ECLI:NL:RBLIM:2019:2685

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 maart 2019
Publicatiedatum
22 maart 2019
Zaaknummer
03/659267-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade

Op 7 september 2018 heeft de verdachte, samen met een mededader, geprobeerd om [slachtoffer] zwaar te mishandelen in zijn woning te Reuver. De verdachte was kwaad op het slachtoffer vanwege ongepast gedrag naar zijn vriendin. Tijdens de aanval, waarbij de verdachte een wapenstok gebruikte, heeft hij het slachtoffer meermalen geslagen en in een nekklem gehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader, wat het medeplegen van de poging tot zware mishandeling bewijst. De verdachte heeft verklaard dat hij niet de intentie had om zwaar letsel toe te brengen, maar de rechtbank oordeelt dat de kans op zwaar lichamelijk letsel bij het gebruik van een wapenstok op het hoofd van een ander groot is, en dat er dus sprake was van opzet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer], voor de geleden schade door de mishandeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659267-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 maart 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonend te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. N. Birrou, advocaat kantoorhoudend te Roermond.

1.Het onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 maart 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte in vereniging en met voorbedachten rade heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar te mishandelen, dan wel
[slachtoffer] heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde bewezen. Hiertoe heeft hij - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Uit de aangifte, de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en de verklaringen die de verdachte tegenover de politie en ter terechtzitting heeft afgelegd, blijkt genoegzaam van een vooropgezet plan, van medeplegen en van de intentie om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit. Er is geen sprake van dubbel opzet: niet op de poging en niet op het gronddelict. De verdachte heeft gehandeld uit emotie. De verdachte heeft niet het plan gehad om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen bij de aangever. Hij wilde hem enkel afschrikken. Er zijn geen afspraken gemaakt. De verdachte heeft tijdens de escalatie geen tijd gehad te bedenken of hij het slachtoffer letsel zou toebrengen. Opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, medeplegen en voorbedachte raad kunnen dan ook niet bewezen worden. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 7 september 2018 is aangever in zijn woning aan de [adres slachtoffer] te Reuver. Omstreeks 22.50 uur gaat de bel. Als aangever zijn voordeur openmaakt, krijgt hij meteen een paar klappen tegen de voorzijde van zijn hoofd en voelt dat hij meermalen met een stok wordt geslagen. [2] Een van de twee daders, de grootste, houdt de stok vast in beide handen voor zijn lichaam en stoot met de voorkant van het wapen op het voorhoofd van aangever [3] . De twee personen dragen bivakmutsen. Aangever loopt achteruit. In de gang ontstaat een worsteling waarbij aangever wordt geslagen. Aangever blijft zich verzetten en gilt en slaat terug. Op het moment dat aangever begint te gillen, voelt hij dat de kleinste van de twee zijn elleboog om zijn nek plaatst en dat hij steeds harder knijpt. Hij krijgt bijna geen adem. De grootste dader blijft ondertussen slaan met een stok. Het lukt aangever om los te komen uit zijn greep. Hij rent naar buiten en komt ten val. De grote dader rent weg en de kleine dader pakt aangever vast. Er volgt buiten een knokpartij waarbij over en weer geslagen wordt. Buren roepen dat ze moeten stoppen. De kleine dader rent weg en aangever pakt een steen en gooit deze in zijn richting. Beiden rennen in elkaars richting en er ontstaat weer een worsteling. De buurman van aangever, [getuige 1] , helpt om de kleinste dader te overmeesteren. [4] De ter plaatse gekomen politie ontmaskert de kleinste dader. Het blijkt te gaan om verdachte [verdachte] , hierna: verdachte. [5] Aangever is onder behandeling bij een fysiotherapeut [6] . Hij heeft nog last van zijn knie. Ook heeft hij sinds de zwellingen van zijn hoofd zijn weggetrokken last van hoofdpijn, en lijdt hij aan slapeloosheid vanwege de flashbacks. [7]
Verdachte was die avond bij zijn neef op bezoek geweest. Samen met zijn mededader was hij in de auto gestapt en naar de aangever gereden, omdat hij erg kwaad op hem was. Aangever zou ongepast gedrag naar zijn vriendin hebben vertoond en opmerkingen over haar hebben gemaakt die de verdachte geraakt hadden. Zijn mededader ging mee, omdat hem dit een veiliger gevoel gaf. Hij wilde wraak nemen. Hij had een wapenstok bij zich en had een bivakmuts over zijn hoofd gedaan. [8]
3.3.2
Bewijsoverwegingen
Medeplegen
Medeplegen veronderstelt een zekere mate van nauwe en bewuste samenwerking. Dit impliceert dubbel opzet: (voorwaardelijk) opzet op het medeplegen en op de bestanddelen waarop de pleger opzet moet hebben. De samenwerking moet intensief zijn en kan blijken uit voorafgaande en/of stilzwijgende afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren ervan.
