3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 1] heeft op 17 september 2016 -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Op 10 augustus 2016 heb ik met een aantal collega’s nog wat gedronken in de Bowlingafdeling van [naam bowlingafdeling] . Daar waren [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ook bij. Hij heeft met [slachtoffer 2] [naam bowlingafdeling] afgesloten. [slachtoffer 3] stapte in een Audi A3. De Audi draaide op de Rijksweg en reed in de richting van Velden. Hij reed langs [slachtoffer 2] en mij. De Audi draaide een stuk verder op de Rijksweg en stond hierna stil met draaiende motor. De verlichting van de auto werd uitgedaan. Ik heb zo’n 10 tot 15 minuten daar gestaan en besloot om naar huis te gaan. De Audi stond er nog steeds met draaiende motor. [slachtoffer 2] en ik liepen naar de parkeerplaats waar de auto van [slachtoffer 2] stond. Ik wilde graag in de auto rijden van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] zat naast mij. Ik stak de Rijksweg over en ging naar links richting Venlo, de Lijsterstraat. Aan het einde van deze weg reed ik rechtsaf en ik kwam uit bij de rotonde in Velden. Ik sloeg rechtsaf in de richting van Venlo en kwam uiteindelijk op de Nijmeegseweg in Venlo uit. Toen ik de Rijksweg overstak in de richting van Venlo, zag ik dat de verlichting van de Audi meteen aanging en ik zag dat de Audi vooruit reed ook in de richting van Venlo. De Audi reed in mijn richting. Toen ik over de Lijsterweg reed, reed ik over een kleine drempel. Ik voelde dat ik van achteren werd aangereden. Dat ging heel hard. Ik voelde dat de wielen los kwamen van het asfalt. Ik reed door en ik maakte snelheid. Ik wilde weg van de vriend van [slachtoffer 3] . Hierna werd ik nog twee keer kort achter elkaar geraakt door die Audi. Dat gebeurde nog op de Lijsterweg. Ik reed verder over de Oude Venloseweg. Hij bleef achter mij aanrijden. Nadat ik zo’n 20 meter op de Oude Venloseweg reed, werd ik weer van achteren hard geraakt door de Audi. Ik maakte snelheid, maar hij kreeg toch nog kans om mij nog vier of vijf keer te raken aan de achterkant. Ik had doodsangsten. [slachtoffer 2] zei onderweg dat ik moest oppassen, omdat er bomen stonden. Ik reed best hard om weg te komen. Ik keek in de achterruitkijkspiegel en zag alleen zijn voorruit, zo dicht reed hij op mij. Ik reed over de Rijksweg en reed verder over de Nijmeegseweg. Ik wilde eigenlijk bij de kruising met de Karbinderstraat rechtsaf rijden naar mijn huis. Maar omdat ik zo hard reed, kon ik de bocht niet maken. Ik reed verder over de Nijmeegseweg. Ik maakte weer snelheid. Daar zijn twee rijstroken. Ik reed over de rechtse rijstrook. Opeens zag ik, dat de Audi links naast mij reed, over de linkse rijstrook. Zijn voorkant was ongeveer ter hoogte van het midden van de Ford. Ik voelde aan de linkerzijkant een klap, daardoor werd ik naar rechts geduwd en kwam daardoor met de rechterwielen in de rechterberm. Ik voelde een klap en ben ergens tegen aan gereden. Ik kon de auto corrigeren en stuurde weer de weg op. Ik reed verder over de Nijmeegseweg en bleef rijden over de rechtse rijstrook. De Audi zat schuin links langs mij en hij reed over de linkse rijstrook. Ik zag dat de Audi weer naar rechts reed om mij weer te raken. Ik besloot toen om hard te remmen. Ik remde hard. De Audi reed naar rechts en hij stuurde naar rechts. Daardoor reed hij voor mij langs over de rechtse rijstrook door de berm en raakte een boom. Als ik niet zo hard geremd had hij voor de tweede keer geraakt in de linkerzijkant. Ozgur heeft tegen mijn broer gezegd dat hij mij dood wilde hebben.
