ECLI:NL:RBLIM:2019:3553

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
C/03/262300 / KG ZA 19-139
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie van beveiligingscamerabeelden door de gemeente Kerkade en de gevolgen voor de journalist

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 17 april 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een journalist, werkzaam voor Mediahuis Limburg, en de gemeente Kerkrade. De journalist had de gemeente aangeklaagd wegens onrechtmatige publicatie van beveiligingscamerabeelden waarop hij herkenbaar in beeld was gebracht tijdens een besloten raadsvergadering over de benoeming van een nieuwe burgemeester. De gemeente had deze beelden op haar website geplaatst, wat leidde tot de vordering van de journalist om deze publicatie te rectificeren en te verwijderen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente onrechtmatig had gehandeld door de beelden openbaar te maken, aangezien dit inbreuk maakte op de persoonlijke levenssfeer van de journalist. De rechter stelde vast dat de gemeente geen rechtvaardigingsgronden had voor de openbaarmaking en dat de journalist door deze actie schade had geleden. De gemeente werd bevolen om de beelden en de begeleidende tekst binnen 24 uur na betekening van het vonnis van haar website te verwijderen en een rectificatietekst te plaatsen. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval de gemeente niet aan deze bevelen voldeed. De uitspraak benadrukt de bescherming van de privacy van individuen, zelfs in het kader van journalistieke activiteiten, en de verantwoordelijkheden van overheidsinstanties in hun communicatie met het publiek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/262300 / KG ZA 19-139
Vonnis in kort geding bij vervroeging van 17 april 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. Ch.E. Koster,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE KERKRADE,
zetelend te Kerkrade,
gedaagde,
advocaten mr. M.C.G. Nijssen en mr. C. Riemens.
Partijen zullen hierna [eiser] en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 18
  • de brief zijdens [eiser] van 4 april 2019 met producties 19 tot en met 21
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 17
  • het e-mailbericht zijdens [eiser] van 5 april 2019 met producties 22 tot en met 24
  • het e-mailbericht zijdens [eiser] van 8 april 2019 (14:38 uur) met producties 25 tot en
met 29
  • het e-mailbericht zijdens de gemeente van 8 april 2019 (17:32 uur) waarin onder meer een verzoek ex art. 29 Rv wordt gedaan, met productie 18
  • het e-mailbericht zijdens [eiser] van 9 april 2019 (11:35 uur)
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 9 april 2019, waarbij het verzoek ex art. 28
(zoals de voorzieningenrechter “29” heeft begrepen) Rv is afgewezen omdat niet aannemelijk is dat in dit geding tot op dit moment onbekende gegevens van vertrouwelijke aard worden meegedeeld
  • de pleitnotities van [eiser]
  • de pleitnota van de gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is als verslaggever/journalist in dienst bij Mediahuis Limburg B.V., die onder ander dagblad De Limburger uitgeeft.
2.2.
In het kader van de burgemeestersvoordracht voor de benoeming van de nieuwe burgemeester in de gemeente vond op woensdagavond 27 februari 2019 een raadsvergadering plaats op het raadhuis te Kerkrade.
2.3.
[eiser] was op woensdagavond 27 februari 2019 aanwezig in het raadhuis. Tijdens zijn aanwezigheid in de gang(en) waaraan de vergaderzaal grenst heeft [eiser] – tijdens het besloten deel van de raadsvergadering dat toen nog plaatsvond – vertrouwelijke informatie gehoord die niet buiten de beslotenheid van die vergadering had mogen komen. Die informatie betrof met name kandidaat nummer twee, de heer [naam kandidaat] , die op dat moment (nog) burgemeester te Heerlen was. De bewegingen van [eiser] in de gangen van het raadshuis zijn geregistreerd op beelden van camera’s die ter beveiliging in het raadhuis zijn aangebracht (hierna: de camerabeelden). Het betreft geluidloze beelden die de gemeente heeft opgeslagen.
2.4.
Op 28 februari 2019 heeft De Limburger een artikel van [eiser] met als kop “
[naam kandidaat] werd tweede in burgemeestersrace Kerkrade” gepubliceerd (productie 3 dagvaarding). Volgens De Limburger was en is de kandidatuur van [naam kandidaat] nieuwswaardig. Aan het einde van het artikel staat het volgende:
“(...) De Limburger kreeg bovenstaande informatie per toeval in handen. De bewuste raadsvergadering vond weliswaar achter gesloten deuren plaats, maar vanwege de geluidsinstallatie was in de ruimte buiten de raadszaal duidelijk te horen wat besproken werd.”