De rechtbank stelt vast dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader. Ze zijn samen naar de woning van het slachtoffer gereden, zijn daar direct na elkaar binnengedrongen en hebben het slachtoffer samen mishandeld. Het opzet op het medeplegen komt, naast dit gezamenlijk optreden, tot uitdrukking in de omstandigheid dat verdachte het slachtoffer in een nekklem hield terwijl zijn mededader hem bleef slaan. De rechtbank acht medeplegen bewezen verklaard.
Opzet
Opzettelijk handelen is willens en wetens handelen. De rechtbank overweegt dat bij het met een stevige stok hard inslaan op het hoofd van een ander de kans op zwaar lichamelijk letsel dusdanig groot is dat het niet anders kan dan dat dergelijk letsel ook beoogd wordt door de dader(s). Nu de verdachte en zijn mededader evenwel niet in hun opzet zijn geslaagd, kan slechts een poging tot opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel worden bewezen.
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van de voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen/genomen besluit en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Hij moet de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap hebben gegeven.
De rechtbank concludeert uit de hiervoor opgenomen redengevende feiten en omstandigheden, waaronder met name verdachtes verklaring ter terechtzitting, dat verdachte en zijn mededader voordat zij in de auto stapten al het plan hadden opgevat om geweld tegen [slachtoffer] te gebruiken. Verdachte had zichzelf voorzien van een bivakmuts en een wapenstok, en ook in de auto waarmee zij naar het slachtoffer zijn gereden, zijn verzwaarde handschoenen, een wapenstok en een bivakmuts aangetroffen. De verdachte had zijn mededader verteld dat hij naar de aangever wilde om hem iets duidelijk te maken. Voor de verdachte en zijn mededader heeft daarom de gelegenheid bestaan zich te beraden over hun daad en de gevolgen ervan. De rechtbank zal voorbedachte raad dan ook bewezen verklaren.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair
op 7 september 2018 te Reuver tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat oogmerk die [slachtoffer] meermalen met een stok op het hoofd heeft geslagen, de keel heeft dichtgehouden en meermalen met een stok tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, en met als bijzondere voorwaarden de meldplicht, de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een contactverbod en een locatieverbod.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, passend is. De onvoorwaardelijke gevangenisstraf is daarmee conform het voorarrest, terwijl een maand voorwaardelijke gevangenisstraf volstaat als stok achter de deur. Daaraan zou een contactverbod als bijzondere voorwaarde kunnen worden verbonden. De door de reclassering geadviseerde gedragsinterventie cognitieve vaardigheden acht de raadsman niet nodig.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte wilde verhaal halen omdat het slachtoffer verdachtes vriendin seksueel getinte berichten zou hebben gestuurd. Verdachte, die het slachtoffer reeds vele jaren kende en met wie hij in het verleden goede vrienden was geweest, besloot hierop samen met een ander, gemaskerd en met een wapenstok gewapend, in de woning van het slachtoffer binnen te dringen en hem daar te mishandelen. Het slachtoffer heeft slechts erger kunnen voorkomen door zich naar buiten te vechten, waarna verdachtes mededader op de vlucht is geslagen en waar verdachte met de hulp van toegesnelde buren kon worden overmeesterd. De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een volstrekt ontoelaatbare vorm van eigenrichting. De gewelddadigheden hebben zich in de late avonduren in een woonwijk afgespeeld. Dergelijke incidenten versterken de gevoelens van onveiligheid en onrust voor de omwonenden en de maatschappij in het algemeen, terwijl voor het slachtoffer in het bijzonder geldt dat hij bij uitstek in zijn eigen woning zich veilig moet weten. Naar algemene ervaringsregels kan het lang duren voordat dit gevoel van veiligheid weer terugkeert.
Uit de justitiële documentatie van de verdachte blijkt dat hij eerder voor geweldsmisdrijven is veroordeeld. Het feit is bovendien gedurende een proeftijd gepleegd van een voor een ander geweldsdelict voorwaardelijk opgelegde straf.
De rechtbank heeft acht geslagen op het ongedateerde advies van Reclassering Nederland ten behoeve van de raadkamerzitting voorlopige hechtenis en van het advies aan opdrachtgever toezicht gedateerd 27 februari 2019.
Bij de ernst van het feit past slechts een aanzienlijke vrijheidsbenemende straf. Bij de bepaling van de duur hiervan heeft de rechtbank acht geslagen op hetgeen doorgaans in vergelijkbare gevallen aan straf wordt opgelegd, waarbij zij in het bijzonder heeft gelet op de omstandigheid dat het onderhavige incident zich in en rond de woning van het slachtoffer heeft afgespeeld, dat de verdachte een vooropgezet plan had, gemaskerd en gewapend was en een mededader heeft meegenomen. Dat het slachtoffer geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en het daardoor bij een poging is gebleven, is niet aan het handelen van de verdachte te danken.
