrentiebeding. U heeft over uw werkzaamheden leugenachtige verklaringen afgelegd. In de tweede plaats heeft u als bestuurder van Mitralis de NZa verzocht handhavend op te treden jegens CZ welk verzoek, indien toegewezen, schade zou hebben veroorzaakt bij het MSB (en Zuyderland). Ook over dit verzoek aan de NZa heeft u bij herhaling leugenachtige verklaringen afgelegd.
● U heeft voorts uw geheimhoudingsplicht geschonden door informatie te verspreiden waarvan u kon verwachten dat die het MSB (en Zuyderland) schade zou berokkenen.
De vakgroep is in verband met het eerdere besluit tot opzegging (14 juli 2017) op 13 juli 2017 in de gelegenheid gesteld zijn visie hierop te geven. Het MSB heeft de vakgroep niet opnieuw in de gelegenheid gesteld zijn visie te geven, omdat aan deze opzegging geen nieuwe feiten of omstandigheden ten grondslag zijn gelegd.
Met inachtneming van het voorgaande zegt het MSB op grond van artikel 5.4 van de Ledenovereenkomst met deze brief de Ledenovereenkomst op. Daarbij neemt het MSB een opzegtermijn van zes maanden in acht. Deze termijn vangt aan per datum van deze brief. Uw Ledenovereenkomst met het MSB eindigt derhalve op 25 april 2018. (…)”.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen in de zaak 241226 – na wijziging van eis – bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, inclusief de proceskostenveroordeling:
Primair:
a. Te verklaren voor recht dat de brief van 14 juli 2017 niet tot opzegging van de
ledenovereenkomst heeft geleid c.q. kan leiden, althans dat de opzegging d.d. 14 juli 2017 van de ledenovereenkomst door MSB niet op goede gronden is genomen en daarom niet tot beëindiging van de ledenovereenkomst leidt;
b. Te verklaren voor recht dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] vanaf 14 juli 2017 onverminderd lid zijn gebleven van MSB en de ledenovereenkomst en de samenwerkingsovereenkomst onverminderd van kracht zijn;
c. Te verklaren voor recht dat de brief van 14 juli 2017 niet tot toegangsontzegging heeft geleid c.q. kan leiden, althans de toegangsontzegging door Zuyderland van 14 juli 2017 niet op goede gronden is genomen en daarom niet tot een toegangsontzegging leidt;
d. Te verklaren voor recht dat MSB haar verplichtingen jegens [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] op basis van de ledenovereenkomst en de Statuten en de samenwerkingsovereenkomst vanaf
14 juli 2017, althans vanaf de uitvoeringsdatum van de besluiten van 14 juli 2017,
onverminderd dient na te komen, totdat er een rechtsgeldig einde is gekomen aan de ledenovereenkomst tussen partijen;
e. Te verklaren voor recht dat Zuyderland gehouden is om [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] toegang tot het ziekenhuis/ de ziekenhuislocaties van Zuyderland te verlenen en hem in staat te stellen om zijn werkzaamheden als radioloog en zijn praktijk van daaruit uit te oefenen,
totdat er een rechtsgeldig einde is gekomen aan de ledenovereenkomst;
f. MSB te veroordelen om – binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis – [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] BV. in staat te stellen het beroep van medisch specialist (radioloog) ongehinderd en in volle omvang bij MSB uit te oefenen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,= per dag voor elke dag dat MSB hiermee in gebreke blijft;
g. Zuyderland te veroordelen om – binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis – [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] B.V. in staat te stellen het beroep van medisch specialist (radioloog) ongehinderd en in volle omvang bij MSB uit te oefenen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,= per dag voor elke dag dat MSB hiermee in gebreke blijft;
h. MSB en Zuyderland hoofdelijk te veroordelen, althans MSB en Zuyderland te
veroordelen, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] B.V. te vergoeden de schade die zij hebben geleden, lijden en nog zullen lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Subsidiair:
Voor het geval de rechtbank van mening mocht zijn dat de besluiten in stand dienen te blijven, MSB en Zuyderland hoofdelijk te veroordelen, althans MSB en Zuyderland te veroordelen, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] B.V. de schade te vergoeden die zij lijden, hebben geleden en nog zullen lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Meer subsidiair:
Voor recht te verklaren dat dat de ledenovereenkomst eindigt met inachtneming van de opzegtermijn van zes maanden, onder toekenning van een door MSB en Zuyderland te betalen vergoeding naar billijkheid aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] , welke vergoeding gelijk is aan de schade die [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] lijden tot aan de pensioengerechtigde leeftijd van [eiser sub 1] , welke schade becijferd wordt door een door de rechtbank te benoemen deskundige, althans een door de rechtbank anderszins naar billijkheid vast te stellen bedrag.