Aangever [slachtoffer 2] heeft op 15 oktober 2016 -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
[slachtoffer 1] vroeg of hij in mijn auto mocht rijden. We reden de parkeerplaats af en hij ramde ons vrij direct. We werden van achter flink aangeduwd. We reden verder en hij duwde ons zeker vier keer van achter. De wielen kwamen los van de grond, zo hard ging het. We maakten snelheid op de Rijksweg. We wilden bij het Genooi erin, we hadden te hoge snelheid, de abs ging er op. Ik zei rij maar rechtdoor. Hij kwam dichterbij en hij duwde ons van achteraan, aan de zijkant van de weg. Die auto reed links naast ons over de tweebaans weg en de auto raakte met zijn rechtervoorkant mijn auto aan de linkerzijkant. Dat ging met hoge snelheid. Hij duwde ons daardoor aan de gehele linkerzijkant. Hierdoor reden we helemaal naar rechts. We reden tegen een lantaarnpaal aan rechts. We kwamen weer terug op de weg. Het ging net goed, we slingerden en hij maakte de volgende aanzet. Hij wilde ons weer rammen op dezelfde manier als de eerste keer. Mijn collega zag het niet. Ik zei: rem, rem, rem. Hij trapte vol op de rem. De andere reed voor ons en reed tegen de paal. De auto ging om de as en ging achteruit tegen de boom. Zo meen ik dat.
De afdeling VerkeersOngevallenAnalyse van de Politie Eenheid Limburg (hierna: VOA) deed onderzoek naar de oorzaak, toedracht en gevolgen van het ongeval. Het proces-verbaal van de VOA vermeldt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Het verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de Nijmeegseweg, gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Venlo, in de gemeente Venlo. De Nijmeegseweg is ter plaatse verdeeld in twee rijbanen met twee rijstroken gescheiden door een groene middenberm. Het ongeval vond gezien de rijrichting van de beide voertuigen plaats op een recht weggedeelte van de linkerbaan van de Nijmeegseweg. De rijbaan was door middel van een onderbroken witte streep verdeeld in twee rijstroken
De Ford vertoonde schade aan de achterbumper, zeer waarschijnlijk door een of meerdere botsingen met de voorzijde van de Audi. De linkerportieren vertoonden schade waarschijnlijk veroorzaakt door contact met de rechter voorzijde van de Audi. De voorbumper aan de linkerzijde en de linker voorvelg vertoonden schade door contact met de rechterzijde van de Audi.
Ik zag aan de hand van de sporen en vervormingen aan de voertuigen dat deze tenminste drie maal met elkaar in aanraking zijn geweest.
De Ford werd aan de achterzijde geraakt door de Audi. De schade aan de linkerportieren van de Ford werd waarschijnlijk veroorzaakt door contact met de voorbumper van de Audi. Vast is gesteld dat voorgaande aanrijdingen eerder hebben plaatsgevonden als onderstaande aanrijding.
Uit de sporen op het wegdek van de Nijmeegseweg blijkt dat de bestuurder van de Audi hierbij rijdende op de linker rijstrook naar rechts is gereden. Hierbij kwam het rechterportier van de Audi tegen het draaiend linker voorwiel van de Ford. Door dit wiel is de rechter portierrubber van de Audi los getrokken en achtergebleven op het wegdek van de Nijmeegseweg. De Ford heeft waarschijnlijk geremd waardoor de Audi, welke nog steeds naar rechts stuurde, de berm ingereden is en tegen de boom botste waarbij aan de passagier van de Audi zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De bestuurder van de Audi heeft de bestuurder van de Ford waarschijnlijk achtervolgd. Daarbij heeft de bestuurder van de Audi diverse malen getracht, door middel van geweld uitgeoefend met zijn voertuig, de Ford een andere beweging op te duwen als in welke deze reed, kennelijk om de Ford tot stoppen te dwingen. Op diverse momenten heeft de bestuurder van de Audi de beslissing kunnen nemen om deze achtervolging te beëindigen.
In de het proces-verbaal van bevindingen staat gerelateerd -zakelijk weergegeven-:
De maximale snelheid was op de Nijmeegseweg 70 kilometer per uur.
Getuige [slachtoffer 3] heeft op 12 augustus 2016 -zakelijk weergegeven- bij de politie verklaard:
Ik ben veel moe, heb veel pijn en mijn geheugen laat me in de steek. Ik heb gekneusde longen, een gebroken neus, veel kneuzingen in spieren en pezen, waarschijnlijk omdat ik zo’n klap heb gehad met de auto. Ik weet niet hoe het precies is gegaan, maar dat mijn wervel het hier heeft opgevangen en ik heb hier hechtingen in mijn voorhoofd. Ik weet dat ik op mijn werk was met collega’s wat drinken, met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Mijn vriend zei stap in de auto en dat was het laatste wat ik weet.
