ECLI:NL:RBLIM:2019:3449

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 februari 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
C.03 / 260866 / KGZA 19-75 2
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van panden op grond van artikel 13b Opiumwet; niet-ontvankelijkheid van eiser in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben de eiseressen, bestaande uit vier besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, een kort geding aangespannen tegen de gemeente Roermond. De aanleiding voor de procedure was een besluit van de burgemeester van Roermond, dat op 23 februari 2017 was genomen, waarbij een last onder bestuursdwang werd opgelegd, resulterend in de sluiting van de sauna van de eiseressen voor de duur van een jaar. De burgemeester had aangekondigd dat de sluiting op 25 februari 2019 zou ingaan, wat de eiseressen ertoe bracht om juridische stappen te ondernemen.

De eiseressen vorderden primair dat de sluiting per 25 februari 2019 gestaakt zou worden, omdat er volgens hen geen wettelijk vereist besluit was genomen. Subsidiair vroegen zij om de sluiting te staken tot zes weken na de uitspraak van de bodemrechter. De gemeente Roermond voerde verweer en stelde dat de eiseressen niet ontvankelijk waren in hun vorderingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de civiele rechter niet bevoegd was om te oordelen over de rechtmatigheid van het besluit van de burgemeester, aangezien deze bevoegdheid toekomt aan de bestuursrechter. De rechter verklaarde de eiseressen niet-ontvankelijk in hun vorderingen en veroordeelde hen in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de scheiding tussen bestuursrechtelijke en civielrechtelijke procedures, en bevestigt dat de civiele rechter niet kan ingrijpen in besluiten van bestuursorganen, zoals in dit geval de burgemeester van Roermond. De kosten van de procedure werden begroot op € 2.930,00, en de eiseressen werden hoofdelijk veroordeeld in deze kosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/260866 / KG ZA 19-75
Vonnis in kort geding van 22 februari 2019
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
YIN YANG EXPLOITATIE B.V.,
gevestigd te Roermond,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOCU B.V.,
gevestigd te Roermond,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CS HORECA B.V.,
gevestigd te Roermond,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CS SAUNA B.V.,
gevestigd te Roermond,
eiseressen,
advocaat mr. F.J.H.M. Berndsen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE ROERMOND,
zetelend te Roermond,
gedaagde,
advocaat mr. M.G.G. van Nisselroij en mr. J.D.E. van den Heuvel.
Eisers zullen hierna gezamenlijk (in vrouwelijk enkelvoud) Yin Yang c.s. genoemd worden en gedaagde: de gemeente.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 16
  • de mondelinge behandeling, waarbij partijen conform afspraak niet zijn verschenen
  • de pleitnota van Yin Yang c.s., zoals overgelegd in de procedure met nummer 260551 KG ZA 19-66, die in deze procedure als herhaald en ingelast wordt beschouwd
  • de pleitnota van de burgemeester, zoals overgelegd in de procedure met nummer 260551 KG ZA 19-66, die in deze procedure als herhaald en ingelast wordt beschouwd
  • de akte van de gemeente Roermond van 21 februari 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij besluit van 23 februari 2017 heeft de burgemeester Yin Yang c.s. een last onder bestuursdwang opgelegd, als gevolg waarvan tot een sluiting van de sauna voor de duur van een jaar zal worden overgegaan. Partijen hebben met betrekking tot dit besluit tot aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) geprocedeerd.
2.2.
Bij uitspraak van 16 januari 2019 heeft de Afdeling beslist dat de burgemeester in redelijkheid van haar bevoegdheid tot sluiting van de panden gebruik heeft kunnen maken. De Afdeling heeft het door de burgemeester ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank Limburg van 29 november 2017 vernietigd en het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond verklaard.
2.3.
De burgemeester heeft vervolgens op 6 februari 2019 aangekondigd dat zij ter uitvoering van haar besluit van 23 februari 2017 met ingang van maandag 25 februari 2019 zal overgaan tot sluiting van de opstallen aan het perceel Heinsbergerweg 230, 6045 CL te Roermond, voor de duur van 12 maanden.