Primair, subsidiair, en meer subsidiair:
Alles met hoofdelijke veroordeling van MSB en Zuyderland in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten en te bepalen indien deze (na)kosten niet binnen
14 dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald, MSB en Zuyderland daarover hoofdelijk de wettelijke rente zijn verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2.
[eisers] vorderen in de zaak 243792 – na wijziging van eis – bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, inclusief de proceskostenveroordeling:
Primair:
a. a) Te verklaren voor recht dat het besluit van 25 oktober 2017 van MSB strekkende tot opzegging van de ledenovereenkomst nietig is, althans ongeldig is, althans daaraan geen rechtsgevolg toekomt, en daarom niet tot beëindiging van de ledenovereenkomst leidt, althans voor recht te verklaren dat de opzegging d.d. 25 oktober 2017 van de ledenovereenkomst door MSB niet op goede gronden is genomen en daarom niet tot beëindiging van de ledenovereenkomst leidt;
b) Te verklaren voor recht dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] na het eindigen van de opzegtermijn, derhalve vanaf 25 april 2018, onverminderd lid blijven van MSB en de ledenovereenkomst en de samenwerkingsovereenkomst onverminderd van kracht zijn;
c) Te verklaren voor recht dat MSB haar verplichtingen jegens [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] op basis van de ledenovereenkomst en de Statuten en de samenwerkingsovereenkomst vanaf het einde van de opzegtermijn, derhalve vanaf 25 april 2018, onverminderd dient na te komen;
d) Te verklaren voor recht dat Zuyderland vanaf 25 april 2018 onverminderd gehouden is om [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] toegang tot het ziekenhuis / de ziekenhuislocaties van Zuyderland te verlenen en hem in staat te stellen om zijn werkzaamheden als radioloog en zijn praktijk van daaruit uit te oefenen;
e) MSB te veroordelen om voor zover dat in haar macht ligt – binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis – [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] BV. in staat te stellen het beroep van medisch specialist (radioloog) ongehinderd en in volle omvang uit te oefenen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,= per dag voor elke dag dat MSB hiermee na 25 april 2018 in gebreke blijft;
f) Zuyderland te veroordelen om voor zover dat in haar macht ligt – binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis – [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] B.V. in staat te stellen het beroep van medisch specialist (radioloog) ongehinderd en in volle omvang uit te oefenen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,= per dag voor elke dag dat Zuyderland na 25 april 2018 hiermee in gebreke blijft;
g) MSB en Stichting Zuyderland hoofdelijk te veroordelen, althans MSB en Zuyderland te veroordelen, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, althans MSB te veroordelen, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] B.V. te vergoeden de schade die zij hebben geleden, lijden en nog zullen lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Subsidiair:
Voor het geval de rechtbank van mening mocht zijn dat het besluit in stand dient te blijven, MSB en Zuyderland hoofdelijk te veroordelen, althans MSB en Zuyderland te veroordelen, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] B.V. de schade te vergoeden, welke vergoeding gelijk is aan de schade die [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] lijden tot aan de pensioengerechtigde leeftijd van [eiser sub 1] , welke schade becijferd wordt door een door de rechtbank te benoemen deskundige, althans een door de rechtbank anderszins naar billijkheid vast te stellen bedrag.
Primair, subsidiair en meer subsidiair:
Alles met hoofdelijke veroordeling van MSB en Zuyderland in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten en te bepalen indien deze (na)kosten niet binnen
14 dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald, MSB en Zuyderland daarover hoofdelijk de wettelijke rente zijn verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag van algehele voldoening.