2.5.
Het bekend worden van de kandidatuur van [naam kandidaat] heeft tot commotie geleid.
2.6.
Op 1 en 2 maart 2019 hebben zowel de gemeente als de Commissaris van de Koning zich in de media uitgelaten over [eiser] en De Limburger, waarbij (onder meer) werd gesteld dat [eiser] zich zou hebben laten insluiten, zich aan afluisteren schuldig had gemaakt en “riooljournalistiek” bedreef.
2.7.
De gemeente heeft op 1 maart 2019 aangifte gedaan tegen [eiser] in verband met afluisteren dan wel lekken van vertrouwelijke informatie.
2.8.
Op 7 maart 2019 heeft er een bespreking op het Gouvernement in Maastricht plaatsgevonden waarbij aanwezig waren de werkgever van [eiser] (de hoofdredactie van De Limburger), de gemeente en de Commissaris van de Koning. De camerabeelden zijn ter plekke bekeken door De Limburger. Verder is besproken dat (i) [eiser] niet voor een vuurpeloton moet worden geplaatst, (ii) de beelden niet online gaan, (iii) de uitkomst van het OM wordt afgewacht en (iv) partijen in gesprek zullen blijven.
2.9.
In zijn brief van 8 maart 2019 (productie 8 dagvaarding) heeft de Commissaris van
de Koning geschreven, voor zover relevant:
“(…)
Het vorenstaande laat evenwel onverlet dat ik bereid ben te verklaren dat de door mij geuite veronderstelling dat de verslaggever ‘onder valse voorwendselen’ (…) op de etage van de raadzaal aanwezig was, een eigen interpretatie van de aan mij vertelde gang van zaken was. (…) Ik moet in het midden laten wat hij precies op die gang kon verstaan, ik kan alleen vaststellen dat hij zich op enig moment ter hoogte van de gesloten middelste deur bevond en zich vervolgens binnen twee minuten bewust naar de volgende gesloten deur (…) van de raadszaal heeft begeven alwaar hij meer dan vijf minuten is blijven staan luisteren. Ik heb niet de intentie gehad de verslaggever van een strafbaar feit te beschuldigen, (…). Overigens heb ik tijdens een interview (…) gezegd: “Ik vind het riooljournalistiek als je weet dat er een vertrouwelijke vergadering plaatsvindt en je in een gemeentehuis bent terwijl je er niet hoort te zijn. (…)” Deze kwalificatie was niet gebaseerd op camerabeelden. Ik ben gaarne bereid om het beeld dat door de door mij gebruikte zinsnedes wellicht, zij het onbedoeld, is ontstaan, te corrigeren. (…)”.
2.10.
Bij brief van 13 maart 2019 (productie 9 dagvaarding) heeft het Openbaar Ministerie (hierna: OM) aan de vertrouwenscommissie van de gemeenteraad Kerkrade (onder meer) het volgende laten weten:
“(...)
U heeft aangifte gedaan in verband met afluisteren c.q. lekken van vertrouwelijke informatie. Ambtshalve heb ik gekeken of mogelijk nog andere strafbare feiten in beeld komen. Onderstaand heb ik de mogelijke strafbare feiten tegen het licht gehouden.
1. Artikel 272 Wetboek van Strafrecht (...)
2. Artikel 139a Wetboek van Strafrecht (...)
3. Artikel 139e wetboek van Strafrecht (...)
4. Artikel 139 Wetboek van Strafrecht (...)
Conclusie
Vast staat dat dhr. [eiser] heeft gehoord wat er in de raadszaal werd besproken en hierover in de krant heeft gepubliceerd. De vraag of hij dit heeft kunnen horen vanwege een luide geluidsinstallatie of omdat hij zijn oor te luister legde aan de deur maakt gelet op het hiervoor geschetste wettelijk kader geen verschil. Uit het voorgaande volgt immers dat er op voorhand al duidelijk is dat geen sprake is van enig strafbaar feit. Ik zie dan ook geen aanleiding om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen.”
2.11.