3.Het geschil

3.1.
Yin Yang c.s. vordert:
primair:
de feitelijke uitvoering van de sluiting van Yin Yang c.s. per 25 februari 2019 te staken en gestaakt te houden, zolang het daartoe wettelijk vereiste besluit ontbreekt, dan wel tot zes weken nadat de bodemrechter in onderhavige zaak uitspraak heeft gedaan, dan wel tot een zodanig moment als door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen,
subsidiair:
indien het schrijven van 6 februari 2019 van de burgemeester als een appellabel besluit in de zin van artikel 1.3 Awb wordt aangemerkt de feitelijke uitvoering van de sluiting van de Yin Yang c.s. per 25 februari 2019 te staken en gestaakt te houden tot zes weken na de datum van de dagtekening van deze uitspraak, dan wel tot een zodanig door de voorzieningenrechter te bepalen moment,
primair en subsidiair:
veroordeling van de gemeente in de proceskosten.
3.2.
De gemeente voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Yin Yang c.s. legt - samengevat - aan haar vordering ten grondslag dat voor de sluiting een wettelijk vereist besluit ontbreekt, omdat in het besluit van 23 februari 2017 een sluitingsperiode is opgenomen die inmiddels is verlopen.
4.2.
Het meest vergaande verweer van de gemeente houdt - samengevat - in dat Yin Yang c.s. niet ontvankelijk is in haar vorderingen.
4.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter slaagt het verweer van de gemeente. Daarvoor is het volgende van belang.
4.3.1.
De primaire vordering van Yin Yang c.s. komt er in feite op neer dat de civiele voorzieningenrechter wordt gevraagd om een oordeel te geven over de rechtmatigheid van een besluit van de burgemeester, te weten het besluit van 23 februari 2017. Die bevoegdheid komt echter toe aan de bestuursrechter, zodat Yin Yang c.s. reeds daarom niet kan worden ontvangen in haar primaire vordering.
4.3.2.
Daarnaast wordt in de primaire vordering verwezen naar een bodemprocedure, waarvan niet is gesteld of is gebleken dat die bodemprocedure aanhangig is, laat staat of dit een procedure bij de bestuursrechter of de civiele rechter betreft, zodat de vordering evenmin toewijsbaar is. Zo Yin Yang c.s. bedoeld heeft dat zij binnen afzienbare termijn een bodemprocedure aanhangig zal maken bij de bestuursrechter of civiele rechter, is de vordering te onbepaald zodat ook om die reden de vordering niet toewijsbaar is.
4.3.3.
De subsidiaire vordering van Yin Yang c.s. strekt er in feite toe dat aan de civiele voorzieningenrechter wordt gevraagd te beoordelen of de (schriftelijke) mededeling van de burgemeester van 6 februari 2019 dient te worden gekwalificeerd als een appellabel besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Ook dit betreft een bevoegdheid die toekomt aan de bestuursrechter.
4.4.
Yin Yang c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 1.950,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 2.930,00
4.5.
De vordering tot veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. Nu het zogenaamde liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven voorziet in een forfaitair tarief voor die kosten en de rechtbank dat tarief pleegt te volgen, zijn die kosten nu al te begroten. De rechtbank zal de nakosten toewijzen, zoals nader in het dictum wordt bepaald.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart Yin Yang c.s. niet-ontvankelijk in haar vorderingen jegens de gemeente,
5.2.
veroordeelt Yin Yang c.s. hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 2.930,00,
5.3.
veroordeelt Yin Yang c.s. hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 82,00 indien Yin Yang c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan én betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldatum van voornoemde termijn,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen onder 5.2 en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Krens en in het openbaar uitgesproken op
22 februari 2019. [1]

Voetnoten

1.type: