ECLI:NL:RBLIM:2019:3231

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 april 2019
Publicatiedatum
8 april 2019
Zaaknummer
7439377 AZ VERZ 18-214
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van een overeenkomst tot arbeidsovereenkomst binnen een woon-werkgemeenschap

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 8 april 2019, hebben verzoekers, beiden betrokken bij de stichting Emmaus Feniks, een verzoek ingediend om te verklaren dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen hen en de stichting. De verzoekers, die eerder bestuursleden waren, hebben hun werkzaamheden voortgezet na hun terugtrekking uit het bestuur in 2013. De stichting heeft de verblijfsovereenkomsten met de verzoekers opgezegd, wat door hen werd betwist. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de aard van de overeenkomsten en de gezagsverhouding tussen partijen. De rechter concludeerde dat, hoewel de oorspronkelijke overeenkomsten niet als arbeidsovereenkomsten waren aangeduid, de omstandigheden in de loop der jaren waren veranderd. De verzoekers voerden hun werkzaamheden onder leiding en toezicht van de stichting, wat leidde tot de conclusie dat er inmiddels sprake was van een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft de verzoeken van de verzoekers toegewezen, waarbij werd vastgesteld dat de arbeidsovereenkomsten niet rechtsgeldig waren opgezegd en dat de stichting verplicht was om het overeengekomen salaris door te betalen. De proceskosten werden eveneens aan de stichting opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 7439377 \ AZ VERZ 18-214
Beschikking van de kantonrechter van 8 april 2019
in de zaak van:
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2],
beiden wonende te [woonplaats verzoekers] ,
verzoekers,
gemachtigde mr. M.C.J. Swart,
tegen:
de stichting STICHTING EMMAUS FENIKS,
gevestigd te Tegelen,
verweerster,
gemachtigde mr. L. Isenborghs.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 31 december 2018 ter griffie ontvangen (voorwaardelijk) verzoekschrift met 12 producties,
- het op 12 februari 2019 ter griffie ontvangen verweerschrift met producties 1 tot en met 3,
- de door mr. Swart op 12 februari 2019 ingediende nadere producties 13 tot en met 41,
- de mondelinge behandeling d.d. 14 februari 2019,
- de ter zitting door mr. Swart overgelegde pleitaantekeningen,
- het schrijven van mr. Isenborghs d.d. 1 maart 2019,
- het schrijven van mr. Swart d.d. 4 maart 2019.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
In 1969 is een Universeel Emmaus Manifest opgesteld, dat leidend is voor alle Emmaus groepen in de wereld. In navolging daarop is in Nederland in 2007 het Nederlandse Emmaus Manifest vastgesteld door de algemene vergadering van Emmaus Nederland. In dit manifest is - onder meer - het volgende vermeld:
“Wij leven in een wereld waar de kansen en mogelijkheden ongelijk verdeeld zijn. Dit doet onrecht aan veel mensen en is een bron voor conflicten. We willen dit veranderen door met onderstaande uitgangspunten zelf aan de slag te gaan.”
“We vormen woonwerkgemeenschappen waarin mensen die hiervoor kiezen samen wonen en werken met mensen die hun dak- of thuisloze bestaan willen veranderen. We voorzien door ons eigen werk in het levensonderhoud van de gemeenschap. Zo blijven we vrij en onafhankelijk.”
“We werken in onze eigen kringloopbedrijven. We streven naar een eenvoudige manier van leven. We kiezen er nadrukkelijk voor om ons in te zetten voor mensen aan de onderkant van de samenleving. Overschotten geven we weg aan mensen of groepen die in armoede leven of aan andere organisaties die op hun manier werken aan bovengenoemde uitgangspunten.”
“Onze gemeenschappen staan open voor iedereen die deze overtuiging onderschrijft en actief mee wil werken de doelstellingen in de praktijk te brengen.”
2.2.
