4.4.1Parketnummer 03/700173-14
4.4.1.1
Algemene overwegingen
Camerabeelden
Het dossier bevat diverse processen-verbaal met beschrijvingen van hetgeen de verbalisanten op de camerabeelden van de beveiligingscamera’s van de getroffen winkels of tankstations hebben waargenomen, waarbij in de meeste gevallen ook screenshots van deze beelden als bijlage zijn toegevoegd. De originele beelden zijn, indien beschikbaar, ook aan het dossier toegevoegd.
De rechtbank heeft bij de bestudering van deze beelden geconstateerd dat in een aantal zaken de aanwezige camerabeelden niet meer konden worden afgespeeld. In de gevallen waarin de rechtbank de beelden wel heeft kunnen verifiëren, heeft zij vastgesteld dat de beschrijving van de verbalisanten in de betreffende processen-verbaal overeenkomt met hetgeen op de originele beelden kan worden waargenomen. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de beschrijving van de thans niet meer afspeelbare beelden door de verbalisanten. Nu ook de verdediging hieromtrent geen bezwaren kenbaar heeft gemaakt, gaat de rechtbank er van uit dat de beschrijving van deze beelden in de betreffende processen-verbaal in overeenstemming is met de originele beelden.
Betrouwbaarheid verklaringen medeverdachte [medeverdachte 2]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie diverse verklaringen afgelegd met betrekking tot zijn eigen én andermans betrokkenheid bij, en aandeel in, de hem tenlastegelegde feiten. [medeverdachte 2] heeft daarbij verklaard over de rol van [medeverdachte 6] en/of [verdachte] met betrekking tot de periode van 3 januari 2014 tot en met 17 maart 2014.
[medeverdachte 6] en [verdachte] hebben in hun verhoren bij de politie steeds gebruik gemaakt van hun zwijgrecht. Enkel [medeverdachte 2] heeft bij de politie een verklaring afgelegd over wie bij welk feit en op welke wijze betrokken zou zijn geweest.
De vraag is of deze door [medeverdachte 2] afgelegde verklaringen betrouwbaar zijn, en daardoor - met inachtneming van de vereisten voor het wettelijk bewijsminimum - gebruikt kunnen worden in het kader van een bewezenverklaring bij alle voornoemde verdachten. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
[medeverdachte 2] is aanvankelijk tweemaal als getuige gehoord, waarbij hij met name werd bevraagd over zijn contacten met [medeverdachte 6] (en via laatstgenoemde ook met [verdachte] ). [medeverdachte 2] heeft [medeverdachte 6] leren kennen via zijn nichtje dat eerder (december 2013) een relatie met [medeverdachte 6] kreeg, en is met hem op stap gegaan sinds eind januari 2014. Hij zou aanvankelijk enkel wat hebben rondgereden met [medeverdachte 6] , maar nadat verbalisanten de druk op hem verhogen, verklaart hij dat [medeverdachte 6] hem na een tijdje heeft gevraagd om deel te nemen aan inbraken om sigaretten te stelen. Aanvankelijk heeft hij dat geweigerd maar uiteindelijk heeft hij zich toch laten overhalen. Nadat [medeverdachte 2] de cautie is gegeven is hij vervolgens nog tien keer door de politie als verdachte gehoord. Gaandeweg heeft hij daarbij steeds meer kraken en diefstallen, dan wel pogingen daartoe, bekend. Daarbij heeft [medeverdachte 2] overigens ook aangegeven bang te zijn voor represailles als hij belastend over medeverdachten verklaart.
Ondanks dat [medeverdachte 2] in de pauze van zijn tweede verhoor bij politie het advies heeft gekregen gebruik te maken van zijn zwijgrecht, heeft hij aangegeven gewoon zijn verhaal te willen doen, waarna hij over zijn eigen betrokkenheid en die van [medeverdachte 6] en [verdachte] bij diverse ten laste gelegde kraken/diefstallen een verklaring heeft afgelegd. Opvallend is dat [medeverdachte 2] niet alleen aangeeft betrokken te zijn geweest bij strafbare feiten waarin - op basis van beschikbare camerabeelden - sprake lijkt te zijn van drie daders (door [medeverdachte 2] dan geduid als [medeverdachte 6] , [verdachte] en hemzelf), maar ook spreekt over zijn eigen betrokkenheid in zaken waarin de camerabeelden slechts twee daders laten zien waarover [medeverdachte 2] verklaart dat dat [medeverdachte 6] en [verdachte] zouden zijn, maar dat hijzelf óók aanwezig is geweest en een rol in het geheel heeft gespeeld.
Verbalisanten hebben [medeverdachte 2] in meerdere verhoren heel veel strafbare feiten voorgelegd, en deze soms wel ten tweede of meerdere male de revue laten passeren. De door [medeverdachte 2] achtereenvolgend afgelegde verklaringen zijn voldoende consistent. Op 30 april 2014 heeft [medeverdachte 2] aangegeven dat hij nu alles verteld heeft, dat hij door zijn eerlijkheid nog steeds vast zit, problemen met zijn werk heeft en niet meer wil verklaren waarna hij in zijn laatste verhoor op 15 juni 2014 daadwerkelijk gebruik maakt van zijn zwijgrecht.
De rechtbank concludeert dat de door [medeverdachte 2] bij de politie afgelegde verklaringen voldoende consistent en betrouwbaar zijn om tot het bewijs te kunnen worden gebezigd. ook in de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 6] en [verdachte] .
De verweren van de verdediging met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 2] worden derhalve verworpen.
Bewijsminimum
Ingevolge artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet uitsluitend aannemen op de verklaring van één getuige. De Hoge Raad heeft het belang hiervan onderstreept door te overwegen dat deze bepaling ‘strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal’.
De Hoge Raad benadrukt verder dat de bewijsminimumregel de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan. De aanvullende bewijsgrond (naast de getuigenverklaring) behoeft met andere woorden niet op een specifiek onderdeel van de tenlastelegging te zien, zoals daderschap van de verdachte. De getuigenverklaring moet wel op specifieke punten steun vinden in ander bewijsmateriaal zodat die verklaring niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete delictscontext die in een andere bron bevestiging vindt. In geval van een meer indirect verband tussen de eerste en de tweede aanvullende bewijsgrond wordt de deugdelijkheid van de bewijsconstructie bepaald door de motivering die de rechter ervoor heeft gegeven.
In het licht van deze rechtspraak zal de rechtbank daar waar zij gebruik maakt van één belastende getuigenverklaring bij elk feit beoordelen of er ondersteunend bewijsmateriaal is uit andere bron dat de verklaring op significante elementen ondersteunt.
