In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben de eiseressen, bestaande uit vier besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, een kort geding aangespannen tegen de gemeente Roermond. De aanleiding voor de procedure was een besluit van de burgemeester van Roermond, dat op 23 februari 2017 was genomen, waarbij een last onder bestuursdwang werd opgelegd, resulterend in de sluiting van de sauna van de eiseressen voor de duur van een jaar. De burgemeester had aangekondigd dat de sluiting op 25 februari 2019 zou ingaan, wat de eiseressen ertoe bracht om juridische stappen te ondernemen.
De eiseressen vorderden primair dat de sluiting per 25 februari 2019 gestaakt zou worden, omdat er volgens hen geen wettelijk vereist besluit was genomen. Subsidiair vroegen zij om de sluiting te staken tot zes weken na de uitspraak van de bodemrechter. De gemeente Roermond voerde verweer en stelde dat de eiseressen niet ontvankelijk waren in hun vorderingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de civiele rechter niet bevoegd was om te oordelen over de rechtmatigheid van het besluit van de burgemeester, aangezien deze bevoegdheid toekomt aan de bestuursrechter. De rechter verklaarde de eiseressen niet-ontvankelijk in hun vorderingen en veroordeelde hen in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van de scheiding tussen bestuursrechtelijke en civielrechtelijke procedures, en bevestigt dat de civiele rechter niet kan ingrijpen in besluiten van bestuursorganen, zoals in dit geval de burgemeester van Roermond. De kosten van de procedure werden begroot op € 2.930,00, en de eiseressen werden hoofdelijk veroordeeld in deze kosten.