4.De beoordeling

In de zaak 241226

4.1.
De rechtbank is van oordeel dat er voor [eisers] , zoals MSB c.s. hebben aangevoerd, geen belang (meer) is bij een oordeel over de zaak om de volgende redenen.
4.2.
Het besluit van 14 juli 2017 (2.22) is niet ten uitvoer gelegd en de door MSB c.s. beoogde rechtsgevolgen zijn daarom niet gerealiseerd. MSB c.s. hebben op 25 oktober 2017 (2.25) een nieuw besluit genomen, waarbij weliswaar de aan de niet ten uitvoer gelegde beslissing ten grondslag gelegde feiten zijn herhaald, maar waarbij ook feiten en omstandigheden zijn aangevuld. De beoogde rechtgevolgen zijn weliswaar inhoudelijk gelijk aan het besluit van 14 juli 2017, maar treden op een ander tijdstip in werking, namelijk (ten gevolge van het besluit van 25 oktober 2017) op 25 april 2018 en niet (volgens het besluit van 14 juli 2017) op 14 juli 2017. Door het besluit van 25 oktober 2017 is dan ook sprake van een nieuwe rechtstoestand en is het besluit van 14 juli 2017 achterhaald. De stelling van MSB c.s. dat het ook voor [eisers] al voor het uitbrengen van de dagvaarding in deze zaak duidelijk moet zijn geweest dat het besluit van 14 juli 2017 niet zou worden uitgevoerd (zie pv van comparitie d.d. 20 maart 2018) had door [eisers] onderbouwd moeten worden weerlegd, hetgeen niet is gebeurd (vergelijk HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590). Alleen daarom al kan niet worden volgehouden dat [eisers] nog belang hebben bij de beoordeling van het besluit van 14 juli 2017.
4.3.
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van MSB c.s. tot op heden begroot op € 1.704,00 (griffierecht € 618,00 en salaris advocaat € 1.086,00, te weten 2 (conclusie van antwoord en comparitie) punten tarief II). De kosten van het incident worden begroot op nihil.
In de zaak 243792
4.4.
[eisers] leggen – samengevat – aan hun vordering ten grondslag:
1. er kleven formele gebreken aan het besluit van 25 oktober 2018, omdat [eiser sub 1] noch de vakgroep voorafgaand zijn gehoord;
2. het verrichten van werkzaamheden na 1 januari 2017 voor of namens Mitralis is niet in strijd met het concurrentiebeding;
3. [eiser sub 1] heeft als bestuurder van Mitralis geen opdracht gegeven tot de melding bij de NZa, noch is deze melding aan hem als bestuurder toe te rekenen;
4. [eiser sub 1] heeft de geheimhoudingsplicht niet overtreden.
1. Het opnieuw horen van de vakgroep en [eiser sub 1]
4.5.
Voorafgaand aan het besluit van 25 oktober 2018 hadden [eisers] en de vakgroep gehoord moeten worden. [eisers] stellen dat, anders dan de rechtbank bij haar incidentele vonnis van 11 april 2018 heeft overwogen, het niet naleven van artikel 5.2 Ledenovereenkomst door MSB c.s., hetgeen door de rechtbank in dat vonnis is vastgesteld, niet ter zijde is te schuiven in een zeer bijzonder geval. Schending van het horen leidt volgens [eisers] sowieso tot ongeldigheid. Daarbij stellen [eisers] dat bovendien geen (zeer) bijzonder geval aan de orde is.
4.6.
MSB c.s. brengen naar voren dat [eiser sub 1] en de vakgroep in de voorbereiding van het besluit van 14 juli 2017 zijn gehoord en dat omdat er geen andere feiten ten grondslag liggen aan de beslissing van 25 oktober 2017 horen daarom niet meer noodzakelijk was. De standpunten waren bekend en besproken. MSB c.s. menen dan ook dat (de ratio van) artikel 5.2 Ledenovereenkomst niet geschonden is. MSB c.s. stellen voorts dat onder meer uit de dagvaarding van 11 augustus 2017 (en ook uit die van 23 november 2017) bovendien blijkt dat [eisers] ook geen nieuwe argumenten of bezwaren hadden.
4.7.