4.4.1.2
Zaakdossier 1
[naam winkel 11] Heerlen (zaak 1A) feit 3
Op 5 februari 2014 omstreeks 02.30 uur werd een inbraak gepleegd in de winkel [naam winkel 11] , gelegen aan de [adres 3] te Heerlen. [benadeelde 12] heeft hiervan, namens [naam winkel 11] , aangifte gedaan, waarin hij heeft verklaard dat de schuifdeuren flink ontzet waren. Er zat een barst in de rechterruit van de schuifdeur. Voorts zat de sigarettencounter achter de kassa’s 1 en 2 los en waren er veel sigarettenpakjes weggenomen.
Op de beelden van de bewakingscamera’s van [naam winkel 11] te Heerlen van 5 februari 2014 was te zien dat er omstreeks 02.30 uur een zilverkleurige personenauto, stationwagen, aan kwam gereden. Vervolgens werd de rechterschuifdeur met een breekvoorwerp open gebroken en werd tegen de linker schuifdeur geduwd en werd deze door meerdere klappen vernield, waarna drie personen de winkel betraden, te weten:
- dader 1 met een grijze trui en capuchon over het hoofd;
- dader 2 met een donkere gevlekte jas, die een witkleurige zak droeg;
- dader 3 met een zwart vest met bruine vlakken op de ellebogen, een zwarte broek met witte letters aan de achterzijde en bruine schoenen met witte rondjes rondom de gaten waar de veters zitten en een witte verticale streep op de achterzijde. Dader 3 droeg een moker in zijn handen. Dader 1 staat op de lopende band voor de kassa.
In de winkel begon dader 3 met het openbreken van de kast waar de sigaretten in zaten door met een moker op de kast te slaan. Dader 2 hield de zak open door deze met zijn mond, zijn linkerhand en zijn rechterhand vast te houden. De sigaretten uit de vernielde kast vielen in de zak. Vervolgens hielden alle drie de daders de deur omhoog, werd de zak naar buiten geduwd en verlieten zij de winkel.
[naam winkel 12] Valkenburg (zaak 1B) feit 11
Op 5 februari 2014 omstreeks 03.00 uur vond tevens een inbraak plaats in [naam winkel 12] , gelegen aan de [adres 7] te Valkenburg. [benadeelde 13] heeft hiervan, namens [naam winkel 12] , aangifte gedaan, waarin hij heeft verklaard dat hij zag dat de voordeur van de winkel geheel kapot geslagen was en in de winkel diverse kasten met rookwaren waren opengebroken. De rolluiken van deze kasten waren met grof geweld opengebroken. Diverse planken waren uit de kast getrokken.Blijkens de bijgevoegde goederenbijlage werd voor 5.009,25 euro aan sigaretten weggenomen.
De getuigen [getuige 1]en [getuige 2]hebben omstreeks het tijdstip van de inbraak een zilverkleurige stationcar zien staan op de [adres 7] te Valkenburg. Tevens zagen beide getuigen drie personen uit [naam winkel 12] komen, waarvan één een witte zak of laken droeg dat in de auto werd gelegd. Getuige [getuige 2] heeft gezien dat dit laken gevuld was.
Op de beelden van de bewakingscamera’s van de [naam winkel 12] te Valkenburg van 5 februari 2014 was omstreeks 02.44 uur te zien dat er drie personen in de winkel waren, te weten:
- dader 1 gekleed in een lichtkleurige trui met capuchon over het hoofd;
- dader 2 met een donkerkleurige gevlekte jas die een witte zak droeg;
- dader 3 met een donkere trui met lichte vlakken op de ellebogen, die een moker droeg.
Dader 1 en dader 3 begonnen met het openbreken van de kast waar de sigaretten in zitten. Dader 1 deed dit door met een voorwerp aan de kast te wrikken. Dader 3 sloeg meermalen met de moker tegen de kast. Dader 2 hield een zak open door met zijn mond en met zijn linker- en rechterhand de zak vast te houden, waarin de sigaretten werden gegooid.
Tussenconclusie
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de inbraak bij [naam winkel 11] te Heerlen en [naam winkel 12] te Valkenburg in de nacht van 5 februari 2014 de volgende overeenkomsten vertonen:
- er is sprake van drie daders, waarvan de signalementen overeenkomen, met name wat betreft de geblokte/gevlekte jas, de grijze/lichtkleurige trui met capuchon en de donkerkleurige trui met vlakken op de ellebogen;
- er is sprake van dezelfde werkwijze, te weten: het gebruik van een moker of breekvoorwerp, het gebruik van een laken om de buit te vervoeren en de wijze waarop het laken wordt opengehouden;
- bij beide inbraken is een zilver(grijs)kleurige personenauto, model stationwagen gezien.
Gelet op genoemde overeenkomsten in combinatie met het korte tijdsbestek tussen beide inbraken en de afstand tussen de twee winkels, is de rechtbank van oordeel dat beide inbraken door dezelfde dadergroep zijn uitgevoerd.
Schoensporen
Op 5 februari 2014 omstreeks 04.15 uur werd sporenonderzoek uitgevoerd bij de [naam winkel 12] . Op een stortingsbon van de Rabobank werden twee fragmenten van schoensporen aangetroffen en veiliggesteld (AAAFY2879NL en AAFU5481NL).
In de woning gelegen aan de [adres 19] te [plaats] , de woning van de moeder van verdachte [medeverdachte 6] , werd in de gezamenlijke keuken onder meer een paar zwarte schoenen van het merk Dsquared aangetroffen en in beslaggnomen.
Bovengenoemde schoensporen zijn vergeleken met de in beslag genomen schoenen van het merk Dsquared maat 41 ½ (AAHC8099NL). De conclusie luidt dat beide schoensporen zijn gemaakt met de rechterschoen van deze schoenen.
Voorts werden ook bij het sporenonderzoek in de [naam winkel 11] te Heerlen twee fragmenten van schoenzoolsporen aangetroffen op de deksels van twee kassalades van kassa 2 en 3 en veiliggesteld (AAHC7685NL en AAHC7686NL).
Ook deze schoenzoolsporen werden onderzocht en vergeleken met de inbeslaggenomen Dsquared schoenen. Een van deze schoensporen (AAHC7686NL) was zeer waarschijnlijk een Dsquared schoen, maar het spoor was niet specifiek genoeg om daar met betrekking tot vergelijking een waarde aan toe te kennen.