Op 21 maart 2019 heeft de gemeente de hiervoor in rov. 2.3. genoemde opgeslagen camerabeelden geheel of gedeeltelijk op haar website gezet onder de titel “
Besloten raadsvergadering burgemeestersbenoeming”. Als begeleidende tekst (productie 11 dagvaarding) heeft de gemeente het volgende geplaatst:

De afgelopen periode is er publiciteit geweest rondom de besloten raadsvergadering van woensdag 27 februari 2019 over de benoeming van de nieuwe burgemeester van Kerkrade.
In de media circuleren verschillende meningen en opvattingen over het kennisnemen door derden van het besprokene in die besloten raadsvergadering. Het college van Kerkrade heeft op 19 maart 2019 besloten maximale openheid in deze aangelegenheid in acht te nemen en de camerabeelden inclusief de uitgeschreven weergave van het tijdsverloop te publiceren.
Door het bekijken van onderstaande video kunt u kennis nemen van de betreffende camerabeelden. Overigens zijn de aangezichten van de op de camerabeelden voorkomende personen onherkenbaar gemaakt.”
2.12.
Op 27 maart 2019 heeft [eiser] de gemeente gesommeerd om haar onrechtmatig handelen te staken. De gemeente heeft hieraan geen gevolg gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk in alle gevallen uitvoerbaar bij voorraad,
I.
A. Primair
Gedaagde beveelt om binnen 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de onrechtmatige publicatie, bestaande uit het in het lichaam van de dagvaarding genoemde beeldmateriaal (inclusief stills), tijdlijn en begeleidende tekst, die zijn geplaatst onder de titel “
Besloten raadsvergadering burgemeestersbenoeming” d.d. 21 maart 2019, onmiddellijk van haar website met het internetadres www.kerkrade.nl en van enige andere website waarop zij controle heeft, te (doen) verwijderen en verwijderd te houden, en deze niet opnieuw openbaar te (doen) maken en te (doen) verveelvoudigen, op welke wijze en via welk medium ook;
Indien en voor zover de primaire vordering niet toewijsbaar is:
B. Subsidiair
Gedaagde beveelt om binnen 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de onrechtmatige publicatie, bestaande uit het in het lichaam van de dagvaarding genoemde beeldmateriaal (inclusief stills), tijdlijn en begeleidende tekst, die zijn geplaatst onder de titel “
Besloten raadsvergadering burgemeestersbenoeming” d.d. 21 maart 2019, onmiddellijk op haar website met het internetadres www.kerkrade.nl en enige andere website waarop zij controle heeft, te (doen) wijzigen en aan te passen door (cumulatief):
- In de inleidende tekst te vermelden, door wijziging van de derde alinea als volgt:

Door het bekijken van onderstaande video kunt u kennis nemen van de betreffende camerabeelden. Wij wijzen u er op dat deze beelden niet volledig zijn; het betreft slechts een beknopte samenstelling van losse clips afkomstig uit de actieve camera’s in het raadhuis, die achter elkaar zijn geplaatst.
De Commissaris van de Koning in de provincie Limburg, de heer [naam 1] , heeft de camerabeelden ook beoordeeld en daarop eerdere uitingen over de handelwijze van de betrokken verslaggever en dagblad De Limburger gerectificeerd door middel van een formele brief met correcties. Die brief kunt u lezen viadeze link. Daarnaast hebben wij aangifte gedaan tegen de verslaggever op basis van de beelden, maar het Openbaar Ministerie heeft daarop beslist dat zij geen aanleiding ziet om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen omdat er geen sprake is van strafbare gedragingen. De beslissing van het Openbaar Ministerie, waarin zij haar conclusie motiveert, kunt u lezen viadeze link. Gelet op de privacybelangen van de betrokken verslaggever, hebben we zijn gezicht, lichaam en kleding onherkenbaar gemaakt”;
en
- De bestaande camerabeelden (inclusief stills) te verwijderen en deze te vervangen door aangepaste camerabeelden, waarin de beeltenis van eiser, daaronder begrepen alle kenmerken die kunnen leiden tot identificatie zoals portret, lichaamshouding, kenmerkende tred, kleding en kledingstukken/tas volledig onherkenbaar zijn gemaakt;
en
- In de tijdlijn (de passage onder “Tijdsverloop”) de volgende passages te wijzigen als volgt:
Tevoorschijn komen achter pilaar bij garderobe bij Raadzaal op de 4e verdieping; wijzigen in: Verschijnen in de hal bij Raadzaal op de 4e verdieping
Gaat staan met telefoon in de hand ter hoogte van ...; wijzigen in: Gaat staan ter hoogte van ...