Vast staat dat [eisers] noch de vakgroep zijn gehoord, als bedoeld in artikel 5.2. Ledenovereenkomst, in het kader van de voorbereiding van het besluit van 25 oktober 2017. Daarmee is door MSB c.s. deze bepaling niet nageleefd. De vraag die voorligt is of daaraan de consequentie moet worden verbonden dat de opzegging ongeldig is.
4.8.
De rechtbank stelt vast dat de Ledenovereenkomst zelf geen consequenties verbindt aan het niet naleven van artikel 5.2. van de Ledenovereenkomst. Een opzegging op grond van artikel 5.1 Ledenovereenkomst zonder dat daaraan voorafgaand de zienswijze van een lid of de vakgroep is gevraagd, leidt dan ook niet op grond van een sanctieregel in die Ledenovereenkomst tot ongeldigheid van dat besluit. De redelijkheid en billijkheid die partijen van elkaar mogen verwachten brengt mee dat eerst dan het niet naleven van een op zichzelf fundamenteel beginsel van behoorlijk bestuur tot dergelijke verregaande consequenties moet leiden als daardoor de belangen van het Lid (c.q. de collega’s in de vakgroep) zodanig geschaad worden, dat van hem (c.q. hen) niet verlangd mag worden zich daarbij neer te leggen.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat [eisers] op alle gronden van de opzegging van 25 oktober 2017 is gehoord en uitgebreid zijn zienswijze heeft kunnen geven en ook heeft gegeven. [eisers] waren daarbij bovendien en in ieder geval op 21 maart 2017 – het gesprek naar aanleiding van het voornemen van MSB c.s. aangekondigd in hun brief van 10 maart 2017 – vergezeld door hun raadsvrouw. Niet is gesteld en ook niet is gebleken dat in de periode tot 25 oktober 2017 zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die noopten tot het nader horen van [eisers]
Omdat [eisers] geen materieel belang hebben gesteld, laat staan concreet hebben onderbouwd, dat zou zijn geschaad door de handelwijze van MSB c.s., kan niet worden vastgesteld dat hun belang ook daadwerkelijk is geschaad door het niet opnieuw horen voorafgaand aan de nieuwe opzegging.
4.10.
[eisers] hebben verder evenmin een materieel belang gesteld of concreet onderbouwd dat door de handelwijze van MSB c.s. zou zijn geschaad wat betreft het niet opnieuw horen van de (leden van de) vakgroep. Ook overigens is niet gesteld dat de vakgroep een nieuw standpunt ten aanzien van de feiten waarover zij zijn gehoord hebben ingenomen in de tussenliggende periode.
4.11.
MSB c.s. zijn in voldoende mate de hoorplicht nagekomen, zodat aan het achterwege laten van het opnieuw horen van [eisers] en de vakgroep geen consequenties worden verboden.
2. Schenden van het concurrentiebeding
Uitleg van het concurrentiebeding
4.12.
[eisers] stellen dat het zorgaanbod van Mitralis, dat voornamelijk eerstelijns radiodiagnostiek betreft, buiten het zorgprofiel van Zuyderland valt, dat medisch specialistische tweedelijns zorg omvat. Zuyderland treedt niet in onderhandeling over de eerstelijns radiodiagnostische zorg met de zorgverzekeraars, zodat die buiten het zorgprofiel valt. Daarmee zijn op grond van de letterlijke tekst van de tweede hoofdzin van artikel 14.3 Ledenovereenkomst werkzaamheden voor of namens Mitralis niet concurrerend.
4.13.
MSB c.s. beroepen zich op de letterlijke bewoordingen van de tekst van de eerste hoofdzin van het concurrentiebeding van artikel 14.3 Ledenovereenkomst. De leden van MSB dienen zich te onthouden van werkzaamheden die concurreren met het zorgaanbod van MSB of een Opdrachtgever. Daarmee is de bepaling, zo stellen MSB c.s., spiegelbeeldig aan artikel 18 lid 2 Samenwerkingsovereenkomst, waarin is opgenomen dat MSB en haar leden zich onthouden van werkzaamheden die concurreren met het zorgaanbod van de instelling (i.e. Zuyderland). Via artikel 2.1. Ledenovereenkomst zijn de leden dus dubbel gebonden.