Op de camerabeelden van [naam winkel 11] werd gezien dat dader 3 met een zwart vest met bruine vlakken op de ellebogen en een zwarte broek met witte letters aan de achterzijde, soortgelijke Dsquared schoenen droeg.Deze schoenen werden ook waargenomen bij één van de daders op de bewakingsbeelden van [naam winkel 12] . De in beslaggenomen schoenen betreffen schoenmaat 41 ½. De verdachte [verdachte] heeft een kleinere schoenmaat dan de verdachten [medeverdachte 6] (44-44 ½) en [medeverdachte 2] (42-43). De dader die op de bewakingsbeelden de Dsquared schoenen droeg, is de kleinste en smalste van de drie daders. Van de drie verdachten ( [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] en [verdachte] ) is [verdachte] duidelijk het kleinst en het smalst gebouwd.
Verdachte [verdachte] heeft ter terechtzitting van 22 januari 2019 verklaard dat hij schoenmaat 41-42 heeft.
Verklaring verdachte [medeverdachte 2]
Verdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de inbraak bij [naam winkel 11] in Heerlen heeft gepleegd met [medeverdachte 6] en [verdachte] . [verdachte] heeft de ruit ingeslagen met een moker. [medeverdachte 6] heeft de deur open geduwd en [medeverdachte 2] moest het laken openhouden. [medeverdachte 2] heeft zichzelf op de screenshots van de bewakingsbeelden van [naam winkel 11] aangewezen als degene met de geblokte jas (foto 4C). De persoon met de grijze/lichtkleurige trui met capuchon heeft hij aangewezen als [medeverdachte 6] (foto 4G) en degene met de donkerkleurige trui met vlakken op de ellebogen als [verdachte] (foto 4H).Voorts heeft [medeverdachte 2] verklaard dat de bij de kraken gedragen kleding werd verstopt in de bijkeuken van de woning van de moeder van [medeverdachte 6] , mevrouw [naam moeder] .
Conclusie:
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang beschouwd – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de inbraken bij [naam winkel 11] te Heerlen en de [naam winkel 12] te Valkenburg op 5 februari 2014 tezamen en in vereniging zijn gepleegd door verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] en [verdachte] . Zij overweegt daarover als volgt:
Zoals reeds in de tussenconclusie is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de beide inbraken zijn gepleegd door dezelfde dadergroep. Voorts heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij betrokken is geweest bij de inbraak bij [naam winkel 11] . Hij heeft zichzelf herkend als de persoon met de geblokte/gevlekte jas. Deze persoon met geblokte jas is ook te zien op de bewakingsbeelden van [naam winkel 12] , zodat de rechtbank ook van oordeel is dat [medeverdachte 2] betrokken is geweest bij deze inbraak.
[medeverdachte 2] heeft bovendien [medeverdachte 6] en [verdachte] aangewezen als de twee andere betrokkenen. De verklaring van [medeverdachte 2] vindt op verschillende onderdelen steun in de andere bewijsmiddelen, te weten:
- op de bewakingsbeelden van [naam winkel 11] en [naam winkel 12] zijn drie daders te zien;
- bij de inbraak bij [naam winkel 11] zijn schoensporen aangetroffen die (zeer waarschijnlijk) afkomstig zijn van Dsquared schoenen. De schoensporen bij [naam winkel 12] zijn veroorzaakt door de Dsquared schoenen die zijn aangetroffen in de woning van de moeder van verdachte [medeverdachte 6] ;
- [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de kleding die werd gedragen bij de kraken werd bewaard in de bijkeuken van de moeder van [medeverdachte 6] , alwaar de Dsquared schoenen ook daadwerkelijk zijn aangetroffen;
- de betreffende Dsquared schoenen worden op basis van de schoenmaat en de signalementen van de verdachten toegeschreven aan [verdachte] , zijnde de dader met het zwarte vest met bruine vlakken op de ellebogen op de bewakingsbeelden. [medeverdachte 2] heeft deze persoon aangewezen als [verdachte] .
Nu de verklaring van [medeverdachte 2] steun vindt in de andere bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat naast [medeverdachte 2] ook de verdachten [medeverdachte 6] en [verdachte] betrokken zijn geweest bij de inbraken bij de [naam winkel 11] en [naam winkel 12] . De rechtbank zal dan ook de onder 3 en 11 ten laste gelegde feiten bewezen verklaren.
4.4.1.3
Zaakdossier 3
De snelkraak bij [naam winkel 1] te Eys (zaak 3B) feit 1
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van de onder feit 1 ten laste gelegde inbraak, wegens het ontbreken van wettig bewijs. Het dossier bevat enkel de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] over verdachtes betrokkenheid en voldoende steunbewijs ontbreekt, waardoor niet wordt voldaan aan het in het Wetboek van Strafvordering genoemde wettelijk bewijsminimum.
De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
De Volkswagen Passat met het kenteken [kenteken 1] (zaak 3A) feit 4
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal van deze Volkswagen Passat wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor verdachtes betrokkenheid. Immers blijkt niet uit het dossier wie de betreffende auto heeft gestolen. [medeverdachte 2] heeft weliswaar verklaard over een diefstal van een Poolse Passat samen met [medeverdachte 6] en [verdachte] , maar dat zou een donkerkeurige Passat betreffen in plaats van een zilverkleurige. Bovendien komt de locatie van de diefstal waarover [medeverdachte 2] heeft verklaard niet overeen met de aangifte. Gelet op deze onduidelijkheden kan niet worden vastgesteld dat [medeverdachte 2] over de ten laste gelegde Volkswagen Passat heeft verklaard en derhalve is er geen wettig bewijs aanwezig voor de diefstal van deze auto door verdachte.
Nu de rechtbank verdachte eveneens heeft vrijgesproken van betrokkenheid bij de kraak bij [naam winkel 1] te Eys (zaak 3B), waarbij de betreffende Volkswagen is gebruikt en het dossier geen andere aanwijzingen bevat die verdachte in verband brengen met deze auto, dient hij ook van de subsidiair ten laste gelegde heling te worden vrijgesproken.
4.4.1.4
Zaakdossier 4
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van de onder feit 6 primair en subsidiair, feit 7 en feit 8 ten laste gelegde feiten, wegens het ontbreken van wettig bewijs voor betrokkenheid van verdachte. Het dossier bevat geen aanwijzingen die verdachte direct in verband brengen met deze feiten. De enkele verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] , die naar eigen zeggen zelf niet bij deze feiten aanwezig was, is daarvoor onvoldoende.
De rechtbank zal verdachte van deze feiten vrijspreken.
4.4.1.5
Zaakdossier 5
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank de onder feit 9 en feit 10 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Omdat verdachte ter terechtzitting van 23 januari 2019 deze feiten heeft bekend en zijn raadsvrouw geen bewijsverweer heeft gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting per feit alsmede;
feit 9 (zaak 5B):
- de aangifte van [naam aangever 3] , namens [naam winkel 4] ;
- de verklaring van getuige [getuige 4] ;
feit 10 (zaak 5C):
- de aangifte van [naam aangever 4] , namens [naam winkel 2] ;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende de bewakingsbeelden.
