ECLI:NL:RBLIM:2019:3005

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
2 april 2019
Zaaknummer
03/659263-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens voorbereiding van een plofkraak en verboden wapenbezit

Op 2 april 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de voorbereiding van een plofkraak en verboden wapenbezit. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 maart 2019, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat de verdachte alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kon worden. De tenlastelegging omvatte onder andere het voorbereiden van een ontploffing, het voorhanden hebben van een spuitbus met pepperspray, een veerdrukpistool en een ploertendoder. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 2 september 2018 in Venlo een auto bestuurde waarin verschillende voorwerpen lagen die geschikt waren voor het teweegbrengen van een ontploffing. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte deze voorwerpen voorhanden had met de kennelijke bestemming om een ontploffing te veroorzaken, waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het verwerven van de voorwerpen, maar achtte de andere feiten wel bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659263-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte] ,
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard te verblijven op [verblijfsadres verdachte] .
Verdachte wordt bijgestaan door mr. J. de Bruin, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 maart 2019. Verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:heeft voorbereid om een ontploffing teweeg te brengen waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Feit 2:een spuitbus met pepperspray voorhanden heeft gehad;
Feit 3:een veerdrukpistool voorhanden heeft gehad;
Feit 4:een ploertendoder voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Ten aanzien van feit 1 wijst de officier van justitie op de verklaring van verdachte ter terechtzitting, inhoudende dat hij alle ten laste gelegde goederen voorhanden heeft gehad en dat hij met behulp van deze goederen een ontploffing teweeg wilde brengen. De officier van justitie wijst ook naar het proces-verbaal sporenonderzoek, waaruit blijkt dat de door verdachte gefabriceerde constructie tot een explosie kan leiden als bij het uiteinde van de slang brand ontstaat. Zij wijst er voorts op dat de bewezenverklaring van een strafbare voorbereiding geen begin van uitvoering vereist. De officier van justitie stelt dat verdachte de ten laste gelegde voorwerpen voorhanden heeft gehad. Het verwerven van de voorwerpen heeft immers niet plaatsgevonden op 2 september 2018, maar op een datum voorafgaand aan 2 september 2018.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 wijst de officier van justitie naar de processen-verbaal van bevindingen, inhoudende de onderzoeken naar de ten laste gelegde wapens, en de bekennende verklaring van verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 2, 3 en 4. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van (het eerste gedachtestreepje onder) feit 1. De raadsman bepleit partiële vrijspraak van het voorhanden hebben van een 12 volt accu, een paar handschoenen, een integraalhelm en een paar pantykousen ter voorbereiding van het teweegbrengen van een ontploffing waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is. Verdachte heeft verklaard dat de voornoemde voorwerpen niet van hem zijn en het niet zijn bedoeling was om deze te gebruik voor het teweegbrengen van een ontploffing. Het tegendeel volgt niet uit de bewijsmiddelen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelenoverzicht
Ten aanzien van feit 1:
De verbalisanten [naam 1] en [naam 2] verklaren, zakelijk weergegeven, dat zij op 2 september 2018 te gemeente Venlo een personenauto voorzien van het Duitse kenteken [nummer] tot stilstand hebben gebracht. De bestuurder was de enige inzittende en hij overhandigde een Pools paspoort op naam van [verdachte] . De foto op het paspoort kwam overeen met de bestuurder. [2]
De verbalisanten [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] verklaren, zakelijk weergegeven, dat zij de personenauto voorzien van het Duitse kenteken [nummer] vervolgens hebben doorzocht. In de personenauto lagen onder andere een gasfles met daaraan bevestigd een gele tuinslang en rode stroomkabels, een 12 volt accu, twee vleeskleurige panty’s, één paar zwarte/grijze handschoenen en een grijze integraalhelm. [3]
De verbalisanten [naam 4] en [naam 5] verklaren, zakelijk weergegeven, dat naar aanleiding van een door de verbalisanten uitgevoerde test vastgesteld kan worden dat er warmte ontstaat indien er stroom op de elektriciteitsdraden komt te staan. Als deze elektriciteitsdraden contact maken met het plastic van de tape of het papieren tissue dan kan het plastic of het tissue door de opgewekte warmte in brand geraken. Het propaangas heeft een ontvlambare zone tussen circa 2 en 9,5 procent. Op het moment dat er brand ontstaat bij het uiteinde van de slang kan dit tot een explosie van de gasfles leiden. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 19 maart 2019 verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij op 2 september 2018 in de gemeente Venlo een auto, met daarin een gasfles, een paar handschoenen, een integraalhelm en pantykousen, heeft bestuurd. Hij heeft de gasfles gekocht met het doel om een overval te plegen. Ook heeft hij de gasfles zelf voorzien van elektriciteitsdraden om de gasfles te kunnen laten ontploffen. De integraalhelm en de pantykousen lagen al in de auto. Verdachte wist dat die helm in de auto lag. Desgevraagd geeft verdachte aan dat hij verschillende pinautomaten heeft bekeken die in aanmerking kwamen om te overvallen. [5]
