Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het exploot van dagvaarding d.d. 27 februari 2019
- de van de zijde van [verweerster] ingebrachte producties
- de mondelinge behandeling ter zitting van donderdag 14 maart 2019 waar partijen hun respectieve standpunten nader hebben toegelicht, de gemachtigde van [verweerster] aan de hand van een pleitnota.
2.De feiten
Het gehuurde is uitsluitend en alleen bestemd om te worden gebruikt als woonhuis door huurder en zijn gezin.”
Wij willen u de mogelijkheden bieden om het onderpand [adres 2] , [woonplaats 2] onderhands te verkopen of de hypotheek over te sluiten naar een andere financier en daarmee tot algehele inlossing van de onderhavige hypothecaire geldlening over te gaan. Voor deze onderhandse verkoop of oversluiting van de hypotheek stellen wij wel de volgende voorwaarden:
De uiterlijke datum van de onderhandse verkoop van het onderpand of oversluiting van de hypotheek is 1 april 2019. Indien op 1 april 2019 het onderpand niet is verkocht of de hypotheek is overgesloten naar een andere financier gaan wij alsnog over tot opeising van de lening c.q. veiling van het onderpand (…)”
Beste [verweerster] ,
3.De vordering
4.De beoordeling
zelfhet pand weer aan te passen van winkel naar gezinswoning in plaats van dit van [verweerster] te eisen? Voornoemde mate van zekerheid over een voor [eiser] gunstige uitkomst in een bodemprocedure is dan ook geenszins aanwezig. Reeds op grond hiervan is de gevorderde voorziening niet toewijsbaar.