ECLI:NL:RBLIM:2019:382

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 januari 2019
Publicatiedatum
17 januari 2019
Zaaknummer
C/03/259169 / KG ZA 19/9 (inhoudelijk)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen van het recht op collectieve actie in het kader van cao-onderhandelingen en de gevolgen voor VDL Nedcar

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 9 januari 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen VDL Nedcar B.V. en verschillende vakbonden, waaronder de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), CNV Vakmensen, De Unie en VHP2. VDL Nedcar vorderde een verbod op de aangekondigde collectieve acties van de vakbonden op 10 en 11 januari 2019, met als argument dat deze acties in strijd zijn met artikel G van het Europees Sociaal Handvest (ESH) en een onrechtmatige daad zouden opleveren. De rechtbank heeft de feiten rondom de cao-onderhandelingen en de stakingen bij VDL Nedcar in de periode voorafgaand aan de uitspraak uitvoerig besproken. VDL Nedcar, dat in opdracht van BMW auto’s produceert, heeft aangegeven dat de stakingen de werkgelegenheid van haar 6.000 werknemers in gevaar kunnen brengen, vooral gezien de afhankelijkheid van één klant, BMW. De vakbonden hebben verweer gevoerd en benadrukt dat het recht op collectieve actie een sociaal grondrecht is, dat niet zonder meer beperkt kan worden. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat de gevorderde beperking van het stakingsrecht maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk is, gezien de risico’s voor de werkgelegenheid en de continuïteit van VDL Nedcar. De rechtbank heeft de vakbonden bevolen om de collectieve acties op de genoemde data niet door te laten gaan, onder verbeurte van een dwangsom van € 500.000 per vakbond. Tevens zijn de vakbonden veroordeeld in de proceskosten van VDL Nedcar.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/259169 / KG ZA 19/9
MD
Vonnis in kort geding van 9 januari 2019
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VDL NEDCAR b.V.,
statutair gevestigd en kantoor houdend te Born,
eisende partij, hierna te noemen: ‘VDL Nedcar’,
advocaat mr. M.J.M.T. Keulaerds,
tegen:
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Federatie Nederlandse Vakbeweging,
statutair gevestigd en mede kantoor houdend te Utrecht,
gedaagde partij sub 1, hierna te noemen: ‘FNV’,
advocaat mr. R. van der Stege,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
CNV Vakmensen.nl
statutair gevestigd en mede kantoor houdend te Utrecht,
gedaagde partij sub 2, hierna te noemen: ‘CNV’,
advocaat mr. M.E. Stefels,
3. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
De Unie,
statutair gevestigd en mede kantoor houdend te Culemborg,
gedaagde partij sub 3, hierna te noemen: ‘De Unie’,
advocaat mr. R. van der Stege,
4. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
VHP2,
statutair gevestigd en mede kantoor houdend te Eindhoven,
gedaagde partij sub 4, hierna te noemen: ‘VHP2’
advocaat mr. R. van der Stege.
Gedaagde partijen worden hierna gezamenlijk ‘de vakbonden’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding met producties 1 tot en met 28;
  • de aanvullende productie 29 van VDL Nedcar;
  • de ter zitting overgelegde en voorgedragen pleitnota van de advocaat van VDL Nedcar;
  • de ter zitting overgelegde en voorgedragen gezamenlijke pleitnota’s van de advocaten van de vakbonden;
  • de aanvullende producties 1 tot en met 4 en de daarbij gevoegde brief van de FNV aan FME t.a.v. [naam] d.d. 8 juni 2018;
  • de mondelinge behandeling op 9 januari 2019.
1.2.
Op 9 januari 2019 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking, die is vastgesteld op 17 januari 2019. Vanwege de leesbaarheid van deze uitwerking is het verloop van de procedure nogmaals weergegeven. Datzelfde geldt voor de vordering van VDL Nedcar (hierna bij de beschrijving van het geschil) en het dictum (hierna onder de beslissing).

2.De feiten

2.1.
VDL Nedcar in Born produceert in opdracht van BMW de BMW X1 en enkele MINI-modellen. Momenteel werken bij VDL Nedcar ruim 6.000 mensen. VDL Nedcar is een zogenoemde ‘Vehicle Contract Manufacturer’ (VCM): een autofabrikant die zelfstandig en voor eigen rekening en risico auto’s produceert in opdracht van een automerk. BMW is momenteel de enige klant van VDL Nedcar. Naast VDL Nedcar maakt BMW gebruik van één andere VCM. Voor het overige worden de modellen van BMW geproduceerd door fabrieken van BMW zelf.
2.2.
BMW wijst de productie voor een bepaald automodel in principe voor de gehele levenscyclus van dat model toe aan een of twee fabrieken. Een levenscyclus van een automodel is gemiddeld vijf tot acht jaar. De levenscycli van de thans in Born geproduceerde automodellen eindigen in 2022 respectievelijk 2023.
2.3.
Toewijzing van de productie van een bepaald automodel vindt plaats via een zogenoemde CMA-overeenkomst. In zo’n CMA staan indicatieve volumes opgenomen die vervolgens jaarlijks definitief worden vastgesteld voor het daaropvolgende jaar. Gedurende het jaar kan BMW deze definitieve volumes nog met 20% omhoog of omlaag bijstellen. De CMA’s eindigen - vanwege de hiervoor al benoemde levenscycli van de automodellen - ook in 2022 en 2023. Sinds 2018 is VDL Nedcar in gesprek met BMW over de toebedeling van nieuwe productie vanaf 2022 respectievelijk 2023.
