Op 18 april 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op 31 januari 1986, die beschuldigd werd van het opzettelijk verwerven, in bezit hebben en zich toegang verschaffen tot kinderporno. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 4 april 2019, waarbij de verdachte en zijn advocaat aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van kinderporno, waarbij de verdachte in de periode van 20 februari 2015 tot en met 27 september 2017 meermalen afbeeldingen en video's heeft aangeboden, doorgevoerd en verworven. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor het verspreiden van kinderporno onvoldoende was, maar dat het bezit en de verwerving van kinderporno wettig en overtuigend bewezen waren. De verdachte had een aanzienlijke hoeveelheid kinderporno op harde schijven en USB-sticks opgeslagen.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, ondanks een rapport van een psychologe die een autisme spectrum stoornis vaststelde. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder het voortzetten van een behandeltraject. De rechtbank vond het belangrijk dat de verdachte zich bewust werd van de ernst van zijn daden en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.