5.3.Verzoekers hebben bij brief van 15 april 2019 een second opinion van Spider Monkey Consultancy van 13 april 2019 overgelegd, waarin wordt geconcludeerd dat de K+ notitie ontoereikend is voor de beoordeling van geluidhinder, zowel vanuit planologisch als milieuperspectief, aangezien - onder meer - de richtafstand geluid niet correct is bepaald en niet aan de richtafstand geluid wordt voldaan. Ter zitting heeft vergunninghouder aangegeven dat de richtafstand van 10 meter wellicht niet wordt gehaald en dat er, ter nadere onderbouwing, nog een notitie over de akoestische uitstraling van de tweede verdieping zal worden opgesteld.
6. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
7. In artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo is bepaald dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
In artikel 2.12, eerste lid, onder a van de Wabo is bepaald dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Ingevolge artikel 3.1, onder a, van de planregels is uitsluitend op de begane grondlaag, de eerste verdieping alsmede de kelderverdiepingen aansluitend bij de parkeergarages toegestaan: -kantoren, -horeca en -cultuur en ontspanning.
In artikel 7.2, onder b, van de planregels (Waarde-Beschermd stadsgezicht) is bepaald dat er uitsluitend mag worden gebouwd overeenkomstig c.q. aansluitend aan de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaande goot- en bouwhoogte van de gebouwen.
8. Met partijen is de voorzieningenrechter van oordeel dat voor het bouwplan tevens een omgevingsvergunning nodig is voor de activiteit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo). Dit geldt zowel voor het gebruik van de tweede verdieping, dat in strijd is met artikel 3.1, onder a, van de planregels, als voor het bouwen op een grond die is aangewezen als beschermd stadsgezicht, waarbij afgeweken wordt van artikel 7.2, onder b, van de planregels. Laatstgenoemde afwijking kan niet worden verleend met toepassing van de in artikel 7.3 van het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking. Dit wordt door partijen niet betwist. Wat betreft de genoemde afwijkingen zal, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, een belangenafweging dienen plaats te vinden. In de aangehaalde brief van
11 april 2019 heeft verweerder reeds een aanzet hiertoe gegeven. Voorts zal namens vergunninghouder nog een (nadere) notitie over de akoestische uitstraling van de tweede verdieping worden opgesteld, aangezien de richtafstand van 10 meter waarschijnlijk niet gehaald wordt. De uitkomsten daarvan zal verweerder door een deskundige laten beoordelen.
9. Uit wat hiervoor is overwogen volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat het bestreden besluit niet zonder meer in stand zal kunnen blijven, omdat het bouwplan wat betreft het gebruik van de tweede verdieping en het bouwen ter plaatse van een beschermd stadsgezicht, in strijd is met het bestemmingsplan en voor vergunningverlening derhalve in het kader van de beoordeling van een goede ruimtelijke ordening nog een nadere belangenafweging dient plaats te vinden. Tevens moet nog nader geluidsonderzoek plaatsvinden door zowel vergunninghouder als verweerder welk onderzoek dient te worden afgewacht alvorens conclusies op dit vlak kunnen worden getrokken. Dit heeft verweerder in het bestreden besluit niet onderkend. Hoewel de in het bestreden besluit geconstateerde gebreken wellicht kunnen worden hersteld, zijn er (nog) dermate veel onzekerheden en zijn de gebreken van dien aard dat bij afweging van de betrokken belangen schorsing van de omgevingsvergunning is aangewezen.
10. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op de bezwaren.
11. Omdat de voorzieningenrechter de verzoeken toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
12. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 512,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).