2.4.
VDL Nedcar valt onder de cao Metalektro. Die cao liep van 1 mei 2015 tot en met 31 mei 2018. VDL Nedcar is lid van werkgeversorganisatie FME. FME heeft 2.200 werkgeversleden.
2.5.
Sinds het voorjaar van 2018 zijn FME enerzijds en de vakbonden anderzijds in onderhandeling over een nieuwe cao Metalektro. Die onderhandelingen verlopen moeizaam en hebben ten tijde van de mondelinge behandeling van dit kort geding nog niet tot een nieuwe cao geleid. Vanaf juni 2018 hebben de vakbonden stakingen uitgeroepen bij ondernemingen in de Metalektro. Bij VDL Nedcar hebben tot aan de mondelinge behandeling van kort geding stakingen plaatsgevonden die zich uitstrekken over negen volledige werkdagen [vanwege nachtdiensten kan een volledige stakingsdag zich over twee dagen uitspreiden]:
  • 20 juni 2018 (eerste stakingsdag);
  • 28, 29 en 30 juni 2018 (tweede en derde stakingsdag);
  • 19, 20 en 21 juli 2018 (vierde en vijfde stakingsdag);
  • 7 en 8 september 2018 (zesde en zevende stakingsdag);
  • 22 en 23 november 2018 (achtste en negende stakingsdag).
2.6.
Na de eerste stakingen in juni 2018, heeft [naam CEO] , CEO van VDL Nedcar, een brandbrief d.d. 13 juli 2018 aan de vakbonden gestuurd. Daarin doet hij een klemmend beroep op de vakbonden om in juli 2018 geen nieuwe stakingen te laten plaatsvinden. Zakelijk weergegeven stelt hij in die brief dat verdere stakingen - met het oog op het stadium waarin de onderhandelingen met BMW zich bevinden - desastreus voor VDL Nedcar zullen zijn.
2.7.
[naam bestuurder 1] , bestuurder bij FNV, heeft bij brief van 16 juli 2018 op de brief van [naam CEO] gereageerd. Ook [naam belangenbehartiger] , belangenbehartiger van de Unie en [naam bestuurder 2] , bestuurder bij CNV, hebben bij afzonderlijke brieven van 16 juli 2018 gereageerd. De stakingen in juli 2018 hebben vervolgens - zoals blijkt uit rechtsoverweging 2.5 - doorgang gevonden.
2.8.
In de eerste helft van 2018 is - mede door de stakingen - de productieachterstand bij VDL Nedcar opgelopen. VDL Nedcar heeft daarom besloten om de opgelopen achterstanden te beperken door middel van overwerk. De eerste overwerkdag zou plaatsvinden op zaterdag 8 september 2018. Daarop is door de vakbonden op die datum een nieuwe staking uitgeroepen. Naar aanleiding daarvan stuurde [naam CEO] op 6 september 2018 een nieuwe brandbrief aan de vakbonden. Hij schrijft daarin onder meer:
“(…) In de vorige brief [die van 13 juli 2018, zie rechtsoverweging 2.6.] sprak ik nog over de
mogelijkdesastreuze gevolgen, inmiddels heeft onze enige klant [BMW] laten weten consequenties te verbinden aan de door de stakingen afgenomen leverbetrouwbaarheid, bij de toebedeling van toekomstige productie aan VDL Nedcar. Met verdere stakingen wordt de toekomst van VDL Nedcar op het spel gezet, zonder dat daardoor een doorbraak in het cao-conflict kan worden geforceerd. (…)”.
2.9.
De stakingen op 7 en 8 september 2018 hebben, zoals reeds vastgesteld, doorgang gevonden.
2.10.
De Unie heeft bij brief van 10 september 2018 gereageerd op de brief van [naam CEO] d.d. 6 september 2018. Bij e-mailbericht van 10 september 2018 hebben de bestuurders van FNV en CNV, [naam bestuurder 1] respectievelijk [naam bestuurder 2] , gezamenlijk gereageerd op de laatste brief van [naam CEO] . Uit zowel de brief van De Unie als het e-mailbericht van FNV en CNV blijkt dat de vakbonden VDL Nedcar ertoe oproepen om haar invloed aan te wenden om de werkgevers en FME te overtuigen in te gaan op de eisen van de vakbonden. Bij brief van 13 september 2018 is [naam bestuurder 2] , mede namens de overige vakbonden, ingegaan op de noodzaak van de overwerkstakingen. [naam bestuurder 2] schrijft in die brief onder meer:
“(…)
Een belangrijk argument waar u gebruik van maakt in uw communicatie naar uw medewerkers is dat zij door het staken, al dan niet ook tijdens overwerk, de werkgelegenheid bij VDL Nedcar in gevaar brengen. Uw klant en opdrachtgever BMW zou dreigen met het verminderen van de orders voor de toekomst indien de gewenste productie niet gehaald wordt.