Getuige [slachtoffer 3] heeft op 15 december 2016 -zakelijk weergegeven- bij de politie verklaard:
Naar omstandigheden gaat het goed. Ik zit veel thuis. ik zit onder zware medicatie en gebruik Oxycodon voor de pijn. Ik heb last van de rug, schouder, mijn linkerarm. Het merendeel van de dag lig ik in bed. Ik heb een litteken in mijn gezicht. Ik heb daar wel psychisch last van. mijn geheugen is verschrikkelijk. Het is een hel. De klachten komen van de aanrijding.
In de geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 3] staat gerelateerd -zakelijk weergegeven-:
Zeer grote wond voorhoofd tot aan rechteroog. Blauwe plek linkeroor en linkerschouder. Ontsierend litteken in het aangezicht. Meerdere kneuzingen. Geschatte duur van de genezing 6 weken.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard -zakelijk weergegeven- dat hij [slachtoffer 1] wilde aanspreken op zijn gedrag en dat toen hij de auto raakte waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich in bevonden hij niet stopte met achter hen aan te rijden. Hij reed hard en kort achter hen.
De verdachte heeft op 11 augustus 2016 -zakelijk weergegeven- bij de politie verklaard:
In het ziekenhuis kwam het broertje van die [slachtoffer 1] . Ik zei tegen hem dat als ik je broertje te pakken had gehad ik hem wat had aan gedaan.
Overwegingen van de rechtbank
Feit 1
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken aangezien er geen bewijs is voor (voorwaardelijk) opzet.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood (primair) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (subsidiair) of het bedreigen van een ander (meer subsidiair) - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank stelt vast dat uit de gedragingen van de verdachte, zoals hier voren weergegeven, naar voren komt dat verdachte er alles aan was gelegen om [slachtoffer 1] tot stoppen te dwingen en te spreken. Zo heeft de voorzijde van de door verdachte bestuurde Audi eerst meerdere malen de achterzijde van de Ford geraakt. Vervolgens heeft de voorzijde van de Audi de rechterflank van de Ford geraakt. Na de botsingen is verdachte telkens niet gestopt. Kennelijk was het de bedoeling om de auto met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te rammen. Voorts heeft hij bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer 1] wilde pakken en dat hij hem wat aan wilde doen. Deze gedragingen hebben plaatsgevonden op N-wegen zonder vangrail waar bomen en lantaarnpalen naast de weg stonden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is gelet op hetgeen zij hierboven heeft vastgesteld van oordeel dat de verdachte met zijn gedragingen - het met toenemende snelheid tegen de linkerzijde en achterzijde van een rijdende auto rijden waardoor deze naar rechts van de weg wordt geduwd alwaar zich bomen en lantaarnpalen bevinden- willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de inzittenden van deze auto, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zouden overlijden. Gelet hierop acht de rechtbank feit 1 primair bewezen.
Feit 2
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte schuldig is aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de WVW 1994. Om van schuld in de zin van dat artikel te kunnen spreken, moet kunnen worden vastgesteld dat ten minste sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onoplettendheid en/of onachtzaamheid van de kant van de verdachte. Bij de beantwoording van deze vraag komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarom kan niet in zijn algemeenheid worden aangegeven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994. Ook kan schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994 niet alleen al worden afgeleid uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer.
Op grond van de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit voormelde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de volgende overwegingen.
Op grond van de verkeersongevalsanalyse, de verklaring van de verdachte en de aangiften van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] beschouwt de rechtbank als vaststaand dat de verdachte op de Nijmeegseweg met hoge snelheid heeft getracht tegen de auto van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op te rijden. De auto waarin de verdachte en het slachtoffer [slachtoffer 3] zich bevonden, is hierdoor van de weg geraakt en tegen een boom tot stilstand gekomen.
Ten gevolge van de aanrijding is mevrouw [slachtoffer 3] naar het ziekenhuis te Venlo vervoerd.
Bij mevrouw [slachtoffer 3] wordt als letsel geconstateerd meerdere kneuzingen en een zeer grote wond op het voorhoofd tot aan het rechteroog. De geschatte duur van de genezing is 6 weken. Mevrouw [slachtoffer 3] heeft op 15 december 2016 verklaard dat ze een litteken op haar gezicht heeft en dat ze hier psychisch last van heeft.
Gelet op de aard van het letsel, alsmede de duur van het herstel is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht de gedragingen van de verdachte zodanig verwijtbaar dat aan de mate van schuld die nodig is voor een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 is voldaan. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 2 primair ten laste gelegde feit bewezen, met dien verstande dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen.