Met de GI en de door de GI in het verzoekschrift en ter zitting nader toegelichte gronden, die de kinderrechter, na eigen beoordeling daarvan, overneemt en tot de zijne maakt, is de kinderrechter van oordeel dat aan voornoemd wettelijk criterium is voldaan. Bij deze oordeelsvorming betrekt de kinderrechter de bevindingen en conclusies van het gezinsonderzoek neergelegd in het op 15 november 2018 opgestelde rapport, zoals dat hierna wordt weergegeven. De rapporteurs hebben zich bij hun onderzoek gebaseerd op de bevindingen van de gezinsvoogd en degenen die in opdracht van de gezinsvoogd aanwezig zijn geweest bij de contacten van de kinderen (drieling) met hun ouders. De door de onderzoekers verzamelde informatie is door hen geanalyseerd en de resultaten, conclusies en hun advies zijn gemotiveerd weergegeven in hun rapport.
Aan de hand van talrijke voorbeelden, welke ook zijn terug te vinden in de observatieverslagen, komen de onderzoekers/rapporteurs stap-voor-stap tot bevindingen en conclusies dat tal van basale opvoedersvaardigheden bij de ouders blijkt te ontbreken, dat ouders daarin niet leerbaar zijn gebleken en niet kunnen aansluiten bij de behoeften van de kinderen. Sprekend en terugkerend voorbeeld is dat de kinderen tijdens het begeleid contact met hun ouders bijna nooit in hun bedje worden gelegd om te kunnen slapen. Dat wordt gedaan vanuit de behoefte van de ouders om de kinderen tijdens de omgang om zich heen te hebben. Daardoor zijn de kinderen bij hun ouders niet aan hun benodigde slaap toegekomen en vertonen zij onrustig gedrag. Ze zijn van streek en overvraagd en dat uit zich in huilen en slapeloosheid. Verder hebben de hulpverleners geconstateerd dat de ouders niet in staat zijn om signalen bij de kinderen te zien en hierop adequaat te handelen, dat wil zeggen sensitief en responsief te reageren. Daarin speelt mee dat de ouders te maken hebben met een drieling waarbij regelmatig van ze wordt gevraagd om hun aandacht over drie kinderen te verdelen. Dat lukt de ouders bij herhaling niet waardoor de kinderen niet de aandacht krijgen die ze op dat moment nodig hebben. De rapporteurs komen op grond van deze en andere bevindingen tot de conclusie, vanuit hun deskundigheid, dat beide ouders niet in staat zijn hun kinderen de basale opvoeding en verzorging te bieden die zij nodig hebben om zich veilig (emotioneel en pedagogisch) en gezond te kunnen ontwikkelen. Zij achten op grond daarvan een continuering van de uithuisplaatsing gerechtvaardigd. Aan de hand van de door het Nederlands Jeugdinstituut ontwikkelde Richtlijn Uithuisplaatsing voor Jeugdhulp en Jeugdbescherming onderbouwen rapporteurs deze conclusie nog met een aantal kernoordelen, waarvan de rechtbank met name de eerste 2 in het kader van de beoordeling van voorliggende verzoek van betekenis acht. De betreffende kernoordelen luiden:
• Kernoordeel 1:
De opvoedingscapaciteiten van ouders en de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen
zijn niet in balans.
• Kernoordeel 2:
De balans tussen opvoedingscapaciteiten en ontwikkelingsbehoeften zijn niet
afhankelijk van belangrijke gezins- en omgevingsfactoren, maar gelegen in beperkte vermogens bij ouders, die tevens niet leerbaar zijn in deze. Er wordt patroonvorming gezien,
aangezien moeder ook twee kinderen heeft vanuit een eerdere relatie) niet heeft kunnen voorzien in hun behoefte, wat heeft geresulteerd in hechtingsproblematiek bij deze kinderen.