4.4.1.6
Zaakdossier 6
Diefstal Volkswagen Golf [kenteken 5] (zaak 6A) feit 12
[benadeelde 2] heeft op 14 maart 2014 aangifte gedaan van diefstal van haar auto, een zwarte Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 5] , tussen 13 maart 2014 20.45 uur en 14 maart 2014 07.15 uur voor haar woning aan de [adres 20] te Berg en Terblijt. Op de plek waar de auto had gestaan lagen onderdelen van het portierslot.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij erbij was toen de Volkswagen Golf in Berg en Terblijt werd gestolen. Hij heeft [medeverdachte 6] en [verdachte] daar afgezet en zag ze vervolgens wegrijden in de gestolen Golf. [medeverdachte 6] en [verdachte] hebben de auto opengebroken met behulp van het ‘kastje’.
[medeverdachte 2] heeft met betrekking tot dit kastje verklaard dat [medeverdachte 6] en [verdachte] het gebruiken om een auto, meestal een Volkswagen, te stelen. Het kastje werd in de auto gestoken en dan zou er iets met de elektronica of het systeem van de auto gebeuren. Ze kwamen in de auto met schroevendraaiers. Ze zeiden dat ze het slot eruit haalden.
Op 12 en 13 maart 2014 vond er een aantal contacten plaats met het nummer [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [medeverdachte 6] (getapte lijn) en het nummer [telefoonnummer 2] in gebruik bij [verdachte] , inhoudende:
- 12 maart 2014 11.46 uur inkomend sms-bericht van het nummer van [verdachte] : “Heb kasje nodig”;
- 12 maart 2014 13.30 uur uitgaand sms-bericht naar het nummer van [verdachte] : “Ben 6 uur klaar met stage, ben tussen 6 en 7 in Meerssen, dan geef ik hem je, oke”;
- 12 maart 2013 18.54 uur uitgaand sms-bericht naar het nummer van [verdachte] : “Waar ben je??? Ik kom je dat dingetje brengen ik moet wef”;
- 13 maart 2014 18.53 uur inkomend gesprek van het nummer van [verdachte] :
- nnman [telefoonnummer 2] zegt: “hebben we nog niet beter gehad”;
- nnman [telefoonnummer 1] zegt: “kom om een uur of tien”;
- nnman [telefoonnummer 2] zegt: “dat gaat niet die kasje is effe bij iemand”;
- nnman [telefoonnummer 1] zegt: “hoe laat is die dan terug?”;
- nnman [telefoonnummer 2] zegt: “pas laat om een uur, dan moeten we meteen een halen en meteen een doen”; nnman [telefoonnummer 1] zegt: “ja, dat moet dan maar ik laat je nog wat weten”;
- 13 maart 2014 19.54 uur uitgaand sms-bericht naar het nummer van [verdachte] : “Vraag of je dat dingetje al wat eerder kunt krijgen, en kun je al om 11 uur, laat ik nog een paar dingen in de buurt zien die we nog kunnen doen oke??”;
- 13 maart 2014 19.57 uur inkomend gesprek van het nummer van [verdachte] :
- nnman [telefoonnummer 2] zegt: “het moet elf of eerder anders gaat het niet want hij heeft ook dat ding nodig”;
- nnman [telefoonnummer 1] zegt: “elf of eerder, ja is goed ik ben om elf uur bij je”.
Overwegingen
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat [verdachte] in de nacht van 13 op 14 maart 2014 betrokken is geweest bij de diefstal van de Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 5] in Berg en Terblijt. Immers heeft [medeverdachte 2] verklaard dat [medeverdachte 6] en [verdachte] de betreffende auto hebben gestolen en daarbij gebruik hebben gemaakt van het kastje. Deze verklaring wordt ondersteund door afgeluisterde tapgesprekken van [medeverdachte 6] en [verdachte] . Uit de weergegeven gesprekken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat zij voorafgaand aan de autodiefstal contact hebben over een ‘kastje’ en de betreffende nacht afspreken om het ‘kastje’ te gaan gebruiken. Volgens [medeverdachte 2] wordt dit ‘kastje’ door hen gebruikt bij die diefstal van auto’s van het merk Volkswagen.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten [medeverdachte 6] en [verdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank acht het onder 12 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
[naam winkel 2] te Kerkrade (zaak 6B) feit 13
Op 14 maart 2014 omstreeks 03.25 werd geprobeerd in te breken bij [naam winkel 2] gelegen aan de [adres 8] te Kerkrade. [naam aangever 5] heeft hiervan, namens [naam winkel 2] , aangifte gedaan, waarin zij heeft verklaard dat zij ter plaatse zag dat de toegangsdeur was geforceerd. Het glas was ingeslagen en het rolluik van de sigarettenkast was op diverse plaatsen beschadigd. Er werden geen goederen weggenomen.
Verdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 6] en [verdachte] betrokken is geweest bij deze poging tot kraak, die is gedaan met de donkerblauwe Golf van Berg en Terblijt (zaak 6A). [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte] tot ongeveer voor de zaak heeft gereden en hij vervolgens zelf achter het stuur is gaan zitten. [verdachte] heeft de ruit ingeslagen met de moker. [medeverdachte 6] en [verdachte] zijn naar binnen gegaan, maar zij kregen het rolluik niet kapot. [medeverdachte 2] heeft hen geroepen, omdat hij iemand van security zag aankomen. Zij zijn samen weggereden.
Getuige [getuige 11] , beveiliger werkzaam bij Security SAM te Kerkrade, heeft verklaard dat hij in een herkenbaar dienstvoertuig reed, toen hij op 14 maart 2014 omstreeks 03.13 uur zag dat het alarmlicht van [naam winkel 2] aan de [adres 8] te Kerkrade knipperde. Hij zag direct daarop een donkerkleurige blauw/zwarte Volkswagen Golf, met gedoofde lichten, over de parkeerplaats van [naam winkel 2] , in zijn richting rijden. [getuige 11] is de betreffende auto gevolgd tot het station.
Op de bewakingsbeelden van [naam winkel 2] was te zien dat er twee personen de winkel binnenkwamen. Eén van hen had een zwart dekbedovertrek vast. Beiden sloegen met een breekijzer en een moker tegen de achterwand van de infocounter.
[naam winkel 11] te Heerlen (zaak 6C) feit 14
Op 14 maart 2014 omstreeks 03.40 uur werd geprobeerd in te breken bij [naam winkel 11] gelegen aan de [adres 9] te Heerlen. [benadeelde 12] heeft hiervan, namens Plus, aangifte gedaan, waarin hij heeft verklaard dat een raam rechts van de schuifdeuren was ingeslagen. Dit raam bevindt zich bij het sigarettenschap. Er zijn geen goederen weggenomen. Op de bewakingsbeelden van de winkel zag aangever dat er een op een Golf gelijkende auto voor het raam stond.
