ECLI:NL:RBLIM:2019:3296

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
C/03/261000 / KG ZA 19-82
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot straatverbod en contactverbod in kort geding

In deze zaak, die op 9 april 2019 door de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde eiseres in kort geding een straatverbod en contactverbod tegen gedaagde. De partijen, die voorheen een goede verstandhouding hadden, zijn sinds begin 2016 in conflict met elkaar. Eiseres vorderde onder andere dat gedaagde zich gedurende een jaar niet in bepaalde straten zou mogen ophouden en geen contact met haar mocht opnemen. Gedaagde voerde verweer tegen deze vorderingen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van eiseres niet konden worden toegewezen. De rechter stelde vast dat er onvoldoende bewijs was dat gedaagde op een ernstige wijze inbreuk maakte op de rechten van eiseres. De rechter benadrukte dat de rechten van gedaagde, zoals het recht om te gaan en staan waar zij wil en het recht op vrije meningsuiting, zwaarwegend zijn. De rechter concludeerde dat de vorderingen van eiseres niet konden worden toegewezen, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat er sprake was van grove inbreuk door gedaagde.

Daarnaast werd besloten dat de proceskosten tussen partijen gecompenseerd zouden worden, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 9 april 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/261000 / KG ZA 19-82
Vonnis in kort geding van 9 april 2019
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. L.E.I.K. Jaminon te Heerlen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. K.P. Meegdes te Heerlen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 maart 2019 met dertien producties
  • de negentien producties van [gedaagde]
  • de nagezonden productie veertien van [eiseres]
  • de mondelinge behandeling, waarbij [gedaagde] de voorgedragen pleitnotitie heeft overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen, die eerst een goede verstandhouding hebben gehad, hebben sinds begin 2016 een uiterst slechte verstandhouding.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - bij vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te verbieden om:
1) met ingang van de datum van dit vonnis zich gedurende één jaar op te houden in de navolgende straten van [woonplaats] : [straatnaam 1] , [straatnaam 2] , [straatnaam 3] , [straatnaam 4] , [straatnaam 5] , [straatnaam 6] en de [straatnaam 7] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag;
2) direct dan wel indirect contact op te nemen met [eiseres] , op welke wijze dan ook (per telefoon, via social media en persoonlijk), zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag;
3) met ingang van de datum van dit vonnis zich op negatieve wijze, hetzij direct, hetzij indirect, over eiseres uit te laten op het internet, meer in het bijzonder Facebook en andere onwaarheden en beledigingen te uiten, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per overtreding;
4) [gedaagde] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten en de proces- en nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van [eiseres] volgt uit de aard van de zaak.
4.2.
Toewijzing van de door [eiseres] ingestelde vorderingen betekent voor [gedaagde] dat er een ernstige inbreuk wordt gemaakt op haar recht om in beginsel te gaan en staan waar zij wil en op haar recht van vrije meningsuiting. Deze rechten zijn dermate fundamenteel van aard en inhoud dat toewijzing van de ingestelde vorderingen niet eerder mogelijk is dan nadat met voldoende mate van zekerheid vaststaat, dat er sprake is van een dergelijke grove inbreuk door [gedaagde] op rechten van [eiseres] , dat ingrijpen noodzakelijk is.
Aan de hand van de over en weer overgelegde producties valt echter niet met die mate van zekerheid vast te stellen dat [gedaagde] dermate grovelijk inbreuk maakt op rechten van [eiseres] dat die inbreuk kan leiden tot toewijzing van het gevorderde op welk onderdeel dan ook. [eiseres] heeft de nodige verklaringen overgelegd waaruit zou moeten blijken dat [gedaagde] onrechtmatig handelt. Er zijn echter geen, in elk geval niet voldoende verklaringen van recente feiten van neutrale personen waaruit voldoende kan worden afgeleid dat [gedaagde] voldoende ernstig inbreuk maakt op rechten van [eiseres] , een en ander mede bezien in het licht van de andersluidende verklaringen die door [gedaagde] zijn overgelegd. Voor zover wel een en ander voorshands vaststaat, is dat niet te kwalificeren als zodanig ernstige inbreuken dat daarmee één of meer van de vorderingen kan worden toegewezen. Het is in dit geschil niet eenvoudig om vol te houden dat partijen zich over en weer beschaafd en/of volwassen gedragen, maar niet beschaafd en/of niet volwassen gedrag is onvoldoende om de vorderingen, gelet op het ingrijpend karakter daarvan, te kunnen toewijzen. Alleen al daarom dienen de vorderingen van [eiseres] te worden afgewezen. De over en weer gedane bewijsaanbiedingen worden gepasseerd als niet passend gelet op de spoedeisendheid waarmee [eiseres] een uitspraak wenst.
4.3.
Alhoewel de vorderingen worden afgewezen, kan uit de strijd die partijen sinds begin 2016 met elkaar voeren en uit de over en weer overgelegde producties niet worden afgeleid dat één van partijen dermate ongelijk heeft dat die partij in de proceskosten van de andere partij moet worden veroordeeld. De proceskosten zullen derhalve worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2019. [1]

Voetnoten

1.type: CM