Alles afwegende, en indachtig de adviezen van de reclassering, acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie geëist passend en geboden. Het voorwaardelijke deel moet de verdachte in de toekomst weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank zal hieraan als bijzondere voorwaarden naast het reclasseringstoezicht ook een meldplicht, het deelnemen aan een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en een locatie- en contactverbod verbinden.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een schadevergoeding gevorderd van in totaal
€ 2.289,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gevorderde schade bestaat uit de posten:
materiële schade
  • kosten fysiotherapie € 120,-
  • kosten eigen risico reparatie voordeur € 100,-
  • kosten reparatie horloge € 69,-
immateriële schade€ 2.000,-
Daarbij heeft de benadeelde partij verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot gehele toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij primair aangevoerd dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade gematigd dient te worden tot een bedrag van maximaal € 750,-.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij en hetgeen verder ter terechtzitting is gebleken, voldoende vast komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreekse schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
Nu de vordering ten aanzien van de materiële schadeposten niet is betwist en met bewijsstukken is onderbouwd, acht de rechtbank de door [slachtoffer] gevorderde materiële kosten volledig voor toewijzing vatbaar.
Daarnaast is voldoende komen vast te staan dat de verdachte met het bewezenverklaarde aan de benadeelde partij tevens immateriële schade heeft toegebracht. De rechtbank heeft dit bedrag in redelijkheid vastgesteld op € 750,-. Rekening houdend met de omstandigheid dat, zoals blijkt uit de door [slachtoffer] overgelegde stukken, hij reeds voor het incident leed aan PTSS en na het bewezenverklaarde tot op de dag van vandaag (hernieuwd) psychische klachten ondervindt die behandeling behoeven, zal de rechtbank de benadeelde voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij zal zich daarvoor tot de burgerlijke rechter moeten wenden.
De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 7 september 2018.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor een bedrag van € 1.039,-, nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor deze schade die door het strafbare feit is toegebracht.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

Bij arrest van 12 juli 2017 heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Bij schriftelijke vordering van 1 februari 2019 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, omdat de verdachte de algemene voorwaarde zou hebben overtreden door zich schuldig te maken aan een strafbaar feit, zoals tenlastegelegd in de onderhavige zaak.
Ter zitting heeft de officier van justitie gevorderd de vordering toe te wijzen.
De verdediging heeft zich niet verzet tegen de tenuitvoerlegging indien de verdachte wordt schuldig bevonden aan het onderhavige feit.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich tijdens de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en daarmee een van de aan de voorwaardelijke veroordeling verbonden algemene voorwaarden heeft overtreden. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 47 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde blijft zich melden op de afspraken met de Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het toezicht uit te voeren. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa+ of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer;
de veroordeelde heeft op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de aangever [slachtoffer] , zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
e veroordeelde mag zich niet bevinden op de [straatnaam slachtoffer] te Reuver, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , wonende te Reuver, ten aanzien van het primaire feit gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 1.039,-, bestaande uit € 289,- aan materiële en € 750,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over de periode van 7 september 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • verklaart de benadeelde voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot op heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer] , van € 1.039,-, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente over de periode van 7 september 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre is komen te vervallen;
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling inzake parketnummer
20/001251-15
  • wijst de vordering van de officier van justitie toe;
  • gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 20/001251-15 door het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één week.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. Witteman, voorzitter, mr. drs. J.M.A. van Atteveld en mr. F.L.G. Geisel, rechters, in tegenwoordigheid van M.S.E.M. Oude Hengel, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 maart 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 7 september 2018 te Reuver, in elk geval in de gemeente
Beesel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met dat oogmerk die [slachtoffer] ,
- meermalen, althans eenmaal, met een stok, althans een hard en/of stomp
voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- ( met een elleboog) de keel dicht heeft/hebben geknepen en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een stok, althans een hard en/of stomp
voorwerp, tegen het lichaam heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 7 september 2018 te Reuver, in elk geval in de gemeente
Beesel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal, met een stok, althans een hard en/of stomp
voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- ( met een elleboog) de keel dicht heeft/hebben geknepen en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een stok, althans een hard en/of stomp
voorwerp, tegen het lichaam heeft/hebben geslagen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, districtsrecherche Noord- en Midden Limburg, proces-verbaalnummer 2018137520, gesloten d.d. 7 januari 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 199.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 7 september 2018 op pagina 104 tot en met 106.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 21 december 2018 op pagina 129.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 7 oktober 2018 op pagina 118 tot en met 122 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 7 september 2018 op pagina 138.
5.Proces-verbaal van aanhouding door burger d.d. 8 september 2018 op pagina 18.
6.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 7 oktober 2018 op pagina 118 tot en met 122.
7.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 7 oktober 2018 op pagina 118 tot en met 122.
8.Verklaring ter terechtzitting d.d. 8 maart 2019 van verdachte [verdachte] .