ECLI:NL:RBLIM:2019:3666

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
C/03/262177 / KG ZA 19-131
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil en verrekening in kort geding met betrekking tot beslaglegging

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een executiegeschil, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 18 april 2019 uitspraak gedaan. De eiser in conventie, die tevens verweerder in voorwaardelijke reconventie is, heeft een beroep gedaan op verrekening in het kader van een executoriaal beslag dat door de gedaagde in conventie, die ook eiser in voorwaardelijke reconventie is, was gelegd. De eiser stelt dat de vordering van de gedaagde door verrekening teniet is gegaan, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende onderbouwde en duidelijke feiten zijn gepresenteerd om deze verrekening te kunnen vaststellen. De rechter concludeert dat er nadere bewijsvoering nodig is, wat niet mogelijk is in een kort geding. Daarom wordt het beroep op verrekening verworpen en blijft het gelegde beslag in stand.

De procedure begon met een dagvaarding op 28 maart 2019, gevolgd door een mondelinge behandeling. De partijen hebben een gezamenlijke advocatenpraktijk gehad, maar er zijn geschillen ontstaan over de afwikkeling van hun samenwerking. De eiser had eerder conservatoir beslag gelegd op de bezittingen van de gedaagde, en na een eerdere uitspraak van de rechtbank is dit beslag omgezet in een executoriaal beslag. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een executoriale titel heeft en dat het beslag niet onrechtmatig is, waardoor de vorderingen van de eiser in conventie worden afgewezen. De eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/262177 / KG ZA 19-131
Vonnis in kort geding van 18 april 2019 bij vervroeging
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie
advocaat mr. F.R. Hage te Sittard,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie
advocaat mr. C.A.M.H. Vink te ’s-Hertogenbosch (aanvraag toevoeging).
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 maart 2019 met tien producties
  • de voorwaardelijke eis in reconventie
  • de producties 11 en 12 van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie]
  • de producties 1 t/m 25 van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bij vervroeging bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] , [naam] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] hebben gezamenlijk een advocatenpraktijk uitgeoefend. De samenwerking tussen [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] enerzijds en [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] en [naam] anderzijds is met ingang van 15 april 2013 geëindigd. Tussen - kort gezegd - [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] zijn geschillen ontstaan over de afwikkeling van het samenwerkingsverband.
2.2.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft op 3 augustus 2015 ten laste van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] conservatoir beslag laten leggen onder de Rabobank en de Raad voor Rechtsbijstand op alle voor een dergelijk beslag vatbare gelden, geldwaarden, vorderingen, waardepapieren en/of roerende zaken (…) van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] , tot zekerheid van verhaal van een vordering begroot op € 30.000,- (productie 3 van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] ). De door [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] op 12 november 2015 gevorderde opheffing van dat beslag is op 9 december 2015 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank in kort geding afgewezen (productie 4 van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] ).
2.3.
Partijen [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] voeren ter zake de onder rov. 2.1 genoemde geschillen een bodemprocedure. In eerste aanleg is daarin door deze rechtbank onder zaak/ rolnummer C/03/210786 / HA ZA 15-520 op 19 juli 2017 eindvonnis (productie 4 dagvaarding/productie 11 van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] ) gewezen. In dat vonnis is [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] onder andere uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] van een hoofdsom van € 8.462,47. [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] is onder meer uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld om - kort gezegd - aan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] een gebruikersvergoeding voor het gemeenschappelijke pand te betalen van € 400,- per maand vanaf 1 augustus 2015. Partijen hebben tegen dat vonnis (incidenteel) hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (zaak met rolnummer: 200.232.112).
2.4.
Het onder rov 2.2 genoemde conservatoire beslag, dat was blijven liggen, is op grond van het bovenstaande vonnis van 19 juli 2017 overgegaan in een executoriaal beslag (artikel 704 Rv).
2.5.
[gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] heeft op 29 oktober 2018, op grond van het vonnis van 19 juli 2017, ten laste van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] executoriaal beslag laten leggen onder de Raad voor Rechtspraak op alle vorderingen en/of roerende zaken die geen registergoederen zijn (…) van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] , ter verzekering en om betaling te krijgen van € 11.367,86 (productie 7 bij dagvaarding).

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
I.
primairopheft het op 29 oktober 2018 gelegde executoriaal derdenbeslag;
subsidiair[gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] veroordeelt om dit beslag met onmiddelijke ingang op te heffen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom, dat [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] na betekening van dit vonnis daarmee in gebreke blijft;
meer subsidiairde executie schorst totdat in de hoofdzaak door het Gerechtshof op het geschil zal zijn beslist;
II.
[gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] veroordeelt in de proces- en nakosten, onder bepaling dat [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] de wettelijke rente over de proces- en nakosten veschuldigd wordt wanneer deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, athans na de dag van betekening van dit vonnis, zijn betaald.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] stelt ter onderbouwing van zijn vorderingen - kort gezegd - dat het door [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] gelegde executoriaal derdenbeslag (rov. 2.5) onrechtmatig is, omdat de vordering van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] als vermeld in rov. 2.3 door verrekening teniet is gegaan en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] per saldo niets meer van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] te vorderen heeft. [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft de verreken-berekening in het lichaam van de dagvaarding (nummers 10 en 11) aldus uiteengezet: de vordering van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] op [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] bedraagt € 10.550,00, de vordering van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] op [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] bedraagt € 12.034,13 (€ 1.183,42 + € 93,64 + € 10.396,60 + € 93,64 + € 266,83) en na verrekening van die vorderingen heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] een (restant)vordering op [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] van € 1.484,13. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] , die niets meer van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] te vorderen heeft, maakt dan ook misbruik van zijn executiebevoegdheid door executoriaal derdenbeslag ten laste van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] te leggen. [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] stelt dat hij, gelet op zijn financiële situatie, schade lijdt wanneer dat beslag niet spoedig wordt opgeheven.
3.2.
[gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] betwist - onder meer - de bovenstaande verreken-berekening van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] . Volgens [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] is het nu juist [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] die na verrekening nog heeft te vorderen van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] .
in voorwaardelijke reconventie
3.3.
[gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] vordert, voor het geval de bovenstaande vordering van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] tot opheffing of schorsing van het door [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] gelegde executoriale beslag wordt toegewezen, dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] veroordeelt om alle door hem ten laste van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] gelegde beslagen ter zake van de vonnissen van de Rechtbank Limburg d.d. 19 juli 2017 met kenmerk C/03/210786 / HA ZA 15-520 en d.d. 1 mei 2017 met kenmerk C/03/233898 / KG ZA 17-171 binnen drie dagen na betekening van dit vonnis op te heffen, met machtiging aan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] om, zo [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] niet aan deze veroordeling voldoet, namens en op kosten van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] de beslagen op te heffen en daartoe het nodige te doen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] in gebreke blijft om aan de gevraagde veroordeling te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van de dwangsom tot de dag van algehele betaling, met een maximum van € 100.000,-, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen maximum bedrag;
Subsidiair:
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] gebiedt om met onmiddellijke ingang de executie van de in beslag genomen goederen ter zake van de onder primair genoemde vonnissen te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of een gedeelte van een dag dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] met de nakoming van dit gebod in gebreke blijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van de dwangsom tot de dag der algehele voldoening, met een maximum van € 100.000,-, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen maximum bedrag;
Zowel primair als subsidiair:
bepaalt dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] na betekening van dit vonnis geen nieuwe beslagen ter zake van de onder primair genoemde vonnissen meer mag leggen totdat over al hetgeen dat ten grondslag ligt aan de door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] te dien aanzien gelegde beslagen ten laste van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] definitief is beslist, zulks bij overtreding op straffe van een dwangsom van € 50.000,- per overtreding, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen maximum bedrag;
en voorts te bepalen dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] ten gunste van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] zekerheid biedt voor betaling van een bedrag ad € 50.000,- vooruitlopend op de definitief vast te stellen door [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] geleden en nog te lijden schade ten gevolge de vexatoire en derhalve onrechtmatig gelegde en nog steeds gehandhaafde beslagen ter zaken van de primair genoemde vonnissen ten laste van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] ;
met veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] in de kosten van deze procedure, alsmede nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien die proceskosten niet worden voldaan binnen drie dagen na betekening van dit vonnis.
[gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] stelt ter onderbouwing van zijn vorderingen - onder meer - dat het door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] gelegde executoriaal derdenbeslag, dat oorspronkelijk is gelegd ter zekerheid van verhaal van een vordering begroot op € 30.000,-, niet in verhouding staat met de door de rechtbank bij vonnis van 19 juli 2017 toegewezen vordering. De opeisbare vordering van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] is bovendien door verrekening teniet gegaan, aldus [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] .
3.4.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] voert verweer.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
In een executiegeschil ex artikel 438 lid 2 Rv als het onderhavige kan de voorzieningenrechter een executoriaal beslag slechts opheffen of de tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant – mede gelet op de belangen die aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging, zodat de executant, indien hij toch gebruik maakt van die bevoegdheid onrechtmatig handelt jegens de geëxecuteerde, dan wel misbruik maakt van recht. Hiervan kan onder meer sprake zijn indien de te executeren rechterlijke beslissing op een juridische of feitelijke misslag berust of indien na de uitspraak voorgevallen of aan het licht gekomen feiten een noodtoestand doen ontstaan voor de eisende partij, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet aanvaardbaar is. Er is in elk geval sprake van misbruik indien een beslag wordt gehandhaafd terwijl vaststaat dat de volledige vordering inclusief alle kosten op grond waarvan beslag is gelegd, is betaald.
4.2.
Het door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] gestelde spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van het gevorderde.