Luisteren aan de 1e deur ...; wijzigen in: Luisteren ter hoogte van de 1e deur ...
Wandelen van 1e deur ... naar 2e deur; wijzigen in: Wandelen ter hoogte van 1e deur ... naar locatie ter hoogte van 2e deur
Luisteren aan de 2e deur bij collegetafel van raadzaal met oor tegen deur; wijzigen in: Luisteren ter hoogte van de 2e deur bij collegetafel van raadzaal
- Dan wel die wijzigingen of aanpassingen te bevelen, die de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
II. Gedaagde beveelt om binnen 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis op haar website met het internetadres www.kerkrade.nl en eventueel gerelateerde sites met dezelfde inhoud, op de homepage, direct bovenaan en zichtbaar voor iedere bezoeker, in een zwart kader van minimaal 15 CM x 15 CM met zwarte letters tegen een witte achtergrond, lettertype Arial, lettergrootte 11, een rectificatietekst op te (doen) nemen, met de volgende inhoud:

RECTIFICATIE OVER HANDELWIJZE JOURNALIST BIJ BESLOTEN RAADSVERGADERING BURGEMEESTERSBENOEMING
Wij hebben op 21 maart 2019 een publicatie op onze website geplaatst onder de titel ‘Besloten raadsvergadering burgemeestersbenoeming’. Daarbij hebben we ook de beveiligingsbeelden openbaar gemaakt van de journalist die zich tijdens die raadsvergadering in het raadhuis bevond en deze beelden voorzien van een tijdlijn.
De voorzieningenrechter te Maastricht heeft bij vonnis d.d._______ geoordeeld
dat we met die publicatie onrechtmatig hebben gehandeld tegenover de journalist, onder meer doordat wij daarmee inbreuk hebben gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer, portretrecht en persoonlijkheidsrechten. Deze rectificatie beoogt ons onrechtmatig handelen recht te zetten. Daarnaast zijn we bevolen om de publicatie, inclusief de beveiligingsbeelden en tijdlijn, te verwijderen.
De gemeente Kerkrade, namens deze de burgemeester [naam 2]
Ingeval niet de primaire vordering A. onder I. wordt toegewezen, maar de subsidiaire vordering B. onder I., dan dient de laatste inhoudelijke zin van voornoemde rectificatietekst te luiden (onder instandhouding van de verdere tekst van de rectificatie):

(...) Daarnaast zijn we bevolen om de publicatie, inclusief de beveiligingsbeelden en tijdlijn te wijzigen, zodat de onrechtmatigheden worden weggenomen. (...)
Dan wel die rectificatietekst te bevelen die de voorzieningenrechter in goede justitie
vermeent te behoren;
III. Gedaagde veroordeelt om binnen 2 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis
aan eiser te voldoen een bedrag van € 7.500,-- als voorschot op de immateriële
schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW ingeval tijdige betaling uitblijft vanaf de dag der verschuldigdheid tot aan de dag der voldoening;
IV. Bepaalt dat gedaagde een dwangsom verbeurt van € 5.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat zij niet of niet volledig voldoet aan de veroordelingen/bevelen in het te wijzen vonnis, zoals bedoeld onder I. en II., zulks met een maximum van € 150.000,--, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen maximum;
V. Gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW ingeval van niet tijdige betaling.
3.2.
[eiser] heeft – kort gezegd – aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat de gemeente onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door de camerabeelden openbaar te maken: hij wordt op de beveiligingsbeelden herkenbaar in beeld gebracht, ook al is zijn gezicht ‘geblurd’. Daarenboven is het beeldmateriaal ‘geframed’, omdat de gemeente in de beelden lijkt te hebben geknipt en deze achter elkaar heeft geplakt, waardoor een onvolledig en onjuist beeld van de feitelijke situatie ontstaat. De gemeente heeft de beelden geopenbaard in een feitelijke onjuiste, schadelijke en criminaliserende context. Ook ondermijnt de gemeente het gezag van de beslissing van het OM over de beelden en het gezag van de Commissaris van de Koning door het publiek op te roepen om zelf iets van de beelden te vinden. Het publiceren van het beeldmateriaal is onrechtmatig, onnodig suggestief, onvolledig en eenzijdig. De gemeente stelt dat er wordt afgeluisterd met een oor aan de deur en/of met een mobiele telefoon en dat er ook overige oneigenlijke zaken spelen rondom ‘de insluiting’, terwijl er niets is gebeurd wat niet is toegestaan. De gemeente heeft ook onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld (en in strijd met art. 21 Aw) door zonder toestemming van [eiser] zijn portret te openbaren. Ook is zijn persoonlijke levenssfeer ex artt. 8 en 10 EVRM geschonden. De gemeente heeft beelden van beveiligingscamera’s, die bestemd zijn voor en aangewend mogen worden indien een beveiligingsbelang speelt, oneigenlijk aangewend en aldus de AVG geschonden. De gemeente heeft geen enkel belang bij de publicatie van de beelden op haar website, aldus [eiser] . Door het handelen van de gemeente stelt [eiser] immateriële schade te hebben geleden en nog te lijden.
