8.1.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eveneens de dossiergegevens bestudeerd en heeft zijn bevindingen en conclusies neergelegd in de rapportage van 7 juli 2017. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 27 juli 2017 gerapporteerd dat eiser binnen de dagbesteding weliswaar in staat is om diverse taken uit te voeren maar dat dit binnen een arbeidsorganisatie nog niet mogelijk is vanwege het ontbreken van de vereiste werknemersvaardigheden. Hij komt dan ook niet tot een andere conclusie dan de primair arbeidsdeskundige.
9. Met een aanvullend rapport van 12 september 2018 komt de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet tot een ander oordeel met betrekking tot de ontwikkeling van eisers arbeidsvermogen.
10. De rechtbank stelt voorop dat het geschil beperkt is tot de weigering om aan eiser een Wajong-uitkering toe te kennen. Daarbij is niet in geschil dat eiser op dit moment geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, maar wel of het ontbreken van deze mogelijkheden duurzaam is.
11. De CRvB heeft in voormelde uitspraak van 5 april 2018 overwogen dat het bij de vraag naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen gaat om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij de betrokkene kunnen ontwikkelen. Dit brengt voor een zorgvuldige besluitvorming mee dat de inschatting van de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betrokkene aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de situatie van de betrokkene op de datum in geding. In het geval de inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de betrokkene. Als de betrokkene bezwaar maakt tegen het oordeel dat geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen, zullen de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, rekening houdend met alle medische en arbeidskundige gegevens die in de bezwaarfase voorhanden zijn, voor zover deze betrekking hebben op de datum in geding, beoordelen of de inschatting van het niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen gehandhaafd moet blijven.
12. Ter onderbouwing van het standpunt dat basale werknemersvaardigheden ontbreken, heeft verweerder aangegeven dat eiser nog niet in staat is om afspraken met een werkgever na te komen en dus niet beschikt over arbeidsvermogen. Verweerder heeft onderzocht of eiser arbeidsvermogen zou kunnen ontwikkelen. De conclusie van het onderzoek is dat eiser zich met behulp van pedagogische aansturing (begeleide woonvorm, verdere behandeling en maturatie) dusdanig kan ontwikkelen dat verbetering van basale werknemersvaardigheden mogelijk wordt geacht en sprake is van arbeidsvermogen.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in zijn rapportage aan dat met betrekking tot de gestelde DSM-classificaties sprake is van blijvende aandoeningen maar dat zulks niet betekent dat de uitingen daarvan nog kunnen veranderen of verminderen.
Hierbij wordt gewezen op het gegeven dat eiser vanwege zijn leeftijd nog niet stil staat in zijn ontwikkeling. De hersenen zijn nog niet volwassen. Omdat deze als basis dienen voor de psychische, psychologische ontwikkeling is verbetering hiervan nog mogelijk. Tevens wordt aangegeven dat er nog veel tijd nodig zal zijn om het gedragspatroon van eiser dat mede door operante conditionering vorm heeft gekregen, door een nieuwe operante conditionering met behulp van behandelaars te doen veranderen. Omdat er voorts ontwikkelingen in positieve zin te verwachten zijn door de nog lopende begeleiding, is de verzekeringsarts bezwaar en beroep van mening dat de werknemersvaardigheden en arbeidsmogelijkheden nog kunnen verbeteren.
14. In de brief van de pedagogisch medewerkster door wie eiser begeleid wordt,
[naam], van 6 augustus 2018 is ten aanzien van eiser het volgende opgenomen: “[eiser] is kwetsbare, zachtaardige jongen. Wat ik merk is [eiser] een enthousiaste jongen is en van alles zou willen ondernemen. Echter lijkt [eiser] vast te lopen op het moment als hij over dingen gaat nadenken. [eiser] is een jongen die onzeker is over zichzelf , zowel over zijn uiterlijk als over zijn innerlijk. Hij is in het verleden gepest geworden, waar hij nu nog last van ervaart. Dit uit zich door het verkrijgen van vervelende gedachten in zijn hoofd. [eiser] is aangemeld voor de dagbesteding. Hier eerst samen gaan kijken. [eiser] is vervolgens 1 keer naar de dagbesteding gegaan en is hier Is hij dan ook enthousiast over. [eiser] is vervolgens nooit meer gegaan. Hij ervaart hier dus danig stres van en het lukt hem niet zichzelf te herpakken om er heen te gaan. Ook niet met ondersteuning van mij. [eiser] geeft aan onzeker te zijn en vind het eng om in contact te komen Met de andere jongens. [eiser] raakt er meerdere malen gefrustreerd van dat het hem niet lukt om een dagbesteding vol te houden en wilt graag weten waarom het niet lukt. Het stukje dagbesteding verloopt moeizaam. Hierin is het moeilijk om hem te begeleiden.
[eiser] wilt er wel aan werken, maar het lukt hem niet door zijn beperking. Ook al gaat [eiser] hierin stappen gaan maken zal zijn beperking altijd blijven. [eiser] zijn leven bestaat voornamelijk binnenshuis. Hij vermaakt zich veelal met de computer, televisie en
telefoon. Wanneer [eiser] buitenshuis gaat is dit samen met zijn ouders. Met [eiser] afgesproken dat we vaker erop uit gaan samen, zodat hij zelf wat vrijer word om zich buitenshuis te begeven”.