Verweerster is op 22 januari 2007 door verzoekers (meer formeel: verzoeker sub 1) opgericht met het doel thuis- en dakloze mensen op te vangen en een veilige haven te bieden voor hen die alles kwijt zijn geraakt. Verweerster onderschrijft zowel het Universeel als het Nederlands Emmaus Manifest. Sinds medio 2007 is verweerster gevestigd in een voormalig kloostercomplex op de Ulingsheide in Tegelen. Naast de werkzaamheden die verzoekers als oprichters c.q. bestuurders van verweerster hebben verricht, hielden zij zich bezig met het opknappen van het kloostercomplex.
2.3.
Op 3 januari 2008 zijn verzoekers ieder afzonderlijk met verweerster een verblijfsovereenkomst aangegaan. Verzoekers worden in de overeenkomsten ‘leidinggevende’ genoemd en zijn ieder het volgende met verweerster overeengekomen:
“Contract voor deelname aan woon-werkgemeenschap Emmaus Feniks
In overweging nemende dat:
  • Emmaus het leven in haar woon-werkgemeenschap vorm wil geven volgens de idealen cq. visie van de Emmausbeweging: Samen wonen, werken en delen;
  • Emmaus gevormd wordt door enerzijds mensen die uit sociale betrokkenheid zich aan de woon-werkgemeenschap hebben verbonden en anderzijds door mensen die uit een probleemsituatie afkomstig zijn;
  • Emmaus naar een platte organisatie structuur streeft, waarin beslissingen zo veel mogelijk gezamenlijk genomen worden;
  • vermelde visie verder concreet inhoudt, dat Emmaus opvang biedt aan laatstgenoemden binnen een vaste woon-werkstructuur, waardoor zij de gelegenheid krijgen hun eigen zaken op een rij te zetten;
  • het motto daarbij is: ‘Kom ons helpen anderen te helpen, en misschien ben je daarmee zelf geholpen’;
  • het samen delen verder gaat dan het binnen de woon-werkgemeenschap delen van zaken, persoonlijk geluk en verdriet, maar er ook uit bestaat, dat Emmaus uit de opbrengst van de verkoop van de door haar ingezamelde herbruikbare goederen, kleinschalige projecten in binnen- en buitenland financieel en/of materieel ondersteunt;
  • het financieel ondersteunen van die projecten alleen mogelijk is doordat bewoners die bij Emmaus wonen en werken bewust van een salaris af zien;
Ondergetekenden
(…)
komen het volgende overeen:
1.
Verblijven in de woon-werkgemeenschap
De leidinggevende zal met ingang van 1 januari 2008 in de woon-werkgemeenschap verblijven.
2.
Instemmen met visie, gewoonten en gebruiken
Door ondertekening van deze overeenkomst stemt de leidinggevende in met de visie, gewoonten en gebruiken van de Emmausbeweging in het algemeen en met die van Emmaus Feniks in het bijzonder, zoals hierboven bij “in overweging nemende dat” bedoeld.
3.
Rechten en verplichtingen
3.1.
De leidinggevende heeft gedurende de periode dat hij bij Emmaus verblijft, recht op de volgende door de stichting te leveren verstrekkingen:
- kost en inwoning conform geldende afspraken en gebruiken;
- kleding, meubels en andere spullen voor eigen gebruik, uit voorraad van de woon-werkgemeenschap;
- zakgeld (52 x per jaar) à € 35,- per week;
- spaargeld van € 25,- per maand;
- vergoeding van de reiskosten voor maandelijks familie-/vriendenbezoek (binnen redelijk grenzen);
- vakantiegeld, zijnde € 50,- per maand en 25 vakantiedagen (incl. verplichte feestdagen);
- verzekeringen (aansprakelijkheids-, ongevallen- en ziektekostenverzekering) en vergoeding van kosten van noodzakelijke medische voorzieningen, die niet onder de ziektekostenverzekering zijn begrepen, voor zover dit door gemeenschap gedragen kan worden.
3.2.