3.3.
De gemeente voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak. De stelling van de gemeente dat [eiser] van 21 tot 27 maart 2019 ‘heeft stilgezeten’, is onvoldoende aannemelijk nu [eiser] heeft aangevoerd dat hij pas op 26 maart 2019 aan het einde van de middag via een landelijke krant bekend is geraakt met de online publicatie van de camerabeelden door de gemeente.
4.2.
De onderhavige vordering valt, anders dan de gemeente heeft betoogd, binnen het bereik van een mogelijk veroordelend kortgedingvonnis. De stelling dat sprake zou zijn van een declaratoire vordering berust op een onjuiste uitleg van dit begrip.
4.3.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is of de openbaarmaking van de camerabeelden op zich zelf moet worden beschouwd als een onrechtmatige daad. [eiser] heeft in elk geval aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de gemeente met de openbaarmaking van de camerabeelden heeft gehandeld in strijd met hetgeen de gemeente volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Bij de beantwoording van die vraag wordt vooropgesteld dat er voorshands onvoldoende feiten aannemelijk zijn waaruit kan worden afgeleid dat niet een ieder die op dát moment op de plekken zou zijn geweest waar [eiser] zich bevond, hetzelfde had kunnen horen als [eiser] heeft gehoord, en dus het gehoorde had kunnen doorvertellen. Het feit dat [eiser] journalist van beroep is, is dan ook in dit geschil niet of nauwelijks van belang voor de vraag of onrechtmatig is gehandeld door de openbaarmaking van de camerabeelden. Voor zover de gemeente heeft gesteld dat [eiser] in de hoedanigheid van journalist meer is dan een doorsnee burger of anders kan worden bejegend dan een doorsnee burger, is dat voorshands niet aannemelijk geworden en wordt die stelling gepasseerd.
4.4.
Gelet op het in art. 8 EVRM neergelegde recht op eerbiediging van het privéleven van iedere burger, dus ook [eiser] , heeft de gemeente door de openbaarmaking van de camerabeelden maatschappelijk onzorgvuldig gehandeld. Bezien in het licht van de hiervoor onder 2.3 tot en met 2.10 weergegeven feiten kan het ervoor worden gehouden dat voor een ieder die de burgemeestersbenoeming in Kerkrade volgde, duidelijk was dat de openbaar gemaakte beelden juist [eiser] lieten zien, ook zonder dat zijn hoofd herkenbaar was.
Het lijkt er verder op, maar de gemeente is hierover niet erg duidelijk, dat ook de gemeente het uitgangspunt deelt dat een overheidsorgaan als de gemeente maatschappelijk onzorgvuldig handelt als zij ter beveiliging opgenomen beelden die zijn gemaakt van een burger in de beslotenheid van het raadhuis terwijl die burger op geen enkele manier de veiligheid in gevaar brengt, via internet in de openbaarheid brengt. De gemeente is echter kennelijk van mening, zo wordt het betoog van de gemeente begrepen, dat sprake is van rechtvaardigingsgronden. Dergelijke gronden moeten door de gemeente concreet worden benoemd en voldoende aannemelijk worden gemaakt.
4.5.
Als rechtvaardigingsgrond kan in elk geval niet dienen de stelling dat [eiser] zich mogelijk aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Uit het onderzoek van het OM en de daaropvolgende seponering op 13 maart 2019 volgt voorshands genoegzaam dat [eiser] in de avond van 27 maart 2019 niet strafbaar heeft gehandeld met zijn aanwezigheid in het raadhuis van de gemeente.