[medeverdachte 2] heeft verklaard ook bij deze poging tot inbraak betrokken te zijn geweest samen met [medeverdachte 6] en [verdachte] . Hierbij is eveneens de donkerblauwe Golf van Berg en Terblijt (zaak 6A) gebruikt. [medeverdachte 2] heeft gereden en [medeverdachte 6] en [verdachte] hebben de ruit onderin ingeslagen. [medeverdachte 2] is buiten blijven wachten. Zij hebben niets kunnen stelen.
Op de bewakingsbeelden van [naam winkel 11] was te zien dat er twee personen in de winkel zijn geweest en dat een derde persoon bij de auto ter hoogte van de achterklep stond. De auto, een donkerkleurige hatchback, reed met gedoofde lichten weg.
Diefstal bij [naam winkel 3] te Banholt (zaak 6D) feit15
Op 14 maart 2014 omstreeks 04.15 uur werd ingebroken bij [naam winkel 3] gelegen aan de [adres 5] te Banholt. [naam aangever 2] heeft hiervan, namens [naam winkel 3] , aangifte gedaan, waarin zij heeft verklaard dat de schuifdeur van de winkel geforceerd was. Voorts was de ruit van de rechterdeur ingedrukt. Van binnenuit had men geprobeerd om het rolluik voor de sigarettenkast op grove wijze weg te breken. Er zijn geen rookwaren weggenomen.Blijkens de bijgevoegde goederenbijlage werden twee flessen Listerine weggenomen.
Op de bewakingsbeelden van [naam winkel 3] was te zien dat de daders aankwamen met een zwarte Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 5] . Er stapten drie personen uit, die allen waren betrokken bij het inslaan van de toegangsdeur en in de winkel zijn geweest. Eén van hen droeg een zwart dekbedovertrek, waarvan de verbalisanten hebben gerelateerd dat dit identiek was aan het dekbedovertrek dat bij [naam winkel 2] aan de [adres 8] in Kerkrade gebruikt werd.
Getuige [getuige 5]heeft gezien dat er twee jongens uit [naam winkel 3] kwamen. Een van hen gooide daarbij een fles kapot. Getuige [getuige 5] heeft deze fles aangewezen en het betrof een fles Listerine.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 6] en [verdachte] hierbij betrokken is geweest. Deze kraak is gedaan met de donkerblauwe Golf van Berg en Terblijt. Hij is die nacht naar Amby gegaan, waar [medeverdachte 6] en [verdachte] kwamen met de auto, de hamer en het laken. [medeverdachte 2] moest weer rijden, [medeverdachte 6] zat naast hem en [verdachte] achterin. De ruit werd met de hamer ingeslagen. [medeverdachte 6] en [verdachte] gingen naar binnen en kwamen kort daarna terug zonder buit. Er zat kennelijk een rolluik voor het sigarettenrek. Ze kregen het rolluik van de sigarettenautomaat niet open. Ze hadden ook weer een laken bij zich. Vervolgens zijn zij terug gereden naar Amby.
Op 14 maart 2014 vond er een aantal contacten plaats tussen het nummer [telefoonnummer 5] in gebruik bij [betrokkene 2] (getapte lijn) en het nummer [telefoonnummer 2] in gebruik bij [verdachte] , inhoudende:
- 10:05:25 uur uitgaand sms-bericht naar het nummer van [verdachte] : ‘gluk gwaes’;
- 10:05:52 uur inkomend sms-bericht van het nummer van [verdachte] : ‘Ne’.
Voorts vonden er op 14 maart 2014 contacten plaats tussen het nummer [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [medeverdachte 6] (getapte lijn) gebeld en het nummer [telefoonnummer 5] in gebruik bij [betrokkene 2] , inhoudende:
- tussen 01.38 uur en 02.05 uur werd dertien maal geprobeerd contact te krijgen met het nummer van [betrokkene 2] ;
- 09.26 uur: inkomend gesprek van het nummer van [betrokkene 2] ;
- 10.53 uur: inkomend gesprek van het nummer van [betrokkene 2] :
nnman [telefoonnummer 5] zegt: “Hallo alles goed ik wilde weten of het gaat was met jouw je reageerde niet op bericht”;
nnman [telefoonnummer 1] , zegt: “Waarom bel je zoveel man ik wil slapen misschien”;
nnman [telefoonnummer 5] zegt: “En was het niet gelukt zei [naam 4] ”;
nnman [telefoonnummer 1] zegt: “ja ja hoi”;
nnman [telefoonnummer 5] zegt: “Misschien morgen of overmorgen fijn slapen fijne dag en weekend”.
Overwegingen
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – vast dat verdachte [verdachte] in de nacht van 14 maart 2014 betrokken is geweest bij de pogingen tot inbraak bij [naam winkel 2] te Kerkrade (zaak 6B) en [naam winkel 11] te Heerlen (zaak 6C) alsmede bij de inbraak bij [naam winkel 3] te Banholt (zaak 6D). Daartoe overweegt zij als volgt.
[medeverdachte 2] heeft verklaard bij al deze feiten betrokken te zijn geweest samen met [medeverdachte 6] en [verdachte] en dat alles is uitgevoerd met een in Berg en Terblijt gestolen Volkswagen Golf (zaak 6A).
Met betrekking tot [naam winkel 2] (6B) heeft [medeverdachte 2] verklaard dat [verdachte] de ruit van de winkel ingeslagen heeft en samen met [medeverdachte 6] binnen is geweest. De kraak werd afgebroken omdat [medeverdachte 2] iemand van ‘security’ aan zag komen. Deze verklaring van [medeverdachte 2] vindt op verschillende onderdelen steun in de andere bewijsmiddelen, te weten:
- op de bewakingsbeelden van de [naam winkel 2] is te zien dat twee personen in de winkel zijn geweest;
- de ‘security’ beveiliger [getuige 11] heeft omtrent het tijdstip van de poging tot inbraak een donkerkleurige blauw/zwarte Volkswagen Golf, met gedoofde lichten, over de parkeerplaats van [naam winkel 2] weg zien rijden.
Met betrekking tot [naam winkel 11] (6C) heeft [medeverdachte 2] verklaard dat [medeverdachte 6] en [verdachte] de ruit van de winkel hebben ingeslagen en dat hij buiten is blijven wachten. Deze verklaring wordt ondersteund door het feit dat ook bij deze poging tot kraak een donkerkleurige auto, model hatchback, op de bewakingsbeelden is te zien, die met gedoofde lichten wegreed. Dit komt overeen met het wegrijden van de donkerkleurige Volkswagen Golf bij de poging tot snelkraak bij [naam winkel 2] vijftien minuten eerder. Op bewakingsbeelden van [naam winkel 11] zijn bovendien twee personen in de winkel te zien en een derde die bij de auto staat, hetgeen ook weer overeenkomt met de verklaring van [medeverdachte 2] .