De leidinggevende heeft gedurende de periode dat hij bij Emmaus verblijft, de volgende verplichtingen:
- zich te houden aan de huis- en gedragsregels van de woon-werkgemeenschap.
4.
Beëindiging overeenkomst
Deze verblijfsovereenkomst eindigt:
a.
Als zij voor een bepaalde tijd was overeengekomen, door het verstrijken van die tijd;
b.
Als de leidinggevende te kennen geeft niet langer tot de woon-werkgemeenschap te willen behoren;
c.
Als het bestuur van de woon-werkgemeenschap, met opgaaf van redenen, te kennen geeft de overeenkomst te willen beëindigen;
(…).”
2.4.
Verzoekers waren vanaf de datum van oprichting bestuurders van verweerster. In verband met het verkrijgen c.q. houden van een ANBI-status hebben verzoekers zich in 2013 teruggetrokken uit het bestuur. Zij hebben hun werkzaamheden voor verweerster voortgezet.
2.5.
De werkzaamheden van verzoekers bestonden onder meer uit het opknappen van het kloostercomplex en bestaan op dit moment nog steeds uit het onderhouden van het kloostercomplex, het verrichten en bijhouden van de financiële administratie, de opvang en begeleiding van dak- en thuislozen, de aansturing van gemiddeld ongeveer 40 vrijwilligers, het verzorgen van de verkoop vanuit de kringloopwinkel en het in goede banen leiden van goederenstromen. Verzoekers waren zogenaamde kerngroepleden/communiteitsleiders.
2.6.
Tussen 2010 en 2016 hebben meerdere leidinggevenden het team versterkt. Daarnaast heeft verweerster per 1 januari 2018 een verandermanager in dienst genomen.
2.7.
In 2017 zijn spanningen ontstaan tussen het bestuur van verweerster en verzoekers alsmede tussen de bewoners, vrijwilligers en verzoekers.
2.8.
Verzoekers hebben tot november 2017 op het kloostercomplex gewoond. Sindsdien wonen zij ieder afzonderlijk in zelfstandige woonunits in de kloostertuin.
2.9.
Begin maart 2018 hebben verzoekers zich bij het bestuur van verweerster ziek gemeld. Hun ziekmelding houdt verband met fysieke spanningsklachten, sterke vermoeidheid en chronische concentratieproblemen.
2.10.
Het bestuur van verweerster heeft in de bestuursvergadering van 22 juni 2018 besloten de verblijfsovereenkomst met verzoeker sub 2 te beëindigen. Verweerster heeft verzoeker sub 2 bij brief d.d. 17 juli 2018 van haar besluit in kennis gesteld.
Bij brief d.d. 8 oktober 2018 heeft het bestuur aan verzoeker sub 2 laten weten haar overweging tot het opzeggen van de verblijfsovereenkomst te willen voorleggen aan een onafhankelijke partij voor bindend advies.
2.11.
Bij brief d.d. 15 oktober 2018 heeft verweerster op dezelfde wijze haar wens tot opzegging van de verblijfsovereenkomst met verzoeker sub 1 kenbaar gemaakt.
2.12.
Namens verzoekers is bij brief van 25 oktober 2018 tegen de opzeggingen geprotesteerd.
2.13.
Sinds januari 2019 is verweerster gestopt met het betalen aan verzoekers van de in de verblijfovereenkomsten overeengekomen bedragen.

3.Het geschil

3.1.
Verzoekers verzoeken:
Primair
Te verklaren voor recht dat op het moment van de indiening van het onderhavige verzoekschrift tussen partijen sprake is van een arbeidsovereenkomst en dat deze op dat moment niet door verweerster zijn opgezegd;
Subsidiair
Voor het geval de kantonrechter oordeelt dat verweerster de arbeidsovereenkomsten met verzoekers wel heeft opgezegd, deze opzeggingen te vernietigen;
Zowel primair als subsidiair
Verweerster te veroordelen om het overeengekomen maandelijks salaris met verzoekers door te blijven betalen totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze is opgezegd;
Meer subsidiair
Verweerster te veroordelen tot betaling aan ieder van verzoekers van de transitievergoeding waarop verzoekers ieder afzonderlijk aanspraken hebben, alsmede tot betaling aan elk van hen beiden van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen billijke vergoeding;
In alle gevallen
Verweerster te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
Verweerster heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover relevant - nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil van partijen betreft de vraag of er tussen hen een arbeidsovereenkomst bestaat. Verzoekers stellen zich - kort gezegd - op het standpunt dat zij steeds onder leiding en toezicht van verweerster betaalde werkzaamheden hebben verricht.