Overwegingen van de rechtbank
Uit het bewijsmiddelenoverzicht volgt dat verdachte [verdachte] op 2 september 2018 in de gemeente Venlo de personenauto voorzien van het Duitse kenteken [nummer] heeft bestuurd. In deze auto lagen een gasfles met daaraan bevestigd een gele tuinslang en rode stroomkabels, een 12 volt accu, twee vleeskleurige panty’s, één paar zwarte/grijze handschoenen en een grijze integraalhelm. De gezamenlijkheid van de voornoemde voorwerpen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm geschikt voor het teweeg brengen van een ontploffing. Daarnaast zijn alle voorwerpen op één plek aangetroffen, te weten in de auto die op dat moment werd bestuurd door verdachte en waarvan verdachte de enige inzittende was. Ook heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij het plan had om de gasfles te laten ontploffen bij een geldautomaat. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de combinatie van de voornoemde omstandigheden, verdachte de voornoemde voorwerpen voorhanden heeft gehad met de kennelijke bestemming een ontploffing teweeg te brengen waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het standpunt van de verdediging ter terechtzitting dat de voornoemde voorwerpen met uitzondering van de gasfles niet van verdachte waren en het niet zijn bedoeling was om deze te gebruiken voor het teweegbrengen van een ontploffing acht de rechtbank, gelet op de gezamenlijkheid van de aangetroffen voorwerpen in de auto van verdachte, die tezamen geschikt zijn voor de uitvoering van een plofkraak, niet aannemelijk en om deze reden zal de rechtbank het verweer van verdachte op dit punt verwerpen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat verdachte de voorwerpen op 2 september 2018 heeft verworven, zoals is tenlastegelegd. Om deze reden zal de rechtbank verdachte van het verwerven vrijspreken. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde voorwerpen voorhanden heeft gehad op 2 september 2018.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen is, in de zin dat verdachte voorwerpen voorhanden heeft gehad met de kennelijke bestemming om een ontploffing teweeg te brengen waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Ten aanzien van feit 2:
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 19 maart 2019; [6]
- het onderzoek naar de spuitbus met pepperspray. [7]
Ten aanzien van feit 3:
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 19 maart 2019; [8]
- het onderzoek naar het veerdrukpistool. [9]
Ten aanzien van feit 4:
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank feit 4 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 19 maart 2019; [10]
- Het onderzoek naar de ploertendoder. [11]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 2 september 2018 in de gemeente Venlo, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk een ontploffing teweegbrengen waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is (ex artikel 157 lid 1 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
- een gasfles (merk/type Propaan Un1965) met slang (en elektrokabel) en
- een 12 volt accu (merk/type Agm Ytx9-Bs) en
- een paar (zwarte/grijze) handschoenen en
- een (grijze) integraalhelm en
- een paar (vleeskleurige) pantykousen,
kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
2.
op 2 september 2018 in de gemeente Venlo een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een spuitbus inhoudende pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
3.
op 2 september 2018 in de gemeente Venlo een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een veerdrukpistool voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 2 september 2018 in de gemeente Venlo, een wapen, van categorie I, onder 3°, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
Ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie vordert tevens dat de algemene voorwaarde wordt opgelegd dat verdachte gedurende de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zal plegen en dat de bijzondere voorwaarde wordt opgelegd dat verdachte zich houdt aan aanwijzingen van de reclassering. De officier van justitie heeft bij de formulering van haar strafeis rekening gehouden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, de ernst van het feit in combinatie met de aangetroffen wapens, het blanco strafblad van verdachte en diens persoonlijke omstandigheden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat hij de oplegging van een gevangenisstraf van 3,5 tot 4 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht in beginsel passend acht. De raadsman is van mening dat het passend is dat het deel van de gevangenisstraf dat verdachte nog niet in voorarrest heeft doorgebracht wordt opgelegd als een taakstraf voor de duur van tussen de 120 en 240 uren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorbereiden van het teweegbrengen van een ontploffing waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is. Verdachte had hiertoe een zelf gefabriceerde bom in zijn auto liggen. Ook zijn een paar handschoenen, een integraalhelm en een paar pantykousen aangetroffen in zijn auto. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte ten tijde van de aanhouding zijn plan om een ontploffing teweeg te brengen bij een pinautomaat terdege had uitgedacht. Tevens had hij wapens voorhanden ter ondersteuning van de plofkraak.