MSB c.s. stellen voorts dat ontwikkelingen in de (financiering van de) gezondheidszorg voor Zuyderland tot een heroriëntatie op en herinrichting van de eerstelijns zorg heeft geleid. Zuyderland participeert daarin, zoals blijkt uit de samenwerking met huisartsen in Zorgpunten.
4.14.
Uit de samenhang van de Samenwerkingsovereenkomst en de Ledenovereenkomst en de gebondenheid van de leden van MSB aan beide overeenkomsten op grond van artikel 2.1. Ledenovereenkomst, volgt dat zorgaanbod, waarin een lid direct of indirect participeert,
in ieder gevalniet mag concurreren met zorgaanbod van Zuyderland. Voorts blijkt uit de derde hoofdzin van artikel 14.3 Ledenovereenkomst dat bij redelijke twijfel over het concurrerend zijn met het zorgaanbod van de (voorgenomen) activiteiten het lid toestemming moet vragen.
De vraag die allereerst dus voorligt is of Zuyderland vanaf 1 januari 2017 eerstelijns radiodiagnostiek in haar zorgaanbod heeft. Die vraag kan niet anders dan positief worden beantwoord. Uit de brieven van 22 december 2015 van Zuyderland aan Zuyderland ZBC over de opzegging van de overeenkomst uitvoering medisch specialistische zorg en van
30 december 2015 van ZBC aan Mitralis over de opzegging van de uitbestedingsovereenkomst, blijkt immers dat Zuyderland de eerstelijns radiodiagnostiek aan zich gaat trekken, een en ander in overleg met MSB en de huisartsen in Parkstad en de Westelijke Mijnstreek en dat er niet met zekerheid vanuit kan worden gegaan dat patiënten door huisartsen zullen worden doorverwezen naar Zuyderland ZBC.
Ook volgt dit indirect uit het feit dat de grootste zorgverzekeraar CZ in de regio de eerstelijns radiodiagnostische zorg in 2017 uiteindelijk exclusief bij Zuyderland ZBC heeft gecontracteerd en (dus) niet met anderen, zoals Stichting Diagnostiek Limburg (hierna: SDL), de WTZi-instelling waarmee Mitralis na 1 januari 2017 zaken is gaan doen. De stelling van [eisers] dat door ondercapaciteit in Zuyderland begin 2017 – onder andere omdat het mammacentrum nog niet van start was gegaan – patiënten uiteindelijk bij Mitralis terecht kwamen, draagt in zich dat Zuyderland dus eerstelijns radiodiagnostiek in haar zorgpakket had. Dat Zuyderland dit door omstandigheden nog niet helemaal op orde had begin 2017 doet daar niet aan af. Niet weersproken is in dat verband dat het werk dat Mitralis daardoor kreeg, slechts doorverwijzingen (en dus ongecontracteerde eerstelijns zorg) naar Mitralis betrof, dat voor eigen rekening en risico van Mitralis komt, en geen opdrachten van Zuyderland waren.
4.15.
De term zorgprofiel wordt in de Ledenovereenkomst niet gedefinieerd. Volgens de definitie van de Samenwerkingsovereenkomst moet er in die overeenkomst onder begrepen worden “het zorgaanbod van het ziekenhuis, waarover het op de zorginkoopmarkt met zorgverzekeraars in onderhandeling treedt”. In het licht van artikel 2 Samenwerkingsovereenkomst kan dit niet anders begrepen worden dan dat Zuyderland en MSB het zorgaanbod afstemmen, waaronder soorten, aantallen en kwaliteit van de zorgprestaties, waarbij uiteindelijk Zuyderland de eindverantwoordelijke is voor de afspraken met de zorgverzekeraars. Omdat Zuyderland en MSB tot overeenstemming zijn gekomen om eerstelijns radiodiagnostiek aan te bieden in samenwerking met de huisartsen in de regio Parkstad en Westelijke Mijnstreek, heeft daardoor het zorgprofiel van Zuyderland een uitbreiding gekregen. Dat het feitelijk de 100% dochter Zuyderland ZBC is die als WTZi-instelling contracteert met de zorgverzekeraars ten behoeve van Zuyderland, doet daar niet aan af.