Het is spijtig en onwenselijk dat de discussie over al dan niet staken en overwerken gevoerd wordt over de ruggen van de werknemers. Uw werknemers zijn in principe zeer loyaal naar VDL Nedcar en zij willen liever geen actie voeren. Actie voeren is niet alleen nadelig voor het bedrijf, maar zeer zeker ook nadelig voor alle werknemers. Het kost hen geld en het grijpt zwaar in op hun loyaliteitsgevoel naar het bedrijf. Toch vinden uw werknemers het, alles overwegend, noodzakelijk om actie te voeren voor een goede cao. Zij willen daar ook mee door gaan, ook bij overwerk, ondanks alle twijfel die ontstaat over de toekomst.
Als vakorganisaties hebben wij wel vastgesteld dat het belangrijk is dat, hoewel actie voeren een recht is, actie voeren niet mag leiden tot structureel verlies aan werkgelegenheid. Om die reden doen wij VDL Nedcar een belangrijk aanbod.
Indien u kunt aantonen, middels een schrijven van uw klant BMW, dat deze daadwerkelijk de orderportefeuille voor VDL Nedcar serieus naar beneden toe zal bij stellen, als gevolg waarvan er aantoonbaar een structureel verlies aan werkgelegenheid bij VDL Nedcar zal optreden, zijn wij als betrokken vakbonden CNV Vakmensen, FNV Metaal en De Unie, bereid met u in overleg te treden hoe hier op gepaste wijze mee kan worden omgegaan, teneinde structureel verlies van werkgelegenheid te voorkomen.
(…)”.
2.11.
[naam CEO] heeft daarop nog bij brief van diezelfde dag gereageerd.
2.12.
Eind september 2018 heeft BMW besloten om fors minder auto’s te laten produceren bij VDL Nedcar. De economische omstandigheden van BMW (minder vraag naar BMW’s) waren hiervan de directe oorzaak, niet de stakingen. Bij brief van 26 september 2018 heeft [naam CEO] aan de vakbonden bericht dat ten gevolge van dit BMW-besluit de gepande overwerkdagen konden worden geschrapt.
2.13.
Medio november 2018 vernam de directie van VDL Nedcar dat de vakbonden opnieuw stakingen bij VDL Nedcar aan het voorbereiden waren. Om die reden heeft [naam CEO] bij brief van 19 november 2018 de vakbonden opgeroepen om niet opnieuw te gaan staken. In die brief schrijft hij:
“(…)
In eerdere brieven heb ik u verzocht om alternatieven voor stakingen te overwegen. Gezien de ernst van de situatie wil ik hierbij een concreet voorstel doen. Deelname van maximaal 250 op basis van overleg geselecteerde en stakingsbereide werknemers zou uw oproep in het kader van het cao-traject steunen en anderzijds VDL Nedcar in staat stellen om productie nagenoeg regulier doorgang te laten vinden. Op die manier zou onnodig volumeverlies en daarmee verlies van werkgelegenheid kunnen worden voorkomen, terwijl de boodschap die uw bonden kennelijk met de staking willen overbrengen nog steeds duidelijk wordt overgebracht. Let wel: VDL Nedcar zal geen enkele werknemer het recht tot staken ontzeggen. Op basis van overleg en communicatie over voormelde hebben wij echter wel de overtuiging dat partijen (vakbewegingen, VDL Nedcar en haar werknemers) tot een werkbare oplossing kunnen komen.
(…)”.
2.14.
[naam bestuurder 1] heeft daarop bij brief van 20 november 2018 gereageerd en daarin zakelijk weergeven gesteld dat staken een grondrecht is en dat beperkingen van de staking door het aantal stakers te maximeren of de productie ongehinderd doorgang te laten vinden, een ernstige inbreuk op het stakingsrecht betekent. Om die reden gaat FNV niet in op het voorstel van [naam CEO] dat in de vorige rechtsoverweging is weergegeven. [naam bestuurder 2] reageert namens CNV bij e-mailbericht van 20 november 2018. Hij schrijft daarin onder meer:
“(…) Teneinde verdere stakingen te voorkomen is er slechts 1 optie: Er wordt alsnog overeenstemming bereikt over de nieuwe cao Metalektro. Ik wil u in dat kader de suggestie doen om daarom bij de FME nog stelliger en uiterst krachtdadig aan te dringen alsnog in te stemmen met onze eisen. Uw werknemers maken daar zeker aanspraak op. Totdat er overeenstemming is bereikt over de cao zijn wij genoodzaakt om de acties voort te zetten”.
2.15.
De stakingen op 22 en 23 november 2018 hebben doorgang gevonden.
2.16.
Bij brief van 22 november 2018 heeft VDL Nedcar aan de vakbonden haar teleurstelling geuit over het niet willen meedenken aan een oplossing die de leverbetrouwbaarheid van VDL Nedcar bij BMW niet in gevaar brengt, maar toch recht doet aan de belangen van de vakbonden. In haar brief verwijst VDL Nedcar op het al geleden productieverlies en de nog immer precaire situatie met betrekking tot de toekomst van VDL Nedcar.
2.17.
Op 22 november 2018 ontving VDL Nedcar een brief van BMW d.d. 21 november 2018, met als onderwerp ‘Reliable Contract Manufacturer’.
“Dear Mr. [naam CEO] ,
In a volatile and ever changing environment, stability and reliability are of outmost importance to our business and our cooperation with suppliers and vehicle contract manufactures. BMW and VDL Nedcar overcame many challenges in order to establish this cooperation and build a stable and trustworthy future partnership. Unfortunately, this position is now at risk given the uncertainties with which BMW has been confronted during the last year due to volume loss because of strike actions by the VDL Nedcar work force.