De rechtbank zoekt voor de straftoemeting aansluiting bij hetgeen in de jurisprudentie voor soortgelijke feiten wordt opgelegd en constateert dat voor het teweegbrengen van een ontploffing waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is, in beginsel een gevangenisstraf van 12 maanden wordt opgelegd. In de onderhavige zaak gaat het om de voorbereiding hiervan. Dit betekent dat de straf, in de lijn van artikel 46, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, met de helft zal worden verminderd ten opzichte van het voltooide delict. Daarnaast had verdachte drie wapens voorhanden. Tegen de achtergrond van het eerste feit wegen het voorhanden hebben van een ploertendoder en een spuitbus met pepperspray in mindere mate mee in de strafmaat. Het voorhanden hebben van het veerdrukpistool wordt in strafverzwarende zin meegewogen door de rechtbank, aangezien dit wapen door het afplakken van de (gekleurde) loop met zwarte tape geschikt is voor bedreiging of afdreiging en met dat doel kan worden gebruikt ten tijde van het teweegbrengen van een ontploffing. Daartegenover staat het blanco strafblad van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met de oplegging van een taakstraf of geldboete. De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie in haar eis de meest passende strafmodaliteit heeft gekozen. De rechtbank acht dat, gelet op de stukken uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, de recidivekans laag is. De rechtbank weegt hiertoe mee dat verdachte wel de mogelijkheid had om een ontploffing teweeg te brengen waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is, maar dat hij dit niet heeft gedaan. Of verdachte dit niet heeft gedaan enkel en alleen doordat hij is aangehouden, is ter terechtzitting niet duidelijk geworden. Het voorkomen van recidive is in de onderhavige zaak daarom een belangrijk strafdoel. De rechtbank zal derhalve bepalen dat het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dat wordt opgelegd niet langer zal zijn dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dient als stok achter de deur. Reclassering Nederland schrijft in het ‘Voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever’ van 18 maart 2019, zakelijk weergegeven, dat verdachte bereidwillig is om mee te werken en dat de reclassering mogelijkheden ziet om invulling te geven aan reclasseringstoezicht. De reclassering kan ondersteuning bieden aan verdachte met (eventueel nieuwe) problemen. De rechtbank zal, gelet op dit advies, de bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte mee dient te werken aan reclasseringstoezicht en zal bepalen dat Reclassering Nederland in Nijmegen wordt aangewezen als toezichthoudende reclassering, aangezien verdachte in Ewijk woont.
Alles afwegende acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De rechtbank stelt daarbij de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan reclasseringstoezicht.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 46, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte voor de feiten 1, 2, 3 en 4 tot een gevangenisstraf van 180 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 106 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarde, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
  • dat veroordeelde zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland Nijmegen, Stieltjesstraat 1 6511 AB Nijmegen. De veroordeelde houdt zich aan aanwijzingen en voorschriften gegeven door en namens Reclassering Nederland Nijmegen;
  • geeft Reclassering Nederland Nijmegen opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers, voorzitter, mr. A.M. Koster-van der Linden en mr. J.B.J. Driessen, rechters, in tegenwoordigheid van L.J.J.L. Hermans en
mr. I.K. Bakker, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 april 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 2 september 2018 in de gemeente Venlo,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk een
ontploffing teweegbrengen waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is
(ex artikel 157 lid 1 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
- een gasfles (merk/type Propaan Un1965) met slang (en elektrokabel) en/of
- een 12 volt accu (merk/type Agm Ytx9-Bs) en/of
- een paar (zwarte/grijze) handschoenen en/of
- een (grijze) integraalhelm en/of
- een paar (vleeskleurige) pantykousen,
kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of
ingevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 2 september 2018 in de gemeente Venlo
een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te
weten een spuitbus inhoudende pepperspray,
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige,
verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 2 september 2018 in de gemeente Venlo
een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een
ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk
een veerdrukpistool voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 2 september 2018 in de gemeente Venlo, een wapen, van
categorie I, onder 3°, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord- en Midden Limburg, proces-verbaalnummer 2018134457, gesloten d.d. 24 oktober 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 171.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 september 2018, pagina’s 10 en 11.
3.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage d.d. 10 september 2018, pagina’s 13 t/m 19.
4.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 5 september 2018, pagina’s 80 t/m 84.
5.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 19 maart 2019.
6.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 19 maart 2019.
7.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage d.d. 10 september 2018, pagina’s 94 en 95.
8.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 19 maart 2019.
9.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage d.d. 10 september 2018, pagina’s 98 t/m 101.
10.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 19 maart 2019.
11.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage d.d. 10 september 2018, pagina 96 en 97.