ECLI:NL:RBLIM:2019:3741

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
C/03/261880 / KG ZA 19-120
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de opheffing van conservatoir beslag door RDL Adviesgroep

Op 23 april 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een kort geding tussen RDL Adviesgroep, een commanditaire vennootschap, en twee gedaagden. RDL Adviesgroep vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat was gelegd door de gedaagden. De voorzieningenrechter oordeelde dat RDL Adviesgroep niet voldoende had aangetoond dat de vordering van de gedaagden ondeugdelijk was. De rechtbank overwoog dat het beslag diende te worden gehandhaafd, omdat de gedaagden een recht hadden op compensatie van het verschil in opnames tussen hen en de beherend vennoot van RDL Adviesgroep. De voorzieningenrechter benadrukte dat de belangen van de gedaagden zwaarder wogen dan die van RDL Adviesgroep, die niet had aangetoond dat het beslag haar bedrijfsvoering ernstig zou schaden. De vordering van RDL Adviesgroep werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die op € 639,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/261880 / KG ZA 19-120
Vonnis in kort geding van 23 april 2019
in de zaak van
commanditaire vennootschap
RDL ADVIESGROEP,
gevestigd te Born, gemeente Sittard-Geleen,
eiseres,
advocaat mr. J.T.J. Gorissen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna RDL Adviesgroep en [gedaagden] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met een productie,
  • de door RDL Adviesgroep ingebrachte producties 2 tot en met 34,
  • de door [gedaagden] c.s. ingebrachte acht producties,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van [gedaagden] c.s..
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
RDL Adviesgroep is een commanditaire vennootschap en exploiteert een adviserende en bemiddelende assurantieonderneming op het gebied van verzekeringen, hypotheken, vermogensopbouw, pensioen en bankproducten. RDL Adviesgroep is tevens een franchisenemer van de Regiobank waardoor zij tevens optreedt als zelfstandig adviseur voor de Regiobank.
2.2.
Sinds 23 november 2018 is de heer [naam beherend vennoot] (hierna: [naam beherend vennoot] ) enig beherend vennoot van RDL Adviesgroep. De heer [gedaagde sub 1] (hierna: [gedaagde sub 1] ) is via onder meer [gedaagde sub 2] vennoot geweest van RDL Adviesgroep tot 6 juli 2018. De handelende natuurlijke personen in RDL Adviesgroep waren [naam beherend vennoot] en [gedaagde sub 1] .
2.3.
Op 6 maart 2018 heeft [gedaagde sub 1] zowel in privé alsmede namens (on)middellijk aandeelhouder van [gedaagde sub 2] , Luripa Beheer B.V. en [naam bv] B.V., de deelname in RDL Adviesgroep CV opgezegd.
2.4.
Op 15 maart 2018 heeft [naam beherend vennoot] zowel in privé alsmede namens [naam bv] B.V. en zo nodig mede namens RDL Adviesgroep en [naam bv] B.V. de opzegging aanvaard.
2.5.
De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft op verzoek van [gedaagden] c.s. verlof verleend tot conservatoire beslaglegging ten laste van RDL Adviesgroep en [naam bv] B.V. voor een bedrag van € 325.000,-. In het verzoekschrift hebben [gedaagden] c.s. onder andere aangevoerd dat RDL Adviesgroep een even groot bedrag uit haar middelen aan [gedaagden] c.s. dient te betalen als [naam beherend vennoot] c.s. de afgelopen jaren uit het vermogen van RDL Adviesgroep heeft ontvangen. Verder is in dit verzoekschrift aangevoerd dat het aandeel in de waarde van RDL Adviesgroep dat toekomt aan [gedaagden] c.s. € 115.569,- bedraagt. Conservatoir beslag is gelegd onder in elk geval de Rabobank en De Volksbank N.V. (producties 16a, 16b en 16c bij productie 2 dagvaarding).

3.Het geschil

3.1.
RDL Adviesgroep vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. het conservatoire beslag gelegd ten laste van de commanditaire vennootschap RDL Adviesgroep onder de naamloze vennootschap De Volksbank N.V., tevens handelende onder de naam ‘Regiobank’, onmiddellijk op te heffen,
II. [gedaagden] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten te veroordelen.
3.2.
RDL Adviesgroep heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [gedaagden] c.s. non-existent is, althans in ieder geval niet summierlijk is komen vast te staan. Zij heeft daartoe naar voren gebracht dat in het geval meer aan de onderneming wordt onttrokken dan de winst hoog is er weliswaar een schuld aan de onderneming ontstaat, maar dit in geen geval de ander het recht geeft om ook tot die hoogte gelden aan de onderneming te onttrekken. Dit is tussen partijen ook niet overeengekomen. Daarenboven was [gedaagde sub 1] niet alleen voor RDL Adviesgroep werkzaam, maar ook voor zijn eigen bedrijf, [gedaagde sub 2] Uit dat bedrijf geniet [gedaagde sub 1] ook inkomsten. Tussen RDL Adviesgroep, [naam beherend vennoot] en [gedaagde sub 1] is afgesproken dat die inkomsten uit [gedaagde sub 2] worden meegenomen bij het bepalen van het onttrekkingsdeel in RDL Adviesgroep. Nu [gedaagde sub 1] geen inzage geeft in zijn inkomsten, kan dit deel niet worden vastgesteld. Verder is het aandeel van [gedaagde sub 1] in RDL Adviesgroep zeker geen € 115.000,00 waard maar eerder een bedrag van € 0,00.
3.3.
[gedaagden] c.s. voeren verweer. Zij hebben daartoe naar voren gebracht dat zij recht hebben op een compensatie van het verschil in opnames tussen [naam beherend vennoot] en [gedaagde sub 1] . De afspraken over de opnames / fee kwamen uit de jaren 2003/2004, de tijd dat partijen samenwerkten met of in IBC. Ieder deelde voor gelijke delen en indien er geen winst was, was er ook geen fee. Vanaf 2009 zijn volgens [gedaagden] c.s. de opnames / overboekingen vanuit RDL Adviesgroep CV op aparte grootboekrekeningen geadministreerd met als doel dit later te verrekenen. Er werd ingestemd met een tijdelijke hogere opname door [naam beherend vennoot] vanwege een leasecontract voor een auto en omdat de echtgenote van [naam beherend vennoot] werkloos was. Daarenboven vertegenwoordigen de portefeuilles van RDL Adviesgroep een bepaalde waarde. Dit blijkt alleen al uit het gegeven dat bij de financieringsaanvraag bij Rabobank gerekend wordt met de waarde van de portefeuilles van RDL Adviesgroep, aldus [gedaagden] c.s.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.2.
RDL Adviesgroep heeft niet betwist dat er sprake is van een (assurantie)portefeuille. De voorzieningenrechter acht het, zonder nadere uitleg die niet is verstrekt, aannemelijk dat de portefeuille van RDL Adviesgroep enige waarde vertegenwoordigt. Het is immers niet waarschijnlijk dat [naam beherend vennoot] c.s., die de portefeuille willen kopen en die bezig zijn met de verkoop daarvan, iets willen kopen en vervolgens verkopen dat geen waarde heeft. Alleen al daarom kan, bij gebreke van een nadere onderbouwing door RDL Adviesgroep, niet tot het oordeel worden gekomen dat [gedaagden] c.s. geen (relevante) opeisbare vordering meer op haar hebben. Tevens heeft RDL Adviesgroep niet betwist dat [naam beherend vennoot] meer privé-opnames uit het vermogen van RDL Adviesgroep heeft gedaan dan [gedaagden] . Gelet hierop blijkt uit de door RDL Adviesgroep gemaakte rekensom niet voldoende dat zij geen waarde meer zou vertegenwoordigen, zoals haar stellingen feitelijk inhouden. Daardoor is niet summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid van het door [gedaagden] c.s. ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag.
4.3.
Het vorenoverwogene maakt niet zonder meer dat het voortduren van het conservatoire beslag om andere redenen niet kan worden gerechtvaardigd. De wederzijdse belangen van partijen dienen daartoe te worden afgewogen.