4.16.
Het zorgaanbod van Mitralis valt vanaf 1 januari 2017 samen met het zorgaanbod van MSB en Zuyderland, zodat sprake is van een concurrerende activiteit in de zin van artikel 14.3 Ledenovereenkomst en artikel 18 Samenwerkingsovereenkomst.
Doorwerken bij Mitralis van [eiser sub 1] na 1 januari 2017
4.17.
[eisers] stellen zich op het standpunt dat [eiser sub 1] aangewezen was als bestuurder door nota bene Zuyderland ZBC, als aandeelhouder, en dat hem expliciet de opdracht was meegegeven om als een goed huisvader de onderneming te leiden. Omdat het bestuur van Mitralis dient te bestaan uit ten minste één senior-radioloog heeft [eiser sub 1] de bestuurstaken naar beste weten uitgevoerd. [eisers] stellen dat [eisers] als bestuurder niet gebonden zijn aan enig concurrentiebeding.
4.18.
Tijdens de comparitiezitting én tijdens het pleidooi is door [eiser sub 1] ten overstaan van de rechtbank verklaard dat hij binnen Mitralis werkzaamheden verrichtte als bestuurder en radioloog. Hij erkent voor Mitralis nieuwe radiologen te hebben aangetrokken, die niet aan MSB en Zuyderland verbonden waren. Het bedrijf moest immers draaiende worden gehouden toen de radiologen van Zuyderland niet meer voor Mitralis mochten c.q. wilden werken. [eiser sub 1] erkent dat hij als radioloog zo’n 3300 verslagen, van de ongeveer 70.000 verslagen op jaarbasis, heeft gemaakt naast zijn bijna full-time aanstelling bij Zuyderland. Het ging om het wegwerken van achterstanden. Naar voren is gebracht dat [eiser sub 1] , als directeur én senior-radioloog, verantwoordelijk was voor de kwaliteit en output van Mitralis. Hij controleerde en hielp de nieuwe radiologen, omdat nog geen 20% van de radiologen is gespecialiseerd in mammografie, terwijl het aanbod daarvan in april en mei 2017 zeer groot was. De doorlooptijd bij Mitralis bleef mede door de inzet van [eiser sub 1] als bestuurder en radioloog minder dan 24 uur.
4.19.
De rechtbank is van oordeel dat het maken van ruim 3300 verslagen, waarbij het gaat om ruim 4,7 % op jaarbasis van de declarabele (lees: betaalde) handelingen, moet worden aangemerkt als voldoende substantieel. [eisers] hebben immers niet onderbouwd dat het enkel om het controleren van werk van andere radiologen ging. Evenmin is voldoende onderbouwd dat de bij Mitralis na 1 januari 2017 aangetrokken radiologen hulp nodig hadden. En zelfs als dat aan de orde was, dan zijn dat werkzaamheden in de eerste lijn die niet waren toegestaan.
Door werkzaamheden in de eerste lijn te verrichten overtraden [eisers] het concurrentiebeding. Dat [eisers] de werkzaamheden niet declareerden doet daar niet aan af alleen al niet omdat voor het antwoord op de vraag of verboden concurrerende werkzaamheden worden verricht, de al dan niet betaling daarvoor geen relevante rol speelt.
4.20.
Dat Zuyderland ZBC als aandeelhouder [eiser sub 1] aanhield als bestuurder is weliswaar juist, maar [eisers] hadden zich desondanks eigener beweging kunnen en moeten terugtrekken van die taken, in het licht van het concurrentiebeding, dan wel de werkzaamheden voor MSB en Zuyderland moeten staken. Door dit niet te doen hebben [eisers] , om hen moverende en op zichzelf begrijpelijke redenen van continuïteit van de onderneming, zich bewust in een situatie gebracht die strijdig was met het concurrentiebeding.
4.21.
Het argument van [eisers] dat Mitralis een goedgekeurde activiteit is, als bedoeld in de eerste hoofdzin van artikel 14.3 Ledenovereenkomst, kan niet worden gevolgd in het licht van de eerdergenoemde opzeggingen van de uitbestedingsovereenkomst van Zuyderland met Zuyderland ZBC bij brief van 22 december en van Zuyderland ZBC met Mitralis bij brief van 30 december 2015.
