ECLI:NL:RBLIM:2019:3080

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
3 april 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2991
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de vestiging van een Bed & Breakfast in een woonhuis aan de hand van de goede ruimtelijke ordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 4 april 2019 uitspraak gedaan over de vestiging van een Bed & Breakfast (B&B) in twee kamers van een woonhuis in Urmond. De rechtbank oordeelde dat de vestiging van de B&B geen strijd oplevert met de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank overwoog dat de planwetgever de mogelijkheid voor een B&B in het bestemmingsplan heeft opgenomen, wat de vestiging in beginsel mogelijk maakt. De eisers, die bezwaar maakten tegen de omgevingsvergunning, konden onvoldoende bewijs leveren van een onevenredige aantasting van hun woonsituatie of die van andere omwonenden.

De zaak begon met een besluit van de gemeente Stein op 7 juni 2018, waarbij een omgevingsvergunning werd verleend aan de vergunninghouder voor het afwijken van het bestemmingsplan om de B&B te realiseren. Dit besluit werd op 13 november 2018 door de gemeente gehandhaafd, ondanks het bezwaar van de eisers. De rechtbank heeft de argumenten van de eisers, waaronder zorgen over parkeeroverlast en geluidsoverlast, niet gevolgd. De rechtbank concludeerde dat de vergunninghouder in redelijkheid kon stellen dat er geen strijd was met de goede ruimtelijke ordening, en dat de belangen van de eisers en omwonenden niet onevenredig werden geschaad.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eisers ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de beleidsruimte van de gemeente bij het verlenen van omgevingsvergunningen en de terughoudende toetsing die de rechtbank moet toepassen bij dergelijke besluiten.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/2991

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2019 in de zaak tussen

[eiser1] en [eiser2], te [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. R.H.M. Wagemans)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stein, verweerder (gemachtigde: drs. L.J.J. Pompl).
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen:
[derde belanghebbende 1] en [derde belanghebbende 2], te [woonplaats].

Procesverloop

Bij besluit van 7 juni 2018 (hierna: het primaire besluit) heeft verweerder aan [derde belanghebbende 1] (hierna: vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van de voorschriften van het geldende bestemmingsplan “[naam bestemmingsplan]” (hierna: het bestemmingsplan) voor het realiseren van een Bed & Breakfast (hierna: B&B) in twee kamers van het woonhuis aan [adres B&B] te Urmond.
Bij besluit van 13 november 2018 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2019. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder en zijn partner [derde belanghebbende 2] zijn verschenen.