4.4.
RDL Adviesgroep heeft - samengevat - gesteld dat doordat de provisies en vergoedingen door het beslag getroffen worden, de bedrijfsvoering van RDL Adviesgroep wordt lamgelegd. Het niet betalen van de provisies en vergoedingen zal er toe leiden dat RDL Adviesgroep in een toestand komt te verkeren van opgehouden hebben te betalen en aldus zal [naam beherend vennoot] , als beherend vennoot, alsdan niet anders kunnen dat het faillissement aanvragen van RDL Adviesgroep.
4.5.
[gedaagden] c.s. hebben betwist dat zij geen belang meer hebben bij het door haar op grond van artikel 702 Rv gelegde conservatoire beslag. [gedaagden] c.s. willen de financiële zekerheid voor de toekomstige betaling van die vordering op RDL Adviesgroep behouden. [gedaagden] c.s. hebben aangevoerd dat gelet hierop, alsmede nu RDL Adviesgroep geen vervangende zekerheid voor die vordering heeft gesteld en daartoe kennelijk evenmin in staat is, haar belang bij handhaving van het gelegde conservatoire beslag dient te prevaleren op het belang van RDL Adviesgroep.
4.6.
Niet valt in te zien dat het belang van RDL Adviesgroep om te kunnen blijven betalen - wat daar verder ook van zij -, dient te prevaleren boven het financiële belang van [gedaagden] c.s. om haar vordering op RDL Adviesgroep te kunnen incasseren. RDL Adviesgroep wil opheffing van het conservatoire beslag, zodat zij aan het geld kan komen en zij met dat geld haar verplichtingen kan nakomen. Dit belang rechtvaardigt niet dat [gedaagden] c.s. met een mindere, wellicht zelfs onzekere verhaalspositie ten opzichte van RDL Adviesgroep genoegen zou moeten nemen, alleen al niet omdat niet voldoende duidelijk is dat RDL Adviesgroep door handhaving van het beslag voldoende in een zakelijk of financieel belang wordt geschaad. De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat RDL Adviesgroep haar stellingen ter zitting niet nader heeft geconcretiseerd dan wel nader heeft onderbouwd. Tevens heeft RDL Adviesgroep geen vervangende zekerheid gesteld. RDL Adviesgroep kan niet van [gedaagden] c.s. verlangen dat zij haar rechtens relevante verhaalspositie ten opzichte van RDL Adviesgroep prijs geeft. Het door RDL Adviesgroep gestelde financiële belang wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen.
4.7.
Ten slotte heeft RDL Adviesgroep naar voren gebracht dat, als zo [gedaagden] c.s. al een vordering hebben, deze in elk geval niet rust op RDL Adviesgroep. Een eventuele koper van het aandeel van [gedaagden] c.s. is alleen [naam beherend vennoot] in persoon. [gedaagden] c.s. hebben dit betwist.
4.8.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het tussen partijen onder meer wegens de kerstboom aan (rechts)personen, bezien in samenhang met de wijze waarop de onderneming is geconstrueerd, niet voldoende duidelijk is uit welk vermogen de aan [gedaagden] c.s. te betalen koopsom wordt gehaald. Vooralsnog is het niet zodanig duidelijk dat geen vermogen uit RDL Adviesgroep zal komen dat het beslag ten laste van haar moet worden opgeheven. Meegewogen wordt hierbij dat een commanditaire vennootschap als RDL Adviesgroep geen rechtspersoon is, zodat ieder beherend vennoot met zijn persoonlijk vermogen hoofdelijk aansprakelijk is voor alle schulden van de commanditaire vennootschap.
4.9.
Gelet op al het vorenoverwogene dient de vordering van RDL Adviesgroep tot opheffing van het door [gedaagden] c.s. op 23 januari 2019 gelegde conservatoire beslag, alsmede de in het kader van die hoofdvordering ingestelde nevenvorderingen, als ongegrond te worden afgewezen.
4.10.
RDL Adviesgroep zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] c.s. worden begroot op:
- griffierecht €
639,00
Totaal € 639,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt RDL Adviesgroep in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] c.s. tot op heden begroot op € 639,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2019. [1]

Voetnoten

1.type: AP