Met betrekking tot [naam winkel 3] (6D)heeft [medeverdachte 2] verklaard dat [medeverdachte 6] en [verdachte] de winkel binnen zijn geweest. Deze verklaring wordt ondersteund door het feit dat dat er op de bewakingsbeelden twee personen in de winkel zijn. Bovendien is weer een zwarte Golf met het kenteken [kenteken 5] te zien.
Voorts constateert de rechtbank dat de feiten binnen een tijdsbestek van een klein uur hebben plaatsgevonden en er in alle gevallen op dezelfde manier te werk is gegaan, te weten: de ruit wordt vernield, twee daders gaan naar binnen met een laken of dekbed, waarbij (geprobeerd wordt om) de kast waar de sigaretten liggen wordt opengebroken (open te breken).
Vervolgens vindt er op 14 maart 2014 omstreeks 10.00 uur contact plaats tussen [verdachte] en [betrokkene 2] , waarbij [betrokkene 2] vraagt of het is gelukt en [verdachte] ontkennend antwoordt, hetgeen even later wordt bevestigd door [medeverdachte 6] wanneer [betrokkene 2] hem belt om kennelijk navraag te doen.
Gelet op de verklaring van [medeverdachte 2] , die steun vindt in de andere bewijsmiddelen, in combinatie met de inhoud van de getapte gesprekken met [betrokkene 2] , is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat [verdachte] samen met [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] betrokken is geweest bij de pogingen tot inbraak bij [naam winkel 2] en [naam winkel 11] alsmede de inbraak bij [naam winkel 3] .
Voltooide diefstal [naam winkel 3] (zaak 6D)
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit is de rechtbank van oordeel dat het hier een voltooide diefstal betreft. Immers blijkt uit de bewijsmiddelen dat er twee flessen Listerine uit de winkel zijn weggenomen. Eén van deze flessen is buiten de winkel op straat door de daders kapot gegooid. Gelet op deze omstandigheden zijn de daders dan ook als heer en meester over deze flessen Listerine gaan beschikken, zodat er sprake is van een voltooide diefstal. Dat het oogmerk van de verdachten wellicht gericht was op diefstal van sigaretten in plaats van Listerine, zoals door de verdediging is aangevoerd, doet daaraan niet af.
De rechtbank zal de onder feit 13, feit 14 en feit 15 primair ten laste gelegde feiten dan ook bewezen verklaren.
[naam winkel 5] te Geleen (zaak 6E) feit 16
Op 17 maart 2014 omstreeks 01.52 uur werd een inbraak gepleegd in [naam winkel 5] , gelegen aan de [adres 10] te Geleen. [naam aangever 6] heeft hiervan, namens [naam winkel 5] , aangifte gedaan, waarin hij heeft verklaard dat een ruit van de winkel was vernield en er uit lag. In de winkel was een glazen vitrinekast omgegooid, die geheel kapot is gegaan. Er is een groot aantal rookwaren weggenomen.
Getuige [getuige 12] heeft verklaard dat hij op 17 maart 2014 rond 02.00 uur zag dat ter hoogte van de sigarenzaak aan de Raadhuisstraat een donkere Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 5] met de achterklep richting de winkel geparkeerd stond. Er stond één persoon op de weg en hij zag twee personen in de winkel.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte] hem heeft opgepikt bij [medeverdachte 6] in Amby. Ze zijn met de in Berg en Terblijt gestolen Golf naar Geleen gereden. [medeverdachte 2] zat achterin, [verdachte] reed en [medeverdachte 6] was bijrijder. [verdachte] parkeerde voor de zaak en zij zijn allemaal uitgestapt. [medeverdachte 2] moest op de uitkijk staan. [verdachte] heeft de ruit ingeslagen met de moker. [medeverdachte 6] en [verdachte] zijn naar binnen gegaan. [medeverdachte 2] moest het laken aanpakken en heeft het in de kofferbak gegooid. Vervolgens zijn zij weggereden.
[naam tankstation 1] Tankstation te Bunde (6F) feit 17
Op 17 maart 2014 omstreeks 02.46 uur werd een inbraak gepleegd bij [naam tankstation 1] tankstation gelegen aan de [adres 11] te Bunde. [benadeelde 15] heeft hiervan, namens [naam tankstation 1] tankstation, aangifte gedaan waarin hij heeft verklaard dat een ruit was vernield. Ook in de winkel was een ruit vernield. Er werd een hoeveelheid sigaretten weggenomen.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij bij deze kraak aanwezig is geweest. Omdat de buit in Geleen niet genoeg was, zijn zij ( [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 6] ) verder gereden naar Bunde. De auto werd geparkeerd aan de zijkant van het tankstation. [verdachte] sloeg de ruit weer in met de moker. Vervolgens zijn [medeverdachte 6] en [verdachte] naar binnen gegaan en hebben de sigaretten weggenomen. [medeverdachte 2] moest het laken aanpakken. Vervolgens zijn zij naar Amby gereden. Op 17 maart omstreeks 03.47 uur is [betrokkene 2] de sigaretten van [naam tankstation 1] in Bunde en de sigarenwinkel in Geleen komen ophalen in Amby vlakbij de woning van de moeder van [medeverdachte 6] . Ze hebben de sigaretten overgeladen in de auto van [betrokkene 2] .
[medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat hij daarvoor 300 euro gekregen. Dit geld heeft hij van [verdachte] ontvangen.
Op de beelden van de bewakingscamera’s van de [naam tankstation 1] was te zien dat drie daders het tankstation hebben betreden.
Op 16 maart 2014 vond er een aantal contacten plaats tussen het nummer [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [medeverdachte 6] (getapte lijn) en het nummer [telefoonnummer 2] in gebruik bij [verdachte] , te weten:
13.23 uur inkomend van [telefoonnummer 2] ( [verdachte] ), inhoudende:
[verdachte] zegt: “ [naam 4] zegt rond?”
[medeverdachte 6] zegt: “wat zeg je?”
[verdachte] zegt: “voor wanneer was dat? weet je dat?”
[medeverdachte 6] zegt: “vanavond”;
[verdachte] zegt: “ja?”
[medeverdachte 6] zegt: “nee, goeie. Ik spreek je vanavond wel. Ik kom naar je toe”
[verdachte] zegt: “laat me wel op tijd wat weten he?”