As you are well aware, we are in the evaluation and contract manufacturer nomination process for possible successor models of the current VDL Nedcar products. BMW will increase its volume capacity by investing in existing as well as in new manufacturing sites worldwide.
In the near future, the BMW board will decide which vehicle projects are to be manufactured by BMW’s current and new production facilities, and which vehicle projects are to be manufactured by our contract manufactures.
One argument for awarding the current production of MINI and BMW vehicles to VDL Nedcar was the seemingly stable labour regulation and good relationship between the management and the Workscouncil.
Disruptions of this magnitude will have a substantial impact on the pending decisions on where to produce new vehicle models in the future.
Since we expect that both BMW and VDL Nedcar have the same goal – extending the cooperation with the placement of future projects – we expect that the Nedcar management does everything in its ability to ensure a stable and flexible work force by signing long term labour regulations with the workers and labour representatives in the near future.
Yours sincerely,
[naam Senior Vice President 1] , [naam Senior Vice President 2]
Senior Vice President of Purchasing Senior Vice President
Indirect Goods and Services, Plant Regensburg”.
Raw Material, Production Partners
2.18.
Op 27 december 2018 schreef [naam CEO] aan de vakbonden:
“(…)
Gezien het toen [eind november 2018] nog naderende eind van 2018 hebben wij in de weken daarna alsnog een inhaalslag moeten maken. Het wederom teruggeven van een aantal te produceren auto’s aan BMW was vanuit de noodzaak om onze leverbetrouwbaarheid te staven geen optie. Dankzij de welwillendheid van onze medewerkers konden wij 2018 met een kleine plus in productieaantallen afronden. Laat echter helder zijn, de door u met stakingen nagestreefde economische schade is in financieel opzicht groot. De aan de herstelmaatregelen verbonden kosten zijn in onze ogen onevenredig hoog.
(…)
In het kader van een verdere samenwerking verzoekt BMW de directie van VDL Nedcar vervolgens om alles te doen dat in haar vermogen ligt om een stabiele en flexibele work force te garanderen door langdurige arbeidsvoorwaardelijke regelingen met haar personeel en medezeggenschap af stemmen. Vanuit VDL Nedcar en VDL Groep zetten wij ons hier ten volle voor in, echter als het om het afsluiten van een nieuwe cao gaat, zijn onze mogelijkheden beperkt.
(…)
De boodschap in deze brief [van BMW d.d. 21 november 2018, zie vorige rechtsoverweging] mag voor u en ons duidelijk zijn. Wij ervaren deze in lijn met de eerder met BMW gevoerde gesprekken en de aan u afgegeven signalen hierover. Het moge duidelijk zijn dat we inmiddels op een ongewenste onnodige achterstand staan. Het verloop van de onderhandelingen over een volgend contract zijn mede op grond hiervan zorgwekkend.
(…)
Gezien de huidige precaire situatie, de noodzaak om samen onze toekomst zeker te stellen, roep ik u met klem op om geen verdere stakingen bij VDL Nedcar te organiseren. Mocht u onverhoopt toch van mening zijn bij ons tot actie te mogen overgaan, dan verzoek ik u dringend om dit in goede samenspraak te doen. Laten wij samen recht doen aan de klant-leverancier relatie met onze enige klant door zijn boodschap in bijgaande brief serieus te nemen.
Wij hopen in het belang van ons bedrijf en haar medewerkers dat u en de FME de impasse in de cao-onderhandelingen weten te doorbreken teneinde op een zo’n kort mogelijke termijn tot een voor alle partijen aanvaardbare maar bovenal faire cao te komen. Wij blijven dit in het belang van onze medewerkers en ons bedrijf van harte ondersteunen, zowel richting u als het FME.
(…)”.
2.19.
Op 7 januari 2019 hebben de vakbonden opgeroepen tot een landelijke ‘nieuwjaarsstaking’ op 10 en 11 januari 2019. Ook VDL Nedcar zal - evenals andere bedrijven die vallen onder de na 31 mei 2018 geëxpireerde cao Metalektro - door die geplande stakingen op 10 en 11 januari 2019 worden getroffen.

3.Het geschil

3.1.
VDL Nedcar vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vakbonden te gebieden om binnen een half uur na het in dezen te wijzen vonnis, althans een half uur na betekening daarvan, hun bij VDL Nedcar werkzame leden op de daartoe meest geëigende wijze, althans op een door de voorzieningenrechter te bepalen wijze, op te roepen al de door de vakbonden bij VDL Nedcar op donderdag 10 en vrijdag 11 januari 2019 voorgenomen collectieve acties geen doorgang te laten vinden, dan wel deze collectieve acties onmiddellijk te staken en gestaakt te houden, alles op straffe van een door ieder van de vakbonden aan VDL Nedcar verschuldigde, onmiddellijk opeisbare, dwangsom van € 500.000,--, met veroordeling van de vakbonden in de proceskosten en met bepaling dat dit vonnis op alle dagen en uren aan de vakbonden mag worden betekend.
3.2.