Verweerster betwist dat er tussen partijen sprake is van een arbeidsovereenkomst nu volgens haar niet aan de vereisten voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst is voldaan.
De kantonrechter overweegt het volgende.
4.2.
In artikel 7:610 lid 1 BW is het volgende bepaald:
“De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.”
Een arbeidsovereenkomst dient op grond van dit artikel aan de volgende, cumulatieve, eisen te voldoen: arbeid, loon, gedurende zekere tijd en een gezagsverhouding.
Daarbij moet worden gekeken zowel naar de rechten en verplichtingen die partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stonden, maar ook naar de wijze waarop partijen uitvoering en inhoud hebben gegeven aan hun overeenkomst.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat partijen de schriftelijke overeenkomst die zij op
3 januari 2008 hebben gesloten, niet hebben geduid als een arbeidsovereenkomst, maar als een ‘verblijfsovereenkomst’. Dit biedt een aanknopingspunt voor de stelling van verweerster dat partijen niet de bedoeling hebben gehad om een arbeidsovereenkomst met elkaar aan te gaan. De kantonrechter dient echter, ongeacht de benaming die partijen zelf aan de overeenkomst hebben gegeven, na te gaan of aan alle criteria zoals genoemd in artikel 7:610 lid 1 BW is voldaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is niet komen vast te staan dat in 2008 sprake was van de voor een arbeidsovereenkomst vereiste gezagsverhouding.
Daarbij acht de kantonrechter van belang dat verzoekers niet hebben weersproken dat zij de overeenkomsten in 2008, toen zij nog bestuursleden van verweerster waren, zelf hebben opgesteld en zowel voor zichzelf als namens verweerster ondertekend hebben. Dit brengt met zich dat uit de feitelijke gang van zaken niet af te leiden is dat er sprake is van leiding en/of toezicht vanuit (verzoekers als bestuursleden van) verweerster op verzoekers. Dat er sprake was van leiding en/of toezicht van verweerster volgt verder ook niet uit de afspraken die zijn vastgelegd in de ‘verblijfsovereenkomst’. In die overeenkomst is juist vermeld dat wordt gestreefd naar een platte organisatiestructuur, waarin beslissingen zoveel mogelijk in gezamenlijk overleg worden genomen. In het licht hiervan hebben verzoekers niet onderbouwd dat zij hun werkzaamheden uitvoerden onder gezag van verweerster en dat zij instructies moesten opvolgen van verweerster. Reeds vanwege het ontbreken van een gezagsverhouding kan er naar het oordeel van de kantonrechter in 2008 dan ook geen sprake zijn geweest van een arbeidsovereenkomst.
4.4.
Het dynamisch karakter van de arbeidsverhouding en de daarvoor benodigde cumulatieve vereisten maken echter dat wat eerst geen arbeidsverhouding was gaandeweg toch een arbeidsverhouding is geworden. De kantonrechter ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of er in 2013, toen verzoekers zich hebben teruggetrokken uit het bestuur, en/of nadien, iets in de verhoudingen tussen partijen is veranderd. Dit aspect, en ook de vraag of er sprake is van verloning van de werkzaamheden, is met name aan bod gekomen tijdens de mondelinge behandeling.
4.5.