[medeverdachte 6] zegt: “ja”
[verdachte] zegt: “jow”;
[medeverdachte 6] zegt: “ok hoi”;
18.28 uur uitgaand gesprek naar [telefoonnummer 2] ( [verdachte] ), inhoudende:
" [medeverdachte 6] belt naar nn-jongen [telefoonnummer 2] en vraagt of deze bij zijn vriendin is. Nn-jongen is dat en [medeverdachte 6] zegt over 10 minuten langs te komen."
18.40 uur uitgaand gesprek naar [telefoonnummer 2] ( [verdachte] ), inhoudende:
[medeverdachte 6] zegt tegen de [telefoonnummer 2] dat hij er is.
Voorts vonden er op 17 maart 2014 contacten plaats tussen het nummer [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [medeverdachte 6] (getapte lijn) en het nummer in gebruik bij [betrokkene 2] , te weten:
00.49 uur uitgaand gesprek naar [telefoonnummer 6] (in gebruik bij [betrokkene 2] ), inhoudende:
[medeverdachte 6] vraagt aan [betrokkene 2] die gebruik maakt van een ander nummer [telefoonnummer 6] , of hij snel die ding naar hem kan brengen. [medeverdachte 6] zegt: “breng dat ding bij mij”;
03.11 uur uitgaand gesprek naar [telefoonnummer 7] (in gebruik bij [betrokkene 2] ), inhoudende:
[medeverdachte 6] zegt: “waarom pak je deze telefoon wel op en de andere niet”
[betrokkene 2] zegt: “ik hoor die andere soms niet”
[medeverdachte 6] zegt: “ja, kom..”
[betrokkene 2] zegt: “ja...”
[betrokkene 2] heeft met betrekking tot deze tapgesprekken verklaard dat [medeverdachte 6] zo laat nog belde, omdat zij hem gestolen goederen wilden aanbieden die zij net hadden gestolen. Verder heeft [betrokkene 2] over het gesprek van 00.49 uur verklaard dat [medeverdachte 6] met ‘die ding’ zwarte vuilniszakken bedoeld. Hij heeft één rol zwarte afvalzakken naar het huis van de moeder van [medeverdachte 6] in Amby gebracht. [medeverdachte 6] wilde deze hebben om gestolen goederen in te doen. [betrokkene 2] heeft die ochtend de gestolen goederen in ontvangst genomen van [verdachte] . Het klopt dat de goederen in de buurt van de woning van de moeder van [medeverdachte 6] in zijn auto zijn geladen.
Overwegingen
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – vast dat verdachte [verdachte] in de nacht van 17 maart 2014 betrokken is geweest bij inbraken bij de Sigarenzaak [naam winkel 5] (zaak 6E) te Geleen en het [naam tankstation 1] tankstation te Bunde (zaak 6F). Daartoe overweegt zij als volgt.
[medeverdachte 2] heeft verklaard samen met [medeverdachte 6] en [verdachte] bij beide feiten betrokken te zijn geweest, feiten die beide ook weer zijn uitgevoerd met de eerder in Berg en Terblijt gestolen Volkswagen Golf (zaak 6A). Voorts heeft hij aangegeven dat zij naar het tankstation zijn gereden, omdat de buit uit Geleen niet genoeg was. De rechtbank constateert dat de inbraak bij de [naam winkel 5] te Geleen heeft plaatsgevonden om 01.52 uur en de inbraak bij het tankstation te Bunde om 02.46 uur.
Met betrekking tot de sigarenzaak [naam winkel 5] (6E) heeft [medeverdachte 2] verklaard dat [verdachte] de ruit van de winkel ingeslagen heeft en samen met [medeverdachte 6] binnen is geweest. [medeverdachte 2] moest op de uitkijk staat. Deze verklaring wordt ondersteund door de getuigenverklaring van Engelen, die de donkere Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 5] voor de sigarenzaak heeft zien staan, alsmede heeft verklaard dat er twee personen in de winkel waren en één persoon op de weg stond.
Met betrekking tot [naam tankstation 1] tankstation (6F) heeft [medeverdachte 2] verklaard dat [verdachte] wederom de ruit in sloeg en vervolgens samen met [medeverdachte 6] naar binnen is gegaan. [medeverdachte 2] moest het laken aanpakken, hetgeen wordt bevestigd door bewakingsbeelden waarop drie daders in de winkel te zien zijn.
Voorts heeft [medeverdachte 2] verklaard dat de sigaretten van de sigarenwinkel in Geleen en van [naam tankstation 1] tankstation te Bunde zijn opgehaald door [betrokkene 2] in de buurt van de woning van de moeder van [medeverdachte 6] in Amby. Dit wordt bevestigd door [betrokkene 2] , die heeft verklaard dat hij op 14 maart 2014 omstreeks 03.11 uur – een uur na de laatste inbraak – is gebeld door [medeverdachte 6] om de goederen die zij net hadden gestolen op te komen halen. [betrokkene 2] heeft die ochtend de goederen in de buurt van de woning van de moeder van [medeverdachte 6] in ontvangst genomen van [verdachte] .
Blijkens de getapte gesprekken hebben [medeverdachte 6] en [verdachte] afgesproken om elkaar in de avond van 16 maart 2014 te ontmoeten. Vervolgens wordt er op 17 maart 2014 om 00.49 uur door [medeverdachte 6] gebeld met [betrokkene 2] om ‘die ding’ te brengen, hetgeen slaat op de zwarte vuilniszakken die hij naar het huis van de moeder van [medeverdachte 6] heeft gebracht om de gestolen goederen in te doen.
Gelet op de verklaring van [medeverdachte 2] , die steun vindt in de andere bewijsmiddelen, en de verklaring van [betrokkene 2] , in combinatie met de telefonische contacten tussen [verdachte] , [medeverdachte 6] en [betrokkene 2] , is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat [verdachte] samen met [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] betrokken is geweest bij de inbraken bij Sigarenzaak [naam winkel 5] en tankstation [naam tankstation 1] .
De rechtbank zal de onder feit 16 en feit 17 ten laste gelegde feiten dan ook bewezen verklaren.
4.4.1.7
Zaakdossier 8
Diefstal Volkswagen Golf [kenteken 4] te Valkenburg (zaak 8A) feit 18
Inbraak [naam winkel 11] te Heerlen op 14 januari 2014 (zaak 8B) feit 19
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van de onder feit 18 en feit 19 ten laste gelegde feiten, wegens het ontbreken van wettig bewijs en overweegt daartoe als volgt:
Het dossier bevat met betrekking tot de onder feit 19 ten laste gelegde inbraak bij [naam winkel 11] te Heerlen (zaak 8B) slechts de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] met betrekking tot betrokkenheid van verdachte en steunbewijs ontbreekt, waardoor niet wordt voldaan aan het in het Wetboek van Strafvordering genoemde wettelijk bewijsminimum.