VDL Nedcar is - onder verwijzing naar in de dagvaardingsexploot en in de pleitnota nader toegelichte omstandigheden - van mening dat de door de vakbonden aangekondigde collectieve acties in strijd zijn met artikel G Europees Sociaal Handvest (ESH). Indien die collectieve acties doorgang vinden, plegen de vakbonden jegens VDL Nedcar een onrechtmatige daad, zo stelt VDL Nedcar. Voor een uitwerking van voormelde omstandigheden wordt kortheidshalve verwezen naar het dagvaardingsexploot, de pleitnota en de nadere toelichting ter zitting. Voor zover voor de beoordeling relevant, wordt daar hierna onder het kopje “de beoordeling” verder op ingegaan.
3.3.
De vakbonden voeren gemotiveerd verweer. Daartoe wordt kortheidshalve verwezen naar de pleitaantekeningen van beide advocaten en de nadere toelichting die beide advocaten van de vakbonden ter zitting hebben gegeven.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna eveneens, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Toetsingskader
4.1.
De voorzieningenrechter stelt met inachtneming van de stakingsrechtspraak van de Hoge Raad in het Enerco-arrest (HR 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3077) en het Amsta-arrest (HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1687) het volgende voorop.
4.1.1.
Het recht van werknemers of de hen vertegenwoordigende vakorganisaties op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen, met inbegrip van het stakingsrecht, is neergelegd in artikel 6, aanhef en onder 4, ESH. De strekking van deze bepaling, die volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad in Nederland rechtstreekse werking heeft, is het waarborgen van de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Deze strekking brengt, mede gezien het karakter van dit recht als sociaal grondrecht, mee dat een werknemersorganisatie in beginsel vrij is in de keuze van middelen om haar doel te bereiken.
4.1.2.
Of sprake is van een collectieve actie in de zin van voormelde bepaling uit het ESH wordt vooral bepaald door het antwoord op de vraag of de actie redelijkerwijs kan bijdragen aan de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Het is aan de organisatoren van een collectieve actie (in dit geval de vakbonden) om aannemelijk te maken dat dit het geval is. Indien zij daarin slagen, valt de collectieve actie onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4, ESH. De uitoefening van het recht op collectief onderhandelen kan dan slechts worden beperkt langs de weg van artikel G ESH, overeenkomstig hetgeen op dat punt in de rechtspraak van de Hoge Raad is aanvaard. Of een collectieve actie van werknemers tijdig tevoren aan de werkgever is aangezegd en of partijen waren uit onderhandeld (ultimum remedium) (de zogenaamde ‘spelregel-toetsing’), vormt thans geen zelfstandige maatstaf meer om te beoordelen of een collectieve actie rechtmatig is. Het ligt op de weg van VDL Nedcar, die eist dat de uitoefening van het recht op collectieve actie in het concrete geval wordt beperkt of uitgesloten, om zodanige feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken, dat een beperking of uitsluiting naar de maatstaf van artikel G ESH gerechtvaardigd is. Dit is slechts het geval indien beperkingen van het recht op collectieve actie maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn. Bij de beoordeling van die dringende noodzakelijkheid dient de rechter alle omstandigheden van het geval mee te wegen. Daarbij kunnen onder meer van belang zijn de aard en duur van de actie, de verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel, de daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de werkgever of derden en de aard van die belangen en die schade. In dit verband kan ook (onder omstandigheden zelfs beslissende) betekenis toekomen aan het antwoord op de vraag of de hiervoor genoemde spelregels zijn nageleefd.
4.1.3.
Door VDL Nedcar wordt niet betwist dat de door de vakbonden uitgeroepen collectieve acties op 10 en 11 januari 2019 onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4, ESH vallen. Daarmee staat vast dat de door de vakbonden aangekondigde collectieve acties op 10 en 11 januari 2019
in beginselmoeten worden aangemerkt als een rechtmatige uitoefening van het sociale grondrecht op collectieve actie.
Kernvraag van dit geschil
4.2.
Het geschil tussen partijen draait derhalve om de vraag of de door VDL Nedcar gevorderde beperking van voormeld sociaal grondrecht naar de maatstaf van artikel G ESH gerechtvaardigd is. Hierna zal de voorzieningenrechter - aan de hand van alle door VDL Nedcar aangevoerde omstandigheden - beoordelen
of de beperkingen van het recht op collectieve actie maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn. Alvorens dat te beoordelen, stelt de voorzieningenrechter nog volledigheidshalve vast dat VDL Nedcar zelf heeft gesteld dat het verbod om op 10 en 11 januari 2019 collectieve acties te voeren niet moet worden toegewezen vanwege schending van de hiervoor reeds aangeduide ‘spelregels’. Dat is niet wat VDL aan de bonden verwijt. De kantonrechter overweegt verder als volgt.
Afhankelijkheid één klant?
4.3.
Niet in geschil is dat BMW op dit moment de enige klant van VDL Nedcar is. De voorzieningenrechter volgt de vakbonden niet in hun betoog dat dit een eigen keuze is van de werkgever. Is het hebben van één klant daadwerkelijk een keuze? Geldt dat ook als de aard van de werkzaamheden van VDL Nedcar meebrengen dat er forse investeringen nodig zijn en geruime tijd zal verstrijken alvorens een nieuwe productielijn voor een eventueel ander automerk operationeel is? Feit is dat VDL Nedcar momenteel één klant heeft en dat zij niet van vandaag op morgen een tweede klant - indien die er al zou zijn - kan bedienen. Die positie maakt haar erg kwetsbaar en aan die omstandigheid hecht de voorzieningenrechter groot gewicht bij zijn beslissing.