4.6.0.
Ter zitting heeft de gemeente nader verklaard dat de feitelijke (en niet de strafrechtelijke) crux van de zaak betreft of [eiser] ‘per toeval’ dingen uit de besloten vergadering heeft gehoord (zoals [eiser] stelt) dan wel of [eiser] de besloten vergadering heeft ‘afgeluisterd’ (zoals de gemeente stelt). In dat kader heeft de gemeente – kort gezegd – aangevoerd de camerabeelden met begeleidende tekst op haar website te hebben geopenbaard (i) uit algemeen belang, (ii) uit publiek belang van de (Kerkraadse) burger,
(iii) ter bescherming van haar eigen integriteit als overheidsorgaan en het als werkgever behartigen van belangen van haar ambtenaren en betrokkenen, (iv) in het kader van de Wob, (v) met toestemming van De Limburger én (vi) in het kader van “maximale openheid”. Volgens de gemeente dus kennelijk redenen die de openbaarmaking zodanig rechtvaardigen dat de onrechtmatigheid wegvalt.
4.6.1.
De gemeente heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij door diverse media is benaderd
met het verzoek kennis te kunnen nemen van de camerabeelden omdat ‘men’ van de gemeente wil weten wat ‘precies’ op de avond van de raadsvergadering in het raadhuis is voorgevallen. Ook al zou dit zo zijn, dan nog valt niet in te zien dat en waarom de gemeente die media niet – zoals de gemeente stelt – één voor één te woord kan staan of op een andere manier dan met het openbaren van de camerabeelden en begeleideinde tekst op haar website kan informeren. Dat met haar handelswijze een algemeen belang is gediend, is in elk geval niet aannemelijk (geworden). Daarmee kan in het midden blijven wat de gemeente in dit verband voor ogen heeft met de term “algemeen belang”.
4.6.2.
Dat – zoals de gemeente heeft aangevoerd – de (Kerkraadse) burger een publiek belang heeft bij de camerabeelden en dat het consistent beleid van de gemeente is om nieuws op haar website te plaatsen, is evenmin aannemelijk geworden. Los van het feit dat de gemeente het door haar gevoerde beleid dienaangaande niet heeft verduidelijkt of verfeitelijkt, heeft zij evenmin duidelijk gemaakt op welke manier de camerabeelden en de begeleidende tekst bijdragen aan het publieke belang van de burger.
4.6.3.
In het artikel van [eiser] dat op 28 maart 2019 in De Limburger is gepubliceerd (productie 3 bij dagvaarding) worden geen gemeenteambtenaren in persoon genoemd. Evenmin worden in het artikel beschimpingen jegens de gemeente geuit. Dat de gemeente met het openbaar maken van de camerabeelden haar integriteit als overheidsorgaan zou beschermen dan wel dat zij hiermee als werkgever de belangen van haar ambtenaren zou behartigen, is niet door de gemeente aannemelijk gemaakt. Zij heeft niet duidelijk gemaakt dat haar integriteit is aangetast. Evenmin heeft zij enig belang van haar ambtenaren voldoende verfeitelijkt. Ook hier blijft het bij abstracte niet te toetsten rechtvaardigingsgronden.
4.6.4.
Gesteld noch gebleken is dat de gemeente een Wob-verzoek heeft gehad uit hoofde waarvan zij de camerabeelden openbaar moest maken. Evenmin heeft de gemeente aannemelijk gemaakt dat het openbaar maken van de camerabeelden op enigerlei wijze kan/moet worden gekwalificeerd als “beleidsinformatie” dan wel “publieksvoorlichting”. Het beroep van de gemeente op de WOB slaagt dus evenmin.
4.6.5.
Uit niets is gebleken dat [eiser] toestemming heeft gegeven aan de gemeente om de camerabeelden openbaar te maken. Dat, zoals de gemeente heeft aangevoerd, De Limburger in de bespreking van 7 maart 2019 toestemming heeft gegeven de camerabeelden openbaar te maken, doet niet ter zake. Uit niets blijkt immers dat De Limburger het recht had om hier ook namens [eiser] op te treden. Het arbeidsrechtelijke kader waarin De Limburger op dat moment optrad, geeft zonder nadere, maar niet door de gemeente gegeven toelichting, geen grond voor de opvatting dat De Limburger beschikkingsmacht heeft over beelden van [eiser] opgenomen door beveiligingscamera’s in het raadhuis. De beelden betreffen [eiser] en in beginsel is het alleen aan hem om in een geval als dit toestemming voor openbaarmaking te geven.