Verzoekers hebben aangegeven dat zij hun werkzaamheden sinds 2013 onder leiding en toezicht van het stichtingsbestuur uitvoeren. Dit blijkt uit tal van voorbeelden: verzoekers hebben de dagelijkse leiding over de vrijwilligers en bewoners en dragen zorg voor de dagelijkse structuur, waarvan zij verslag uitbrengen; verzoekers moeten werken met een budget en moeten om toestemming van het bestuur vragen bij uitgaven van meer dan
€ 3.000,00; verzoekers hebben elke 4 weken werkoverleg met de voorzitter van verweerster en hiervan worden notulen en takenlijsten opgemaakt; bij de verbouwingswerkzaamheden aan het pand werden verzoekers door het bestuur aangestuurd; de financiële administratie van verweerster wordt uitgevoerd volgens de instructies van de penningmeester en verzoekers dienen aan de penningmeester te rapporteren; het bestuur organiseert evenementen waarbij verzoekers nadrukkelijk aanwezig dienen te zijn.
Er zijn een flink aantal notulen en takenlijsten beschikbaar, en in deze procedure overgelegd, waarin is te lezen dat het bestuur aan verzoekers instructie gaf.
4.6.
De kantonrechter stelt vast dat verweerster deze door verzoekers geschetste, dagelijkse gang van zaken niet, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft weersproken.
Uit de door verzoekers omschreven werkwijze blijkt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende dat verzoekers verantwoording moeten afleggen aan verweerster en niet langer vrij zijn om, zoals voorheen, hun werkzaamheden geheel naar eigen inzicht uit te voeren. Aan het criterium gezagsverhouding is dan ook voldaan. Verder is tussen partijen niet in geschil dat verzoekers persoonlijk arbeid verrichten.
4.7.
Resteert het looncriterium. Vast staat dat verzoekers worden beloond in een maandelijkse uitbetaling van loon en de ter beschikkingstelling van zelfstandige woonruimte en een auto. Weliswaar hebben verzoekers in de oorspronkelijk aangegane ‘verblijfsovereenkomst’ afgezien van een aanspraak op salaris, maar kan op deze bepaling door verweerster geen beroep meer worden gedaan. De omstandigheden waaronder verzoekers hun werkzaamheden inmiddels verrichten zijn immers, gelet op de gezagsverhouding die is ontstaan, gewijzigd.
Verzoekers hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij aanvankelijk genoegen hebben genomen met een lager salaris omdat verweerster niet meer kon dragen. Zij hebben, meer specifiek, genoegen genomen met dezelfde vergoeding als mensen die werden opgevangen. In 2017 hebben verzoekers aan het bestuur van de stichting gevraagd of zij een hogere beloning konden krijgen, en wel 130% van het minimumloon, hetgeen een gebruikelijk loon is voor communiteitsleiders binnen de diverse Emmausgroepen. Verzoekers waren op dat moment al geruime tijd overwerkt. Verweerster heeft erkend dat dit verzoek aan haar is gedaan en dat zij heeft aangegeven dit te willen onderzoeken. Van een daadwerkelijke loonsverhoging is dan ook nog geen sprake.
4.8.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat er op dit moment sprake is van een tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomsten tussen verzoeker sub 1 en verweerster, en verzoeker sub 2 en verweerster, zijn niet opgezegd.
Dit betekent dat de primaire verzoeken toewijsbaar zijn.
4.9.
Verweerster zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van verzoekers worden tot op heden begroot op:
  • griffierecht verzoek € 79,00
  • salaris gemachtigde
€ 679,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat op het moment van de indiening van het onderhavige verzoekschrift - 31 december 2018 - sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen zowel verzoeker sub 1 en verweerster en verzoeker sub 2 en verweerster, en dat deze op dat moment niet door verweerster zijn opgezegd,
5.2.
veroordeelt verweerster om het overeengekomen maandelijks salaris met verzoekers door te blijven betalen totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze is opgezegd,
5.3.
veroordeelt verweerster in de proceskosten, aan de zijde van verzoekers tot op heden begroot op € 679,00,
5.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: em
coll: