Op 21 maart 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond een beschikking gegeven in een zaak betreffende het rechtsvermoeden van overlijden van een vermiste persoon. De verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. R.H.L. van de Laar, heeft aangevoerd dat haar partner, [naam], al bijna zeven jaar geleden is verdwenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de vermiste nog in leven is, aangezien hij niet is verschenen ter zitting en er geen andere personen zijn die van zijn in leven zijn hebben doen blijken. De rechtbank heeft eerder op 9 januari 2019 bepaald dat de vermiste zou worden opgeroepen, maar deze oproep heeft geen resultaat opgeleverd. De rechtbank concludeert dat er een rechtsvermoeden van overlijden bestaat, nu er meer dan vijf jaar zijn verstreken sinds de laatste keer dat de vermiste in leven is gezien. De vermoedelijke overlijdensdatum is vastgesteld op 30 maart 2012, de dag volgend op de laatste tijding van leven. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verzoekster de kosten van de procedure ten laste van het vermogen van de vermiste kan brengen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier S.C.J. Dullens-Servais.