4.6.6.
De gemeente heeft ten slotte niet aannemelijk gemaakt dat en waarom het plaatsen van de camerabeelden en de begeleidende tekst zou bijdragen aan een “maximale openheid”. Alleen al omdat het beelden betreft zonder geluid kan bij het bekijken van die beelden niet worden vastgesteld door het publiek of het geluid in de gangen al dan niet zo hard was dat [eiser] een en ander kon horen. Dat [eiser] die avond in het gebouw was, wist een ieder die de zaak volgde al lang, dus daarvoor hoefden die beelden evenmin publiek te gaan. De camerabeelden zijn niet zodanig duidelijk dat met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat [eiser] met het oor aan de deur aan het luistervinken is (zie verder ook rov. 4.7.). Al met al valt dus niet in te zien welke “openheid” de gemeente wil betrachten met het publiceren van de camerabeelden.
4.6.7.
Uit al het voorgaande volgt dat geen van de door de gemeente genoemde rechtvaardigingsgronden aanwezig zijn.
4.7.
De gemeente is een openbaar rechtspersoon én een overheidsinstantie. Een dergelijke instantie moet zich van haar positie bewust zijn en zij dient te weten dat een burger bescherming verdient, met name tegen overheidsoptreden als het onderhavige. Zij moet weten dat indien een burger jegens haar beweerdelijk onrechtmatig handelt, de gang naar de rechter ook voor haar openstaat. In die rechtsgang kan zij schadevergoeding vorderen, indien zij van mening is dat een burger met het door de gemeente gestelde luistervinken onrechtmatig heeft gehandeld. Nu geen van de door de gemeente aangevoerde rechtvaardigingsgronden slagen, kan slechts worden geconcludeerd dat de gemeente door de publicatie van de camerabeelden eigenrichting heeft gepleegd. Burger noch overheid mogen dat doen in Nederland. Dat op de geplaatste camerabeelden gezichten onherkenbaar zijn gemaakt (geblurd), doet hieraan niet af, nu (in ieder geval in de provincie Limburg) algemeen bekend was en is dat [eiser] op de beelden is te zien. Een behoorlijk handelend overheidsorgaan als de gemeente moet in een geval als het onderhavige een zekere koudbloedigheid hebben en kalmte kunnen bewaren met de zekerheid dat te zijner tijd desgevorderd een rechter over één en ander zal oordelen. De vrijheid van meningsuiting die ook een overheidsorgaan heeft, maakt dit niet anders. De mate waarin [eiser] in zijn privacy is gekwetst door de onderhavige wijze van openbaarmaking is dermate groot dat wordt vastgesteld dat de gemeente die vrijheid heeft misbruikt. Ook hier heeft te gelden dat een overheid zich bij hetgeen zij zegt, hetgeen zij uit en hetgeen zij tentoonstelt, duidelijk dient af te vragen wat daarvan het gevolg kan zijn voor één van haar burgers. Kennelijk heeft de gemeente in het geheel niet stilgestaan bij de gevolgen van een en ander voor [eiser] als burger. Enig behoorlijk en kalm beraad had toch minimaal de vanzelfsprekende gedachte moeten opleveren om [eiser] in elk geval vóór de openbaarmaking van die beelden in kennis te stellen dat de gemeente die beelden zou gaan openbaren. Een dergelijk open vizier mag van een redelijk handelende overheid, ook bij een beroep op vrijheid van meningsuiting, worden verwacht, zelfs als zij meent dat een burger niet met open vizier handelt. De gemeente heeft al met al onvoldoende feitelijke gronden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat zij een in rechte te respecteren belang had de camerabeelden met de begeleidende tekst op haar website te openbaren. Door het openbaren van de camerabeelden met de begeleidende tekst op haar website zonder enige feitelijke of juridische noodzaak, heeft de gemeente onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld. Het door [eiser] primair sub I gevorderde ligt dan ook voor toewijzing gereed.
4.8.
