In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 9 april 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, de naamloze vennootschap N.V. VRIJETIJDS-CENTRUM GULPEN h.o.d.n. MOSAQUA. De werknemer vorderde betaling van zijn loon met terugwerkende kracht vanaf juni 2018, na een periode waarin hij als gevolg van ziekte niet in staat was zijn werkzaamheden te verrichten. De werknemer had gedurende twee jaar loon ontvangen tijdens zijn ziekte, maar na deze periode was er onduidelijkheid over zijn recht op verdere loonbetaling en de verplichtingen van de werkgever met betrekking tot re-integratie.
De feiten van de zaak tonen aan dat de werknemer op 25 juni 2007 in dienst trad bij Mosaqua en dat hij in 2014 een arbeidsongeval had, waardoor hij langdurig ziek was. Na twee jaar ziekte ontving hij een WIA-uitkering en heeft hij in aangepaste werkzaamheden bij Mosaqua gewerkt. De werknemer stelde dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen had geleverd en dat hij recht had op loonbetaling, ook na de periode van twee jaar.
De kantonrechter oordeelde dat de werkgever zijn verplichtingen tot loonbetaling gedurende de twee jaar ziekte was nagekomen en dat er geen recht op verdere loonbetaling bestond, omdat de werknemer niet meer in staat was de bedongen arbeid te verrichten. De vorderingen van de werknemer werden afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de werkgever. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers bij ziekte en re-integratie, evenals de voorwaarden waaronder loonbetalingen moeten plaatsvinden.