Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
[gedaagde sub 5],
[gedaagde sub 6],
[gedaagde sub 7],
[gedaagde sub 8],
[gedaagde sub 9],
[gedaagde sub 10],
[gedaagde sub 11],
[gedaagde sub 12],
ZIJ DIE VERBLIJVEN IN DE GEBOUWDE ONROERENDE ZAAK te [woonplaats 3] AAN DE [adres] , zijnde anderen dan gebruikers of gewezen gebruikers krachtens een persoonlijk of zakelijk recht, wier namen niet kunnen worden achterhaald,
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 maart 2019, met producties,
- de twee e-mails van de krakers ( [naam 1] ) van 1 april 2019, met producties,
- de mondelinge behandeling van 2 april 2019, met de pleitnotitie van Colruyt,
- het tegen gedaagden sub 1 tot en met sub 7, gedaagden sub 9 en sub 10, alsmede tegen gedaagden sub 12 en sub 13 verleende verstek.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 980,00
5.De beslissing
€ 2.045,10, vermeerderd met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de 15de dag na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele betaling, en vermeerderd met de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, als slechts aanschrijvingen en geen betekening plaatsvindt, en onder de voorwaarde dat als niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, vermeerderd tot een bedrag van € 199,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,