4.22.
Door de werkzaamheden als bestuurder en radioloog verzekerden [eisers] zich bij Mitralis van omzet en opbrengsten in concurrentie met MSB c.s. [eisers] profiteerden voorts (indirect) van de resultaten van Mitralis als aandeelhouder van DCP, terwijl MSB, haar leden-radiologen en Zuyderland inkomsten misliepen.
3.
Het verzoek om handhaving bij de NZa
4.23.
[eisers] stellen dat Mitralis op geen enkele wijze indirect of direct betrokken was bij het indienen van het verzoek om handhaving bij de NZa. [eisers] stellen dat dit een autonome actie was van SDL en door [naam bestuurder SDL] , als bestuurder van die WTZi-instelling, is geïnitieerd. [eisers] ontkennen bestuurlijke betrokkenheid van Mitralis en ook persoonlijke betrokkenheid van [eiser sub 1] . [eisers] stellen voorts dat er geen belang is aan de zijde van MSB c.s. omdat de NZa het verzoek (ook na bezwaar) niet heeft gehonoreerd.
Voorts stellen [eisers] dat Mitralis weliswaar de factuur van de advocaat van SDL heeft voorgeschoten, maar dat SDL dit later heeft verrekend.
4.24.
Vast staat dat Mitralis slechts 75% van haar werkzaamheden kan declareren als er ongecontracteerde zorg wordt verleend. Daarmee staat vast dat Mitralis een belang had bij de uitkomst van het verzoek tot handhaving bij de NZa. Als CZ immers niet exclusief zou mogen contracteren ten behoeve van het zorgaanbod van MSB c.s. zou Mitralis een deel van de omzet van MSB c.s. - zijnde gecontracteerde zorg - naar zich toe kunnen trekken.
4.25.
Van belang is dat Mitralis, waarvan [eiser sub 1] bestuurder was, per 1 januari 2017 zonder inkomsten dreigde te zitten. [eisers] stellen dat ter voorkoming daarvan [naam bestuurder SDL] is ingeschakeld door Mitralis. [naam bestuurder SDL] moest, kort gezegd, met een wel door de WTZi toegelaten instelling komen. Vervolgens is SDL opgericht.
Gelet op het feit dat Mitralis met SDL had afgesproken dat de advocaatkosten die nodig waren om de zorgcontracten te bewerkstellingen door Mitralis zouden worden voorgeschoten, staat vast dat [eiser sub 1] als bestuurder van Mitralis bemoeienis dan wel kennis heeft gehad met “de [naam bestuurder SDL] -SDL-constructie”. Een en ander kan ook worden geconcludeerd uit de als productie 34 door MSB c.s. overgelegde brief. Daaruit blijkt dat [eiser sub 1] als cliënt van de behandelend advocaat een rol speelde. [eisers] komen in dit verband slechts met blote ontkenningen, terwijl zij de inhoud van productie 34 niet hebben weersproken. Dat voorgeschoten facturen van de advocaat later zouden zijn verrekend doet er niet aan af dat Mitralis, gebruik makend van de diensten van WTZi-instelling SDL, als concurrent van MSB c.s. opereerde.
4.26.
Ook als het verzoek om handhaving bij de NZa feitelijk door SDL zou zijn ingediend, is deze ook door of namens en ieder geval met medeweten van Mitralis en daarmee van [eiser sub 1] ingediend. De stelling van [eisers] dat, als dit alles zo zou zijn, [eiser sub 1] dit heeft gedaan als bestuurder van Mitralis en dat hij daarover alleen als bestuurder op de voet van boek 2 BW kan worden aangesproken, miskent dat hij als radioloog lid was van MSB en kort gezegd “in dienst” was bij Zuyderland.