Met inachtneming van het voorgaande valt niet in te zien dat [eiser] in een kort geding als het onderhavige nog voldoende rechtens te respecteren belang heeft bij een oordeel over de vraag hoe het onrechtmatige handelen feitelijk en concreet kan worden gekwalificeerd. Daarom zal ter zake het bij petitum sub II gevorderde, dat voor toewijzing gereed ligt, niet worden toegewezen de zinsnede “
onder meer doordat wij daarmee inbreuk hebben gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer, portretrecht en persoonlijkheidsrechten”. Er zijn termen aanwezig om de gevorderde rectificatie nog op een enkel punt aan te passen, zoals hieronder in het dictum is vermeld.
4.9.
Het is voldoende aannemelijk dat [eiser] door de gemaakte inbreuk in zijn eer of goede naam is aangetast en mogelijk zelfs op andere wijze in zijn persoon is aangetast, zoals bedoeld in art. 6:106 lid 1 sub b BW, en hij dus schade heeft geleden. Voor de vaststelling van de hoogte daarvan is nadere onderbouwing en bewijslevering noodzakelijk. Bij de begroting van de gevorderde immateriële schade is namelijk voorshands niet onaannemelijk dat [eiser] , en hier is zijn beroep als journalist wél van belang, juist beroepsmatig ook vreugde en genoegens heeft gehad bij een en ander. Daarmee laat zijn schade zich aan de hand van hetgeen thans voorligt, onvoldoende duidelijk begroten. Dit deel van het gevorderde zal dan ook worden afgewezen.
4.10.
Uit het vorenstaande blijkt dat de gemeente pas via een veroordeling op het juiste pad kan worden gebracht. Haar opmerking dat zij vrijwillig gehoor geeft aan de veroordeling zodat geen dwangsom hoeft te worden opgelegd, is dan ook wat merkwaardig en niet zonder meer overtuigend. Een stok achter de deur in de vorm van een dwangsom is dat wel. De gevorderde dwangsom wordt daarom toegewezen.
4.11.
De gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 297,00 (griffierecht) en
€ 980,00 (salaris advocaat). De gemeente is vrijwillig verschenen, zodat geen kosten betekening dagvaarding zijn verschuldigd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt de gemeente om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de onrechtmatige publicatie, bestaande uit het in het lichaam van de dagvaarding genoemde beeldmateriaal (inclusief stills), tijdlijn en begeleidende tekst, die zijn geplaatst onder de titel “
Besloten raadsvergadering burgemeestersbenoeming” d.d. 21 maart 2019, onmiddellijk van haar website met het internetadres www.kerkrade.nl en van enige andere website waarop zij controle heeft, te (doen) verwijderen en verwijderd te houden, en deze niet opnieuw openbaar te (doen) maken en te (doen) verveelvoudigen, op welke wijze en via welk medium ook,
5.2.
beveelt de gemeente om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis op haar website met het internetadres www.kerkrade.nl en eventueel gerelateerde sites met dezelfde inhoud, op de homepage, direct bovenaan en zichtbaar voor iedere bezoeker, in een zwart kader van minimaal 15 CM x 15 CM met zwarte letters tegen een witte achtergrond, lettertype Arial, lettergrootte 11, gedurende vier weken na de eerste dag van publicatie een rectificatietekst op te (doen) nemen, met de volgende inhoud:

RECTIFICATIE OVER HANDELSWIJZE JOURNALIST BIJ BESLOTEN RAADSVERGADERING BURGEMEESTERSBENOEMING
Wij hebben op 21 maart 2019 een publicatie op onze website geplaatst onder de titel ‘Besloten raadsvergadering burgemeestersbenoeming’. Daarbij hebben we ook de beveiligingsbeelden openbaar gemaakt van de journalist die zich tijdens die raadsvergadering in het raadhuis bevond en deze beelden voorzien van een tijdlijn.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg heeft bij vonnis d.d. 17 april geoordeeld dat we met die publicatie onrechtmatig hebben gehandeld tegenover de journalist. De gemeente is verder door deze voorzieningenrechter bevolen om de publicatie, inclusief de beveiligingsbeelden en tijdlijn, te verwijderen.
De gemeente Kerkrade, namens deze de burgemeester [naam 2]”,
5.3.
veroordeelt de gemeente tot betaling van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat zij niet of niet volledig voldoet aan hetgeen hiervoor in 5.1. en 5.2. is vermeld, met een maximum van € 150.000,00,
5.4.
veroordeelt de gemeente in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.277,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW in het geval de gemeente niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis hieraan heeft voldaan,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op
17 april 2019.
type: JC