ECLI:NL:RBLIM:2019:2712

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 maart 2019
Publicatiedatum
22 maart 2019
Zaaknummer
7474651 CV EXPL 19-510
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing, vermindering of opschorting van dwangsom op grond van artikel 611d Rv in kort geding

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 22 maart 2019, heeft de eiseres een vordering ingediend tot opheffing, vermindering of opschorting van een dwangsom die was opgelegd in een eerder vonnis. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.J.M.H. Nass, had in een kort geding op 28 december 2018 een veroordeling gekregen om een bedrijfslaptop in te leveren bij de gedaagde partij, Stichting Opera Zuid, vertegenwoordigd door mr. J.F.M. Heuvelmans. De eiseres stelde dat zij niet in staat was om aan deze veroordeling te voldoen, omdat de laptop niet meer in haar bezit was. Ze vorderde dat de voorzieningenrechter de dwangsom zou opheffen, omdat deze haar doel voorbij schoot.

De gedaagde partij voerde echter aan dat de dwangsom inmiddels was verbeurd, omdat de termijn voor het inleveren van de laptop was verstreken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de eiseres niet kon worden toegewezen, omdat de juistheid van de hoofdveroordeling opnieuw aan de orde werd gesteld, wat niet de bedoeling was van de procedure op grond van artikel 611d Rv. Bovendien was de dwangsom al verbeurd, waardoor de eiseres geen belang meer had bij de gevraagde voorziening.

De rechter concludeerde dat de eiseres als de in het ongelijk gestelde partij moest worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de gedaagde partij waren begroot op € 720,00. Het vonnis werd uitgesproken door mr. R.H.J. Otto en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 7474651 CV EXPL 19-510
Vonnis in kort geding van 22 maart 2019
in de zaak van
[eiseres] ,
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. M.J.M.H. Nass,
tegen
de stichting
STICHTING OPERA ZUID,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.F.M. Heuvelmans.
Partijen worden hierna [eiseres] en Opera Zuid genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 januari 2019 met 1 productie,
  • de conclusie van antwoord met 7 producties,
  • de mondelinge behandeling op 7 februari 2019,
  • de brief van Opera Zuid van 5 maart 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 28 december 2018 is door de kantonrechter van deze rechtbank in kort geding vonnis gewezen met zaaknummer 7421929 CV 18-8162 (productie 1 dagvaarding) (hierna: het vonnis). Bij voormeld vonnis is [eiseres] veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van dat vonnis de bedrijfslaptop met inloggegevens, die haar door Opera Zuid voor haar werk ter beschikking waren gesteld, bij Opera Zuid in te leveren tegen ontvangstbewijs. Bij gebreke van tijdige inlevering zou [eiseres] een eenmalige dwangsom verbeuren van € 2.500,00.
2.2.
Opera Zuid stelde [eiseres] in de gelegenheid de laptop vrijwillig, zonder betekening van het vonnis, bij haar in te leveren (productie 1 bij antwoord).
2.3.
Op 28 januari 2019 is het vonnis door de deurwaarder in België aan het woonadres van [eiseres] betekend (productie 2 bij antwoord).
2.4.
Na betekening van het vonnis heeft [eiseres] de laptop niet bij Opera Zuid ingeleverd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, de dwangsom op grond van art. 611d Rv primair opheft, subsidiair vermindert en meer subsidiair opschort totdat in hoger beroep en/of de bodemprocedure is beslist en Opera Zuid veroordeelt in de proceskosten met inbegrip van de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij niet in staat is om aan de veroordeling van het vonnis te kunnen voldoen. De laptop is immers niet meer in haar bezit. Zij stelt dat zij de laptop reeds heeft ingeleverd bij Opera Zuid. [eiseres] heeft toen geen ontvangstbewijs ontvangen. Omdat [eiseres] onmogelijk aan de hoofdveroordeling kan voldoen, schiet de dwangsom daarmee haar doel voorbij. [eiseres] zal op korte termijn een bodemprocedure starten alsmede in appel gaan tegen het vonnis.
3.3.
Opera Zuid heeft verweer gevoerd en stelt dat de eenmalige dwangsom inmiddels is verbeurd. De termijn van drie dagen na betekening van het vonnis is op 1 februari 2019 verstreken. De voorzieningenrechter kan de dwangsom daarom niet meer opheffen, verminderen of opschorten. [eiseres] heeft daarom geen (spoedeisend) belang meer bij de gevraagde voorziening. Verder betwist Opera Zuid dat [eiseres] de laptop reeds bij Opera Zuid heeft ingeleverd op 30 augustus 2018 tijdens een gesprek met [naam 1] en [naam 2] . Dat gesprek betrof overigens een functioneringsgesprek en geen gesprek ter beëindiging of afronding van het dienstverband zodat het ook niet logisch was de laptop op dat moment af te geven, aldus Opera Zuid.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beslissing

4.1.
Na oplegging van een dwangsom kan op grond van specifieke omstandigheden behoefte bestaan de hoogte van de dwangsom te herzien of de (tot nakoming prikkelende) werking van de dwangsom op te schorten of zelfs op te heffen. Op grond van art. 611d Rv kan de veroordeelde een dergelijke vordering instellen bij de rechter die de dwangsom heeft opgelegd. Voorwaarde is dat de veroordeelde verkeert in de onmogelijkheid om aan de veroordeling te voldoen, waardoor de opgelegde dwangsommen hun doel voorbij schieten. Van belang is wel dat de procedure op grond van art. 611d Rv niet er toe dient nog een extra procedure te creëren waarin geoordeeld wordt over de juistheid van de hoofdveroordeling. Evenmin kan het feit dat de veroordeelde in de mening verkeert aan de hoofdveroordeling geheel of gedeeltelijk te hebben voldaan meebrengen dat sprake is van een onmogelijkheid.
4.2.
[eiseres] stelt de laptop reeds te hebben ingeleverd en daarmee aan de hoofdveroordeling te hebben voldaan. Zij voert daartoe geen andere feiten of omstandigheden aan dan welke zij tijdens de behandeling van het eerder gevoerde kort geding naar voren heeft gebracht, waardoor in onderhavige zaak in feite de juistheid van de hoofdveroordeling wederom aan de orde is. De vordering kan derhalve niet op grond van art. 611d Rv worden toegewezen.
4.3.
Inmiddels is echter gebleken dat het vonnis op 28 januari 2019 aan [eiseres] is betekend en zij drie dagen nadien de eenmalige dwangsom van € 2.500,00 heeft verbeurd. Art. 611d Rv biedt daarom geen uitkomst meer. Aan de stelling van [eiseres] dat zij inmiddels op een ander adres woonachtig is en het vonnis derhalve aan een oud adres is betekend, gaat de kantonrechter voorbij nu [eiseres] dit niet inzichtelijk heeft gemaakt met een uittreksel uit de (eventueel voor België geldende) Basisregistratie Personen. Voor zover [eiseres] heeft bedoeld een executiegeschil aanhangig te maken, heeft te gelden dat zij niet, althans onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd dat het te executeren vonnis klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke kennelijke misslag, of dat na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk een noodtoestand hebben doen ontstaan voor [eiseres] waardoor thans sprake zou zijn van misbruik van bevoegdheid aan de zijde van Opera Zuid (art. 438 Rv). Derhalve kunnen evenmin op die grond de vorderingen van [eiseres] worden toegewezen.
4.4.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeelt in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Opera Zuid gevallen en tot vandaag begroot op € 720,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Opera Zuid gevallen en tot vandaag begroot op € 720,00,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
RJ