Voorts blijkt met betrekking tot de onder feit 18 primair ten laste gelegde diefstal van de Volkswagen Golf (zaak 8A) niet uit het dossier wie de betreffende Volkswagen Golf heeft gestolen. Nu de rechtbank [verdachte] eveneens heeft vrijgesproken van betrokkenheid bij de inbraak bij [naam winkel 11] (zaak 8B), waarbij deze Volkswagen Golf is gebruikt en het dossier geen andere aanwijzingen bevat die [verdachte] in verband brengen met deze auto, dient hij ook van de subsidiair ten laste gelegde heling te worden vrijgesproken.
Poging tot inbraak bij [naam winkel 6] te Simpelveld (zaak 8C) feit 20
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank eveneens van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder feit 20 ten laste gelegde poging tot inbraak, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor betrokkenheid van verdachte. Hoewel de werkwijze bij deze poging tot inbraak overeenkomsten vertoond met de eerder die nacht gepleegde inbraak bij [naam winkel 11] te Heerlen (zaak 8B), stelt de rechtbank ook opvallende verschillen vast, met name in de door de daders gedragen kleding. De bivakmutsen van de daders bij deze kraak zijn blauw of groenachtig in plaats van zwart en de camouflagejas van één van de daders is een lichte jas in plaats van een zwarte. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat de auto die de daders hebben gebruikt, dezelfde is als die is gebruikt bij de eerdere kraak, te weten de Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 4] . Immers heeft getuige [getuige 6] verklaard dat zij een donkere auto, groter dan een Volkswagen Golf, met een kenteken beginnend met ‘68’ en daarna mogelijk 3 letters heeft gezien.
Diefstal Volkswagen Passat [kenteken 6] te Meerssen op 12 december 2013 (zaak 8D) feit 21
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder feit 21 ten laste gelegde diefstal dan wel heling van de Volkswagen Passat, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor betrokkenheid van verdachte. Immers blijkt niet uit het dossier wie de betreffende auto heeft gestolen. Evenmin bevat het dossier aanwijzingen welke verdachte op enige manier in verband brengen met deze auto.
Verdachte dient derhalve van het onder feit 21 primair en subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Inbraak bij [naam winkel 7] Maastricht (zaak 8E) feit 22
Inbraak bij [naam winkel 12] te Valkenburg (zaak 8F) feit 23
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder feit 22 en feit 23 ten laste gelegde inbraken bij [naam winkel 7] te Maastricht en [naam winkel 12] te Valkenburg, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor betrokkenheid van verdachte.
4.4.1.8
Zaakdossier 11
Poging diefstal Volkswagen Passat [kenteken 10] te Sittard (zaak 11A) feit 2
[benadeelde 5] heeft aangifte gedaan van poging tot diefstal van zijn auto, een Volkswagen Passat met het kenteken [kenteken 10] . Aangever heeft verklaard dat hij op 25 februari 2014 omstreeks 07.35 uur bij zijn woning gelegen aan de [adres 25] te Sittard ontdekte dat de ruitenwissers van zijn auto aanstonden en de radio speelde. Tevens stond de auto niet meer op slot. In de auto bleek het contactslot verwijderd.
Verbalisanten zijn op 27 maart 2014 met [medeverdachte 2] rond gaan rijden naar verschillende locaties. Bij de [adres 25] in Sittard stond een Volkswagen Passat met het kenteken [kenteken 10] geparkeerd op de oprit. [medeverdachte 2] verklaarde dat dit de auto was die ze hadden geprobeerd te stelen. [medeverdachte 2] heeft [verdachte] en [medeverdachte 6] hier afgezet. Hij is doorgereden en heeft in de [adres 26] gewacht. [medeverdachte 6] en [verdachte] hadden een schroevendraaier bij zich en [verdachte] had het kastje in zijn handen. Binnen tien minuten waren zij terug, omdat het alarm was afgegaan.
[medeverdachte 2] heeft met betrekking tot dit kastje verklaard dat [medeverdachte 6] en [verdachte] het gebruiken om een auto, meestal een Volkswagen, te stelen. Het kastje werd in de auto gestoken en dan zou er iets met de elektronica of het systeem van de auto gebeuren.Het kastje is van [verdachte] . [medeverdachte 2] bracht [medeverdachte 6] en [verdachte] naar de omgeving van een auto. Zij pakten dan de auto en zetten deze ergens anders weg. [medeverdachte 2] wachtte ergens in de buurt voor als het mis ging. [medeverdachte 6] en [verdachte] zeiden waar hij moest gaan staan. Als het fout ging, kwamen ze naar hem terug. Als zij na een kwartier nog niet terug waren gekomen, mocht hij naar huis rijden.
Uit mastgegevens van 25 februari 2014 blijkt dat zowel de gsm van [medeverdachte 2] omstreeks 01.46 uur als de gsm van [medeverdachte 6] omstreeks 01.51 uur onder de mast van Swentibold te Sittard vielen.
Overwegingen
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat in ieder geval verdachten [medeverdachte 6] [verdachte] en [medeverdachte 2] in de nacht van 25 februari 2014 betrokken zijn geweest bij de poging diefstal van de Volkswagen Passat met het kenteken [kenteken 10] in Sittard. [medeverdachte 2] heeft de desbetreffende auto bij de woning van aangever aangewezen als een auto die [medeverdachte 6] en [verdachte] hadden geprobeerd te stelen. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij hen hier had afgezet en in de omgeving is blijven wachten en dat [verdachte] het kastje bij zich. De verklaring van [medeverdachte 2] wordt ondersteund door de mastgegevens, waaruit blijkt dat zowel de gsm van [medeverdachte 6] als die van [medeverdachte 2] kort na elkaar in de nachtelijke uren dezelfde mast in Sittard aanstraalden terwijl [medeverdachte 6] noch [medeverdachte 2] daar in de buurt woonachtig waren. Hoewel de rechtbank enkel mastgegevens onvoldoende betrouwbaar acht om de exacte locatie te bepalen, kan hier wel uit worden afgeleid dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] kennelijk samen waren en wordt de verklaring van [medeverdachte 2] hiermee bevestigd.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten [medeverdachte 6] en [verdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Poging diefstal Volkswagen Passat [kenteken 2] te Vaals (zaak 11D) feit 5
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder feit 6 ten laste gelegde poging tot diefstal van de Volkswagen Passat te Vaals, wegens het ontbreken van wettig bewijs. Het dossier bevat enkel de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte en steunbewijs ontbreekt. Daardoor wordt niet voldaan aan het in het Wetboek van Strafvordering genoemde wettelijk bewijsminimum.