4.3.
Het beslag waarvan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] opheffing vordert is gegrond op de wet en bevoegd door [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] gelegd. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] heeft immers, met in achtneming van de beslissingen 3.5 en 3.6 van het vonnis van 19 juli 2017 (C/03/210786 / HA ZA 15-520), een executoriale titel op grond waarvan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] de onderstaande bedragen aan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] moet betalen:
-
een bedrag van € 400,00 per maand vanaf 1 augustus 2015 totdat het gebruik van het pand door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] eindigt en zolang het pand voor 1/3 aan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] in mede-eigendom toebehoort, vermeerderd met de wettelijke rente over het in de periode van 1 augustus 2015 tot 18 november 2015 ter zake openstaande bedrag vanaf 18 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, alsook vermeerderd met de wettelijke rente over de ná 18 november 2015 opgekomen termijnen telkens vanaf de eerste van de maand volgend op de maand waarover de gebruiksvergoeding is verschuldigd,
-
een bedrag van € 1.750,00 ter zake door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] overgenomen betalende cliënten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft het verschuldigde niet met een bancaire overmaking of contant aan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] voldaan en heeft evenmin zekerheid gesteld voor de betaling van de bovenstaande vorderingen van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] . [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] stelt dat hij heeft betaald door middel van verrekening. Het moet er gelet op de proceshouding van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] in deze zaak (zie rov. 4.5) voor worden gehouden dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] noch tot contante betaling noch tot betaling via bancaire overschrijving van het verschuldigde vooralsnog bereid is.
4.4.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft ter onderbouwing van de gevorderde opheffing respectievelijk schorsing alleen een beroep gedaan op verrekening (art. 6:127 lid 2 BW). Ook [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] heeft een beroep op verrekening gedaan. De met die beroepen gepaard gaande conclusies staan haaks op elkaar en maken dat de - al dan niet - gegrondheid van die beroepen niet op een eenvoudige wijze kan worden vastgesteld (art. 6:136 BW). [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] heeft een aanzienlijke vordering tot schadevergoeding op [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] gesteld, die [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft betwist, en [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft in incidenteel appel een vermeerdering van eis ad € 5.619,31 ingediend, waarin [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] zich niet kan vinden. Duidelijke, met voldoende feiten onderbouwde, gestelde opeisbare (rest)vorderingen ontbreken en een voldoende zekere verreken-berekening kan in dit kort geding niet worden gemaakt. Daarvoor is nadere bewijsvoering door partijen nodig, waarvoor een kort geding zich niet leent. Het beroep op verrekening en de op grond daarvan door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] gevorderde opheffing respectievelijk schorsing wordt derhalve verworpen.
4.5.
Dat [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] door het leggen van executoriaal derdenbeslag (rov. 2.5) toch onrechtmatig jegens [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] zou hebben gehandeld dan wel misbruik van recht zou hebben gemaakt is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Gelet op de omvang van de vordering van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] op grond van het vonnis van 19 juli 2017 en de omvang van het beslag dat tot zekerheid van de betaling van die vordering strekt, is niet aannemelijk dat dit beslag excessief is.
4.6.
Nu niet kan worden vastgesteld dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] aan het te executeren vonnis van 19 juli 2017 heeft voldaan en niet aannemelijk is gemaakt dat er andere opheffingsgronden (rov. 4.2) van toepassing zijn, bestaat er geen grond voor toewijzing van het gevorderde en zullen de gevorderde voorzieningen worden afgewezen.
4.7.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] zal als de in conventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] worden begroot op:
- griffierecht € 91,00
- salaris advocaat €
816,00
totaal € 907,00.
Het door [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] gestelde misbruik van procesrecht door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] is onvoldoende onderbouwd en gemotiveerd door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] bestreden. De voorzieningenrechter acht dan ook geen termen aanwezig om, in afwijking van het liquidatietarief, de proceskosten van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] vast te stellen op de daadwerkelijk gemaakt kosten.
4.8.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot en zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in voorwaardelijke reconventie
4.9.
Gelet op de beslissing in conventie is de voorwaarde waaronder de voorwaarde-lijke reconventie is ingesteld niet vervuld en komt de voorzieningenrechter aan een beoordeling van de (reconventionele) vorderingen in hoofdzaak niet toe.
4.10.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft op de mondelinge behandeling veroordeling van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] in de proceskosten van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] in voorwaardelijke reconventie (kosten rechtens) gevorderd. De voorzieningenrechter acht een proceskostenveroordeling ten laste van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] op zijn plaats. De door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] in reconventie gemaakte kosten worden begroot op nihil omdat zijn verweer in reconventie voor het overgrote deel een herhaling is geweest van zijn in conventie aangevoerde argumenten.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] tot op heden begroot op € 907,-
5.3.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening.
in voorwaardelijke reconventie
5.4.
verstaat dat hierop niet hoeft te worden beslist
5.5.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CM