Indien bij de uitoefening van de functie als bestuurder van Mitralis het concurrentiebeding kan worden geraakt, dient [eiser sub 1] hierover terstond tenminste contact met MSB c.s. op te nemen. De rechtbank leest in de opzeggingsbrief van 25 oktober 2017 dan ook niet dat [eiser sub 1] wordt verweten dat hij als bestuurder van Mitralis het concurrentiebeding heeft overtreden. Wel wordt hem verweten dat tijdens zijn bestuurderschap bij Mitralis, door of namens Mitralis het betreffende handhavingsverzoek is ingediend. Tevens wordt hem verweten dat hij daardoor, gezien de door hem bij MSB c.s. verrichte werkzaamheden, in elk geval vanuit zijn hoedanigheid als radioloog het concurrentiebeding heeft overtreden.
4.27.
De verfeitelijking in de beslissing van 25 oktober 2017 voor zover die inhoudt dat in het kader van het door Zuyderland verrichte due diligence onderzoek bij Mitralis (1) declaraties van Maverick advocaten aan Mitralis ten bedrage van circa € 70.000,- zijn aangetroffen en (2) dat uit die declaraties blijkt dat de werkzaamheden verricht door Maverick advocaten voor Mitralis betrekking hebben op het NZa handhavingsverzoek en (3) dat met de afkorting “ [eiser sub 1] ” op de facturen van Maverick advocaten [eiser sub 1] wordt bedoeld, is voldoende concreet. Een en ander is niet, althans onvoldoende weersproken door [eisers] , zodat aan nadere bewijslevering niet wordt toegekomen.
4. Schenden geheimhoudingsplicht
4.28.
[eisers] ontkennen de geheimhoudingsplicht te hebben geschonden. Uit hetgeen hierboven is overwogen omtrent het handhavingsverzoek volgt dat [eiser sub 1] zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen die in strijd zijn met het tweede deel van artikel 15.1 Ledenovereenkomst. Er is vertrouwelijke informatie over MSB c.s. verschaft aan SDL – in dit kader immers een derde – ter onderbouwing van haar verzoek. Deze informatie kan alleen van [eisers] afkomstig zijn. [eisers] heeft geen enkele plausibele verklaring gegeven voor het feit dat deze informatie door de NZa is verkregen en in het onderzoek is betrokken.
4.29.
Hetgeen [eisers] hebben aangevoerd ter zake de Mededingingswet is allereerst tardief. Daarenboven is hetgeen in die wet is bepaald niet geschreven om enig in dit geding aan de orde zijnd belang van [eisers] te beschermen. De rechtbank gaat daarom voorbij aan al hetgeen [eisers] omtrent de Mededingingswet hebben aangevoerd.
Conclusie
4.30.
De aan de opzeggingsbrief van 25 oktober 2017 ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden zijn alle voldoende aannemelijk gemaakt en [eisers] hebben deze niet weten te weerleggen, ontkrachten of ontzenuwen. [eisers] hebben ook geen andere gronden aangevoerd die de beslissing van 25 oktober 2017 in de kern kunnen aantasten. De rechtbank ziet, gelet op al hetgeen hiervoor is geoordeeld over de opzeggingsgronden, in al het overige door [eisers] aangevoerde, geen feiten en omstandigheden die met zich brengen dat het door [eisers] gedane beroep op de redelijkheid en billijkheid op enige manier tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. De vordering moet dan ook worden afgewezen.
Proceskosten
4.31.
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van MSB c.s. tot op heden begroot op € 3.061,50 (griffierecht € 618,00 en salaris advocaat € 2.443,50, te weten 4,5 punten tarief II).
4.32.
[eisers] zullen als de in ongelijk gestelde partij in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van MSB c.s. tot op heden begroot op salaris advocaat € 1.704,00, te weten 2 punten tarief II.

5.De beslissing

De rechtbank
in de zaak 241226
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding, inclusief die van het voegingsincident, aan de zijde van MSB c.s. begroot op € 1.704,00,
in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening in de zaak 243792
5.3.
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in het incident aan de zijde van MSB c.s. begroot op € 1.704,00,
in de zaak 243792
5.4.
wijst de vordering af,
5.5.
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding aan de zijde van MSB c.s. begroot op € 3.061,50 ,
in alle zaken
5.6.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wat de proceskostenveroordelingen van 5.2., 5.3. en 5.5 betreft.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, mr. W.E. Elzinga en mr. K.J.H. Hoofs en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: EvB