Precaire situatie VDL Nedcar?
4.4.
Ter zitting is uitvoerig gedebatteerd over de vraag of de situatie met BMW werkelijk zo precair is als VDL Nedcar wil doen geloven. Verdere stakingen leiden volgens VDL Nedcar tot het concrete risico dat werkgelegenheid geheel of gedeeltelijk verdwijnt als BMW beslist om na 2022 en 2023 geen nieuwe automodellen meer aan VDL Nedcar toe te bedelen. Volgens VDL Nedcar neemt BMW de komende maanden daarover een beslissing en zit VDL Nedcar in een cruciale fase van haar voorbestaan. De vakbonden daarentegen vragen zich af of de situatie momenteel wel zo precair is als VDL Nedcar iedereen wil doen geloven.
4.4.1.
Uit de hiervoor onder het kopje “de feiten” geciteerde brieven van [naam CEO] aan de vakbonden die zijn gedateerd vóór 21 november 2018 [datum brief BMW aan VDL Nedcar, hiervoor onder rechtsoverweging 2.17. weergegeven] en die ter zitting nader door hem zijn toegelicht, blijkt dat de onderhandelingen met BMW langzaam maar zeker een cruciale fase ingaan. Niet voor niets doet [naam CEO] kort voor ontvangst van de brief van BMW bij brief van 19 november 2018 aan de vakbonden [zie rechtsoverweging 2.13.] een concreet voorstel. Hij stelt in zijn brief een alternatief voor een algehele staking binnen VDL Nedcar voor, zonder dat het productieproces binnen VDL Nedcar daardoor ernstig verstoord wordt. Ofschoon de brief van [naam bestuurder 2] van 13 september 2018 [hiervoor onder rechtsoverweging 2.10. deels weergegeven, en door de voorzieningenrechter ter zitting voorgelezen] nog ruimte leek te bieden voor zo’n alternatieve oplossing, zijn partijen daarover niet overeenstemming gekomen. De reacties van [naam bestuurder 1] en [naam bestuurder 2] ruim een maand later, op 20 november 2018, laten aan duidelijkheid niets te wensen over: staken is een grondrecht en dat grondrecht mag niet (ook niet deels) worden beperkt. Pas als er een nieuwe cao Metalektro is, zijn stakingen (ook bij VDL Nedcar) van de baan, zo schrijven zij.
4.4.2.
En dan valt op 22 november 2018 de brief van BMW bij VDL Nedcar op de mat. De advocaten van partijen hebben, niet geheel verrassend, een uiteenlopende visie over hoe die brief moet worden gelezen en geduid. Naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter maakt die brief evenwel duidelijk dat op het moment van het schrijven van die brief, 21 november 2018, er reeds een concreet, reëel risico is dat de raad van bestuur van BMW binnen enkele maanden zal beslissen om na 2022 en 2023 niet meer verder te gaan met de productie van automodellen bij VDL Nedcar. In de woorden van BMW:
“Unfortunately, this position is
now at risk[onderstreping voorzieningenrechter] given the uncertainties with which BMW has been confronted during the last year due to volume loss because of strike actions by the VDL Nedcar work force.”
En:
In the near future[onderstreping voorzieningenrechter], the BMW board will decide which vehicle projects are to be manufactured by BMW’s current and new production facilities, and which vehicle projects are to be manufactured by our contract manufactures.
En:
“Disruptions of this magnitude will have a
substantial impact[onderstreping voorzieningenrechter] on the pending decisions on where to produce new vehicle models in the future.”
4.4.3.
[naam landelijk bestuurder] (landelijk bestuurder FNV Metaal) suggereerde ter zitting weliswaar dat er al een brief van BMW uit 2015 lag die volgens haar een soortgelijke strekking had (zij kreeg een déjà vu bij het lezen van de hiervoor geciteerde brief van BMW d.d. 21 november 2018), maar die suggestie pakt de voorzieningenrechter niet op, alleen al omdat de vakbonden die brief niet hebben overgelegd, hetgeen toch zeker zou zijn gebeurd als de suggestie van [naam landelijk bestuurder] zou kloppen. De brief van BMW van 21 november 2018 moet dus worden geplaatst/gelezen/uitgelegd in de huidige context.
4.4.4.
Op 22 en 23 november 2018 ziet VDL Nedcar zich toch weer geconfronteerd met collectieve acties.
4.4.5.
Uit de inhoud van de brief van [naam CEO] van 27 december 2018 volgt dat na die brief van BMW van 21 november 2018 en de stakingen op 22 en 23 november 2018, het er daadwerkelijk op aan gaat: zal de raad van bestuur van BMW besluiten om ook na 2022 en 2023 BMW’s en MINI’s bij VDL Nedcar in Born te blijven produceren? Aan de omstandigheid dat op dit moment voldoende aannemelijk is dat er een concreet, reëel risico is dat de raad van bestuur van BMW binnen enkele maanden zal beslissen om na 2022 en 2023 niet meer verder te gaan met de productie van automodellen bij VDL Nedcar, hecht de voorzieningenrechter óók groot gewicht bij zijn beslissing. Als dat risico zich verwezenlijkt, is het natuurlijk te laat.
Belang werkgelegenheid relevant?
4.5.