Overwegingen

1. Vergunninghouder is voornemens om met zijn partner in hun monumentale woonhuis aan [adres B&B] te Urmond een B&B te realiseren. Hij heeft daartoe op 23 april 2018 een aanvraag voor een omgevingsvergunning gedaan. De B&B zal bestaan uit twee kamers met in totaal vier slaapplaatsen. Vergunninghouder en zijn partner gaan de B&B hobbymatig exploiteren. In de toelichting bij de aanvraag is aangegeven dat aan de gasten enkel een bij de overnachting behorend ontbijt wordt geserveerd. Omdat zij doordeweeks in loondienst werken, zal de B&B vooralsnog met name van vrijdagmiddag tot maandagmorgen in bedrijf zijn. Zij willen wel de mogelijkheid hebben om de B&B (incidenteel) buiten de weekenden te exploiteren. Het parkeren kan niet op eigen terrein worden gerealiseerd. De toegang tot het terrein waar vergunninghouder en zijn partner hun auto’s parkeren is in eigendom van de bewoonster van [adres 1] en zij staat niet toe dat toekomstige gasten van de B&B gebruik maken van de toegang. Daarnaast geldt aan de voorzijde van de woning een parkeerverbod. Op grond hiervan zal in overleg met de gemeente Stein gebruik worden gemaakt van openbare parkeerplaatsen in de directe omgeving van de B&B. Vergunninghouder en zijn partner hebben onderzoek gedaan naar de bezetting van de parkeerplaatsen in de directe omgeving en hebben op grond daarvan geconcludeerd dat voor twee extra auto’s voldoende parkeergelegenheid voorhanden is.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder aan vergunninghouder op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van de B&B. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en het primaire besluit, met een aanvullende overweging naar aanleiding van het advies van de Commissie bezwaar en beroep van 31 oktober 2018, gehandhaafd.
Volgens verweerder staat het ter plaatse geldende bestemmingsplan het gebruik als B&B niet toe (artikel 15.5.1, aanhef en onder c). Van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid van artikel 15.6.4 kan, (enkel) omdat op eigen terrein niet in de parkeerbehoefte kan worden voorzien (de voorwaarde onder f), geen gebruik worden gemaakt. Om realisering van de B&B niettemin mogelijk te maken heeft verweerder krachtens artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo (de zogenoemde kruimelgevallenregeling) een omgevingsvergunning verleend. Volgens verweerder valt het gebruik onder artikel 4, negende onderdeel, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het in het primaire besluit abusievelijk genoemde eerste onderdeel heeft verweerder in het bestreden besluit gecorrigeerd naar het negende onderdeel van artikel 4 van bijlage II bij het Bor. Verder heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het afwijken van het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Verweerder heeft hieraan de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:
- De B&B wordt gerealiseerd in bestaande ruimten (twee kamers) van het woonhuis;
- Ingevolge de door de Raad vastgestelde Nota Parkeerbeleid Gemeente Stein van 11 september 2016 geldt voor bestaande luxe woningen een norm van 1,55 parkeerplaatsen en voor kamerverhuur 0,45 plaatsen per kamer. Een parkeernorm voor een B&B is in de nota niet opgenomen. Voor eigen gebruik beschikt de aanvrager over twee parkeerplaatsen op eigen terrein. Voor de B&B is de parkeerbehoefte op twee parkeerplaatsen vastgelegd. Omdat er op eigen terrein geen parkeerplaatsen zijn, moeten bezoekers parkeren in het openbare gebied. Uit onderzoek blijkt dat er voldoende parkeercapaciteit aanwezig is op de parkeerplaats achter de fanfarezaal. De parkeerdruk op deze parkeerplaats laat dit gebruik toe. De afstand van de B&B tot deze parkeerplaats is minder dan 100 meter en voldoet aldus aan de afstandscriteria van de nota;
- Het gebruik als B&B betekent nuttig gebruik en extra financiële middelen ten dienste van
het onderhoud/behoud van het monument;
- De activiteit blijft kleinschalig zodat de woonfunctie van het pand niet wordt aangetast;
- De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
- De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden door
onderhavig plan niet onevenredig aangetast;
- Op de aangrenzende gronden blijft de mogelijkheid bestaan om bebouwingen op te
richten conform het bestemmingsplan;
- De ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld worden niet geschaad en een
verantwoorde aansluiting op de omgeving wordt verkregen;
- Er wordt geen onevenredige hinder voor de aangrenzende (woon)omgeving veroorzaakt.
- Ook anderszins zijn er geen ruimtelijke of stedenbouwkundige onoverkomelijke redenen
om medewerking aan voorliggend plan te ontzeggen.
3. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij zijn eigenaar van het naast de B&B gelegen pand [adres 2] en kunnen zich niet met de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning verenigen. Blijkens de gronden van beroep en het verhandelde ter zitting hebben eisers het volgende aangevoerd.
Eisers zijn van mening dat de ontwerpvergunning en de verleende omgevingsvergunning ten onrechte niet dan wel te kort ter inzage hebben gelegen. Nota bene tijdens hun vakantie heeft verweerder de omgevingsvergunning verleend. Eisers vermoeden dat dit er mee te maken heeft dat familie van [derde belanghebbende 2] bij de gemeente werkzaam is. Zij hadden er niet op gerekend dat de omgevingsvergunning op dat moment zou worden verleend. Eisers hadden immers het formulier van vergunninghouder waarop zij zich akkoord konden verklaren niet ondertekend en vergunninghouder had hen verteld dat zonder hun akkoordverklaring geen omgevingsvergunning kon worden verleend.
Daarnaast heeft verweerder niet het gebruiksverbod van artikel 15.5.1 van het bestemmingsplan en de voorwaarden van artikel 15.6.4 van het bestemmingsplan, waaronder ten behoeve van een B&B kan worden afgeweken van de gebruiksregels, in acht genomen. Daarin staat dat moet worden voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein. Op het terrein van vergunninghouder is voldoende plek om in de parkeerbehoefte te voorzien. Als daar gebruik van zou worden gemaakt, blijven parkeeroverlast en rolkofferlawaai achterwege.
Verder hebben eisers betoogd dat afwijking van het bestemmingsplan strijdig is met een goede ruimtelijke ordening. Hiertoe hebben eisers gesteld dat verweerder zich, zonder te benoemen op welke nabijgelegen openbare parkeerplaats de gasten van de B&B dienen te parkeren, niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de parkeerdruk het gebruik van die parkeerplaats toelaat. De onduidelijkheid over de parkeerlocatie zal ertoe leiden dat gasten van de B&B doelloos door heel Urmond rijden. Door de ligging vlakbij een café, de kerk en het Schippershuis is de parkeerdruk ter plaatse al hoog. Als gevolg van de vestiging van de B&B neemt die druk toe. De aanwezige openbare parkeerplaatsen zijn op een te grote afstand van de B&B gelegen, waardoor de gasten hier geen gebruik van zullen maken en zij hun auto’s in de straat zullen parkeren. Zeker in de weekenden leidt dat tot extra parkeeroverlast in de straat.
Eisers hebben verder in het kader van een goede ruimtelijke ordening bestreden dat de B&B een kleinschalige activiteit betreft en hiertoe aangevoerd dat de rustige buurt, zelfs in de nachtelijke uren, veel geluidoverlast zal ondervinden van de rolkoffers van de gasten van de B&B. Ongetwijfeld zullen de gasten die – wellicht onder invloed zijn – bij terugkeer naar de B&B overlast veroorzaken. Een B&B kan daarnaast niet worden aangemerkt als een woonfunctie. De sociale structuur van de buurt wordt bovendien aangetast door de steeds wisselende bezetting van de B&B. De omgevingsvergunning beperkt het toegestane verblijf niet tot de weekenden, zodat er van uit moet worden gegaan dat de B&B de gehele week in gebruik zal zijn. Uit het vorenstaande volgt tevens dat de belangen van eisers en de aangrenzende woonomgeving onevenredig worden geschaad en er sprake zal zijn van onevenredige hinder.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
6. Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. Deze algemene maatregel van bestuur is het Bor.
7. Artikel 4, negende onderdeel, van bijlage II bij het Bor bepaalt – voor zover van belang – dat voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, in aanmerking komt: het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten.
8. De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan. Op grond van artikel 15.5.1 van het bestemmingsplan wordt een B&B als verboden gebruik aangemerkt. Van de in artikel 15.6.4 van het bestemmingsplan neergelegde mogelijkheid om daarvan (binnenplans) af te wijken, kon bij het verlenen van de omgevingsvergunning geen gebruik worden gemaakt omdat, zoals verweerder onbestreden heeft gesteld, de gasten van de B&B om privaatrechtelijke redenen geen gebruik mogen maken van de parkeergelegenheid op eigen terrein. Hetgeen eisers hebben aangevoerd over de voorwaarden van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid kan dan ook buiten beoordeling blijven.
