ECLI:NL:RBLIM:2019:3428

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
12 april 2019
Zaaknummer
7520699 \ WM VERZ 19-361
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen boete voor parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder geldige bebording

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een beschikking van de officier van justitie, waarbij betrokkene een boete heeft ontvangen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een duidelijk zichtbare gehandicaptenparkeerkaart. De gedraging vond plaats op 6 april 2018 in Roermond aan de Christoffelstraat. Betrokkene betwist de geldigheid van de bebording en stelt dat er geen wettelijk onderbord aanwezig was, waardoor hij in de veronderstelling verkeerde dat hij daar mocht parkeren. De kantonrechter heeft op 29 maart 2019 de zaak behandeld, waarbij zowel betrokkene als de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie aanwezig waren en hun standpunten hebben toegelicht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er in de betreffende straat zes gehandicaptenparkeerplaatsen zijn, waarvan de auto van betrokkene op de vierde parkeerplaats stond, het meest ver verwijderd van het bord dat de gehandicaptenparkeerplaats aanduidt. De rechter concludeert dat de bebording onduidelijk is en dat er geen bewijs is dat de werking van de naar links wijzende pijl op het onderbord duidelijk was. Hierdoor kan de overtreding niet aan betrokkene worden toegerekend. De kantonrechter verklaart het beroep gegrond, vernietigt de eerdere beschikkingen en stelt de sanctie op nihil. Tevens wordt bepaald dat de gestelde zekerheid van € 389,00 aan betrokkene wordt terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 7520699 \ WM VERZ 19-361
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
Adm.-nummer: MW5938
Kenteken: [kenteken]
Beschikking van de kantonrechter te Roermond d.d. 29 maart 2019.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 7 februari 2019 is ter griffie van de rechtbank een beroepschrift ontvangen, ingediend door
[betrokkene], wonende te [woonplaats] aan de [adres] , ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie met CJIB-nr [CJIB-nummer].
1.2.
Zowel betrokkene als de vertegenwoordigster van het Openbaar Ministerie zijn verschenen ter openbare terechtzitting van 29 maart 2019. Beiden hebben hun standpunt nader mondeling toegelicht.
1.3.
Betrokkene heeft een beschikking ontvangen ter zake het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare gehandicaptenparkeerkaart.
De gedraging heeft plaatsgevonden op 6 april 2018 te Roermond aan de Christoffelstraat met bovengenoemd kenteken.

2.De stellingen van partijen

2.1.
Betrokkene voert aan dat hij geen bewuste parkeerovertreding heeft begaan, maar dat er sprake is van ongeldige danwel onduidelijke bebording. Betrokkene beroept zich op het ontbreken van een wettelijk onderbord uit het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Het onderbord dat in onderhavig geval is geplaatst is een niet bestaand onderbord. Het is een samenstelling van bord OB501 (pijl naar links) en OB504 (2 schuine naar beneden wijzende pijlen waarvan een pijl naar links wijst en de andere pijl naar rechts). Nu een deugdelijk onderbord ontbrak mocht betrokkene aldaar zijn motorvoertuig parkeren, nu hij een parkeervergunning bezit. Betrokkene stelt dat hij zijn voertuig bewust ter plaatse heeft geparkeerd, nu hij in de veronderstelling was dat hij ter plaatse mocht parkeren. Betrokkene verzoekt dan ook om kwijtschelding van de boete.
2.2.
De vertegenwoordigster van het Openbaar Ministerie heeft gepersisteerd bij de inhoud van de beschikking. De vertegenwoordigster van het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van ‘onverbindende’ noch van onduidelijke bebording. Uit het aanvullend proces-verbaal blijkt immers dat er sprake is van een totaal van zes gehandicaptenparkeerplaatsen. Het voertuig van betrokkene stond op een van de vier gehandicaptenparkeerplaatsen gelegen aan de rechterzijde van het terras, daarna volgt een terras en dan (aan de linkerzijde van dat terras) nog twee gehandicaptenparkeerplaatsen. De reikwijdte van de naar links wijzende pijl op het onderbord wordt begrenst door het terras dat de werking van de pijl op het onderbord doorbreekt.

3.Het oordeel van de kantonrechter

3.1.
Het ingestelde beroep is ontvankelijk.
3.2.
Met betrokkene en het Openbaar Ministerie stelt de kantonrechter vast dat het ten name van betrokkene gestelde voertuig stond geparkeerd aan de Sint Christoffelstraat te Roermond. In die straat zijn in totaal zes parkeerplaatsen gesitueerd. Vier daarvan zijn gelegen rechts naast het terras van een horecagelegenheid en twee plaatsen links daarvan. Vastgesteld kan worden dat tussen de meest rechts gelegen parkeerplek (parkeerplaats 1) en de plek daarnaast (parkeerplaats 2) een bord model E6, van Bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (gehandicaptenparkeerplaats) is geplaatst. Tevens is er sprake van een onderbord waarop een pijl naar schuin rechtsonder wijst (naar parkeerplaats 1) en een pijl naar links wijst. De auto van betrokkene stond geparkeerd op de parkeerplaats meteen rechts naast het terras van de horecagelegenheid (parkeerplaats 4) en daarmee dus het meest ver verwijderd van het bord.
3.3.
Het is de kantonrechter uit de stukken en de foto’s in het dossier niet gebleken en desgevraagd is door de vertegenwoordigster van het Openbaar Ministerie ook niet aannemelijk, dan wel inzichtelijk gemaakt, tot hoe ver de werking van de naar links wijzende pijl op het onderbord reikt, of waardoor de reikwijdte van die naar links wijzende pijl op het onderbord wordt begrenst. Niet gesteld noch gebleken is dat er een tweede - eenzelfde - bord model E6, van Bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, maar dan met een onderbord waarop een pijl naar rechts wijst, is geplaatst aan de linkerzijde van het terras van de horecagelegenheid. De stelling van de vertegenwoordigster van het Openbaar Ministerie dat de werking van het onderbord wordt doorbroken door het terras gaat niet op. Daarmee is de situatie ter plaatse dermate onduidelijk gebleven dat een eventuele overtreding niet aan betrokkene kan worden toegerekend.
3.4.
Gezien het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het beroep gegrond dient te worden verklaard en dat de sanctie op nihil dient te worden gesteld. Voorts dient zowel de initiële beschikking als de beschikking van de officier van justitie te worden vernietigd.

4.De beslissing

4.1
Verklaart het beroep gegrond en stelt de sanctie op nihil.
4.2.
Vernietigt zowel de initiële beschikking als de beschikking van de officier van justitie.
4.3.
Bepaalt dat de gestelde zekerheid ad € 389,00 geheel aan betrokkene zal worden terugbetaald.
Aldus gegeven door mr. W.A.M. de Loo, kantonrechter te Roermond, en ter openbare terechtzitting van 29 maart 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.