VDL Nedcar heeft verder gewezen op het feit dat de werkgelegenheid van haar 6.000 werknemers (waarbij de op flexibele basis werkzame krachten niet eens zijn meegerekend) bij een negatief besluit van BMW in gevaar komt. De vakbonden stellen zich de vraag of de aangekondigde stakingen de bestaanszekerheid van VDL Nedcar daadwerkelijk in gevaar brengen.
4.6.
Door de vakbonden is niet betwist dat bij VDL Nedcar 6.000 werknemers werkzaam zijn en dat VDL Nedcar daarmee een van de grotere werkgevers in Limburg is. Op grond van de hiervoor aangehaalde brief van BMW van 21 november 2018 moet de voorzieningenrechter ten tijde van de mondelinge behandeling van dit kort geding concluderen dat er een aanmerkelijke kans bestaat dat de werkgelegenheid in Limburg (en daarbuiten, nu daar ook werknemers van VDL Nedcar woonachtig zijn en toeleveranciers van VDL Nedcar gevestigd zijn) door het terugtrekken van BMW als klant bij VDL Nedcar fors wordt getroffen. De gevolgen van een dergelijke beslissing van BMW raken daarmee wel degelijk en ingrijpend het maatschappelijk belang. Dat ook andere factoren bij een besluit van BMW om na 2022 en 2023 al dan niet te blijven produceren bij VDL Nedcar in Born een rol spelen, doet daar niet aan af. Het concrete gevaar dat de werkgelegenheid in Limburg fors wordt getroffen, is ook een omstandigheid waaraan de voorzieningenrechter groot gewicht hecht bij zijn beslissing.
Rol en positie VDL Nedcar in onderhandelingen cao Metalektro
4.7.
Partijen verschillen van mening over de vraag of VDL Nedcar - als grote werkgever die valt onder de werkingssfeer van de cao Metalektro - een doorbraak kan forceren in het cao-conflict tussen FME en de vakbonden. Volgens VDL Nedcar kan zij dat niet, omdat zij maar een relatief kleine speler is en slechts één stem binnen FME heeft. De vakbonden stellen dat VDL Nedcar hiermee haar eigen positie miskent. Zij wijzen erop dat VDL Nedcar een van de grotere werkgevers in de bedrijfstak is, met een aanzienlijke invloed binnen FME. Een van de leden van het bestuur van FME is voorts lid van de raad van bestuur van de VDL-groep, zo stellen de vakbonden.
4.8.
De wijze waarop er binnen FME gestemd wordt en welke stemprocedure daarbij gehanteerd wordt, is door beide partijen onvoldoende geconcretiseerd en voor de voorzieningenrechter in het bestek van dit kort geding in onvoldoende mate aannemelijk geworden. De vraag hoe groot de invloed van VDL Nedcar precies binnen FME is en haar invloed aan de onderhandelingstafel, afgezet tegen de invloed van andere grote werkgevers die bij FME zijn aangesloten, kan ook niet in het kader van dit kort geding worden overzien.
Datzelfde geldt voor de verder onweersproken gelaten stelling (die daarmee tussen partijen vaststaat) dat een lid van de raad van bestuur van de VDL-groep lid is van het bestuur van FME. Verder staat in dit verband eigenlijk alleen maar vast dat FME 2.200 (werkgevers)leden heeft en dat VDL Nedcar daar een van is.
4.9.
Een omstandigheid waaraan de voorzieningenrechter wél enig gewicht toekent, is de reden waaróm VDL Nedcar wordt bestaakt. Die reden is duidelijk: de vakbonden beogen met hun collectieve acties (onder meer bij VDL Nedcar) een doorbraak te forceren aan de onderhandelingstafel over een nieuwe cao Metalektro. Dus bij landelijke onderhandelingen tussen FME enerzijds en de vakbonden anderzijds. Dat is een wezenlijk andere situatie dan wanneer VDL Nedcar bestaakt zou worden teneinde VDL Nedcar te bewegen om een eigen ondernemings-cao met de vakbonden te sluiten. Het al dan niet sluiten van zo’n ondernemings-cao ligt veel meer in de eigen macht van VDL Nedcar dan in de onderhavige situatie. Het ligt in de rede om in zo’n situatie van debat rondom een ondernemings-cao (nog) terughoudender te zijn bij eventuele beperking van het collectief actierecht dan in dit voorliggende, landelijk georiënteerde, geschil met de bijzondere omstandigheden, die in dit vonnis worden weergegeven.
Economische schade VDL Nedcar relevant?
4.10.
VDL Nedcar heeft verder nog aangevoerd dat de stakingen haar tot aan het moment van de mondelinge behandeling van dit kort geding al 9,3 miljoen euro hebben gekost. De vakbonden betwisten de omvang van deze schadepost. Nog daargelaten dat inderdaad een onderbouwing van dit bedrag ontbreekt en de schade in de omvang als door VDL Nedcar is gesteld, voorshands niet aannemelijk is geworden, acht de voorzieningenrechter verder de omstandigheid dát er bedrijfseconomische schade door stakingen ontstaat, inherent aan het feit dat er gestaakt wordt. Deze omstandigheid acht hij dan ook niet van belang, laat staan
van doorslaggevend belang, bij het nemen van zijn beslissing.
VDL Nedcar disproportioneel bestaakt?
4.11.
Niet in geschil is dat tot aan de mondelinge behandeling van dit kort geding bij VDL Nedcar negen volledige werkdagen gestaakt is [zie rechtsoverweging 2.5.]. Door de vakbonden is erop gewezen dat andere bedrijven veel vaker dan VDL Nedcar zijn bestaakt. De vakbonden hebben ter onderbouwing van die stelling enkele voorbeelden genoemd, te weten: DAF: negentien dagen, Polymeer: tien dagen, Fokker vijftien dagen, Scania negen dagen en vele andere bedrijven in de Metalektro: zeven tot tien dagen. Deze door de vakbonden genoemde voorbeelden zijn niet door VDL Nedcar weersproken en staan daarmee vast. De stelling dat VDL Nedcar bovenmatig is bestaakt, kan derhalve geen stand houden. Zelfs indien VDL Nedcar, afgezet tegen andere bedrijven die onder de werkingssfeer van de cao Metalektro vallen, wel bovenmatig bestaakt zou zijn geweest, dan zou daaraan door de voorzieningenrechter ook geen bijzonder gewicht zijn toegekend bij het nemen van zijn beslissing.
Overige omstandigheden
4.12.
Aan de overige door VDL Nedcar aangevoerde omstandigheden (meer in het bijzonder: dat door de overwerkstakingen VDL Nedcar dubbel wordt geraakt en dat een relatief kleine groep stakers - de vakbonden hebben de stelling van VDL Nedcar niet betwist dat de stakers bij het bedrijf een relatief kleine groep vormen van 10 tot 20% - de productie binnen VDL Nedcar kan platleggen) kent de voorzieningenrechter noch afzonderlijk, noch in onderlinge samenhang bezien, enig gewicht toe bij de beantwoording van de vraag of de beperkingen van het recht op collectieve actie maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn.
Eindoordeel
4.13.
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is dus voldoende aannemelijk geworden dat indien er op 10 en 11 januari 2019 (wederom) gestaakt wordt bij VDL Nedcar, er een concreet en reëel risico is dat BMW om die reden zal beslissen om haar productie bij VDL Nedcar na 2022 en 2023 niet te continueren. Op grond van de hiervoor weergegeven relevant geachte omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het op dit moment maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk is om het recht om op 10 en 11 januari 2019 te gaan staken, te beperken. De door de vakbonden ter zitting veelvuldig herhaalde stelling dat dus in feite één brief van BMW haar stakingsrecht kan frustreren, is een te simplistische benadering en doet geen recht aan alle omstandigheden die de voorzieningenrechter in dit kort geding heeft afgewogen en relevant geoordeeld, met inachtneming van het onder 4.1. en 4.1.1. tot en met 4.1.3. weergegeven toetsingskader.
4.14.
De vorderingen van VDL Nedcar zullen mitsdien op hierna in het dictum te bepalen wijze worden toegewezen.
4.15.
De voorzieningenrechter wenst wel nog uitdrukkelijk op te merken dat dit vonnis natuurlijk niet betekent dat er in de toekomst bij VDL Nedcar (voorlopig) helemaal niet meer gestaakt mag worden. Dat is ook niet wat wordt gevorderd door VDL Nedcar. Het gaat om twee volle dagen, nú! En natuurlijk: de cruciale brief van BMW van 21 november 2018 kan aan kracht verliezen naarmate de tijd verstrijkt en de raad van bestuur BMW nog steeds niet heeft besloten om ook na 2022 en 2023 al dan niet met VDL Nedcar verder te gaan. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat een machtige derde partij, BMW, voor onbepaalde, langere tijd het recht op collectieve actie in volle omvang kan frustreren door te blijven dreigen met een vertrek bij VDL Nedcar. Maar dat ligt allemaal in de toekomst. Dit kort geding gaat over nú.
4.16.
Tot slot hoopt de voorzieningenrechter dat de vakbonden zich ook in de toekomst laten aanspreken op wat zij al schreven in de brief van 13 september 2018 (zie hiervoor bij 2.10.):
- “Als vakorganisaties hebben wij wel vastgesteld dat het belangrijk is dat, hoewel actie voeren een recht is, actie voeren niet mag leiden tot structureel verlies aan werkgelegenheid……”
Proceskosten
4.17.
De vakbonden dienen als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk te worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van VDL Nedcar worden tot dit vonnis begroot op € 2.001,16. In het dictum van dit vonnis is dit bedrag onder 5.4. reeds gespecificeerd, zodat hier kan worden volstaan met een verwijzing daarnaar.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
gebiedt de vakbonden om binnen een half uur na betekening van dit vonnis hun bij VDL Nedcar werkzame leden op te roepen al de door de vakbonden bij VDL Nedcar op donderdag 10 en vrijdag 11 januari 2019 voorgenomen collectieve acties géén doorgang te laten vinden;
5.2.
bepaalt dat ieder van de vakbonden afzonderlijk, voor het geval zij handelt in strijd met het in 5.1. van dit vonnis uitgesproken gebod, een dwangsom verbeurt van € 500.000,--,
5.3.
verleent VDL Nedcar verlof als bedoeld in art. 64 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dit vonnis op alle dagen en uren aan de vakbonden te laten betekenen;
5.4.
veroordeelt de vakbonden hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van VDL
Nedcar gerezen en tot dit vonnis begroot op € 2.001,16, zijnde € 382,16 (4 x € 95,54 per exploot) aan explootkosten, € 639,-- aan griffierecht en € 980,-- aan salaris advocaat;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken.
MD