ECLI:NL:RBLIM:2019:2606

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 maart 2019
Publicatiedatum
21 maart 2019
Zaaknummer
C/03/257939 / FA RK 18-4582
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling rechtsvermoeden van overlijden na langdurige vermissing

Op 21 maart 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond een beschikking gegeven in een zaak betreffende het rechtsvermoeden van overlijden van een vermiste persoon. De verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. R.H.L. van de Laar, heeft aangevoerd dat haar partner, [naam], al bijna zeven jaar geleden is verdwenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de vermiste nog in leven is, aangezien hij niet is verschenen ter zitting en er geen andere personen zijn die van zijn in leven zijn hebben doen blijken. De rechtbank heeft eerder op 9 januari 2019 bepaald dat de vermiste zou worden opgeroepen, maar deze oproep heeft geen resultaat opgeleverd. De rechtbank concludeert dat er een rechtsvermoeden van overlijden bestaat, nu er meer dan vijf jaar zijn verstreken sinds de laatste keer dat de vermiste in leven is gezien. De vermoedelijke overlijdensdatum is vastgesteld op 30 maart 2012, de dag volgend op de laatste tijding van leven. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verzoekster de kosten van de procedure ten laste van het vermogen van de vermiste kan brengen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier S.C.J. Dullens-Servais.

Uitspraak

Rechtbank Limburg

Familie en jeugd
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/257939 / FA RK 18-4582
Beschikking van 21 maart 2019
op het verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [adresgegevens verzoekster] ,
hierna te noemen verzoekster respectievelijk de dochter,
advocaat: mr. R.H.L. van de Laar;

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
  • de beschikking van deze rechtbank van 9 januari 2019, waarbij is bepaald dat de vermiste [naam] namens verzoekster door de griffier ter terechtzitting zal worden opgeroepen teneinde van zijn in leven zijn te doen blijken;
  • de oproepingen door de griffier op 12 januari 2019 in het dagblad De Telegraaf en in de Staatscourant en gerectificeerd op 29 januari 2019;
  • de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 14 maart 2019 en waarbij zijn verschenen:
  • verzoekster, bijgestaan door mr. Van de Laar,
  • de heer [naam partner] , partner van verzoekster,
  • mevrouw [naam zus] , zus van verzoekster.

1.De vaststellingen en overwegingen

1.2.
De vermiste is niet verschenen ter terechtzitting van14 maart 2019.
1.3.
Verzoekster heeft ter zitting aangevoerd dat de vermiste [naam] al bijna zeven jaar geleden is verdwenen. Het is zeer waarschijnlijk dat de vermiste [naam] door een misdrijf om het leven is gekomen.
1.4.
De rechtbank is van oordeel dat er, nu er meer dan vijf jaren verstreken zijn sedert de laatste dag dat de vermiste [naam] in leven is gezien en hij niet ter zitting is verschenen, noch iemand voor hem is opgekomen die behoorlijk van zijn in leven zijn heeft doen blijken, een rechtsvermoeden van zijn overlijden bestaat.
1.5.
Ingevolge artikel 1:414, derde lid van het Burgerlijk Wetboek merkt de rechtbank als vermoedelijke overlijdensdag aan de dag volgend op die van de laatste tijding van het leven van vermiste op 29 maart 2012, dus 30 maart 2012.

2.De beslissing

De rechtbank:
2.1.
verklaart dat er een rechtsvermoeden bestaat van het overlijden op 30 maart 2012 van [naam vermiste] , geboren te [geboortegegevens vermiste] ;
2.2.
bepaalt dat verzoekster de kosten die zij gemaakt heeft in verband met onderhavige procedure, ten laste van het vermogen van [naam vermiste] kan brengen;
2.3.
bepaalt dat de griffier, zodra de onderhavige beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift daarvan zal zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Echt-Susteren, zodat de ambtenaar van de beschikking een akte van inschrijving zal opmaken.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J.M. Boogaard-Derix, rechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van S.C.J. Dullens-Servais, griffier op 21 maart 2019.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.