9. Op grond van artikel 3.7 van de Wabo is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing op de voorbereiding van besluiten, tenzij paragraaf 3.3 van de Wabo (de uitgebreide voorbereidingsprocedure) daarop van toepassing is. Omdat verweerder toepassing heeft gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo en die afwijkingsmogelijkheid van het bestemmingsplan niet wordt genoemd in artikel 3.10 van de Wabo is de reguliere voorbereidingsprocedure en niet de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing. Dit betekent dat verweerder op grond van artikel 3.9 van de Wabo in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning bekend mocht maken en dat terinzagelegging van een (ontwerp)besluit, voorafgaand aan het primaire besluit, niet aan de orde was. Gelet hierop kan de rechtbank eisers niet volgen in hun redenering dat uit de korte duur van terinzagelegging blijkt dat verweerder jegens hen vooringenomen heeft gehandeld. De enkele omstandigheid dat de omgevingsvergunning is verleend toen eisers op vakantie waren, getuigt evenmin van vooringenomenheid van verweerder dan wel de schijn daarvan.
10. De rechtbank overweegt vervolgens dat de beslissing om al dan niet af te wijken van een bestemmingsplan tot de bevoegdheden van verweerder behoort, waarbij deze beleidsruimte heeft. De rechtbank dient deze beslissing dan ook terughoudend te toetsen, dat wil zeggen dat zij zich moet beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2583).
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening.
De rechtbank acht daarbij in de eerste plaats van belang dat de planwetgever de vestiging van een B&B, gelet op de daarvoor in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsmogelijkheid, ter plaatse (in beginsel) mogelijk acht. Onvoldoende is verder gebleken van een onevenredige aantasting van de woonsituatie van eisers en andere omwonenden.
Over de door eisers gevreesde parkeeroverlast overweegt de rechtbank dat uit het bij het verweerschrift gevoegde kaart- en fotomateriaal blijkt dat zich in de directe omgeving van de B&B meerdere parkeerplaatsen bevinden. Op een afstand van 100 meter en minder bevinden zich in ieder geval twee openbare parkeerplaatsen. Dit is in overeenstemming met het gemeentelijk parkeerbeleid. Gelet op het door vergunninghouder ingebrachte fotomateriaal, waaruit niet blijkt van een structurele hoge parkeerdruk op één van die parkeerplaatsen, en nu de gasten van de B&B (maximaal 4 gelijktijdig) doorgaans niet meer dan twee parkeerplekken zullen bezetten, heeft verweerder daarnaast geen aanleiding hoeven zien om eisers te volgen in hun standpunt dat zij en omwonenden als gevolg van parkeeroverlast onevenredige hinder van de B&B zullen ondervinden. Daarbij is van belang dat vergunninghouder zijn gasten voorafgaand aan hun verblijf informeert over de aanwezige parkeermogelijkheden. In de omstandigheid dat de gasten doorgaans met bagage naar de B&B komen, heeft verweerder geen grond hoeven zien om eisers vrees voor parkeeroverlast in de straat te volgen. Omdat ter plaatse geen stopverbod geldt, kunnen zij hun bagage bij de B&B afgeven om vervolgens hun auto’s verderop te parkeren. Het is niet toegestaan om de auto’s ter plaatse te laten staan. Er geldt een parkeerverbod. Redenen om aan te nemen dat dit verbod door de gasten van de B&B niet zal worden nageleefd, heeft de rechtbank niet.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank verder met verweerder van oordeel dat er geen noodzaak bestaat om bindend vast te leggen waar de gasten moeten parkeren.
De beperkte omvang van de B&B (twee kamers voor maximaal vier personen) maakt tevens dat verweerder in redelijkheid niet heeft hoeven uitgaan van een zodanige door de gasten veroorzaakte (geluid)overlast dat de woonsituatie van eisers en andere omwonenden onevenredig wordt aangetast. Daarbij is van de doelgroep van de B&B, bestaande uit fietsers, wandelaars en natuur- en cultuurliefhebbers, weinig overlast te verwachten. De rechtbank wijst er verder op dat, hoewel in de vergunning op dit punt geen voorschriften zijn opgenomen, in de praktijk het gebruik van de B&B zich beperkt tot met name de weekenden, waarbij gasten kunnen in- en uitchecken op vrijdagmiddag en maandagochtend. De kleinschaligheid van de B&B leidt er eveneens toe dat verweerder eisers niet heeft hoeven volgen in hun standpunt dat de woonfunctie van het pand door de B&B in het gedrang zal komen.
12. De rechtbank komt tot de conclusie dat niet is gebleken dat de activiteit strijdig is met een goede ruimtelijke ordening als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo en is van oordeel dat verweerder in redelijkheid tot zijn besluit is gekomen. Uit het voorgaande volgt dat de beroepsgronden dienaangaande niet slagen.
13. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond en bestaat er voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, rechter, in aanwezigheid van
mr. D.D.R.H. Lechanteur, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 april 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 4 april 2019

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.