ECLI:NL:RBLIM:2019:2584

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
20 maart 2019
Zaaknummer
C/03/240962 / HA ZA 17-515
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake bewijswaardering deskundigenrapport en valsheid van handtekeningen

Op 20 maart 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis gewezen in een civiele zaak tussen eiser en gedaagde, waarbij de bewijswaardering van een deskundigenrapport centraal stond. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.F.A. Bronneberg, heeft gedaagde, vertegenwoordigd door mr. C.H.J.M. van Heugten, aangeklaagd wegens valsheid in geschrifte. De rechtbank heeft eerder een deskundige benoemd, drs. M. de Monchy, om de authenticiteit van handtekeningen op bankafschriften te onderzoeken. De deskundige concludeerde dat de handtekeningen op 19 van de 19 onderzochte overschrijvingsformulieren niet door eiser zijn gezet, wat leidde tot de conclusie dat gedaagde deze handtekeningen heeft vervalst. De rechtbank heeft vastgesteld dat het totaalbedrag van de vervalste handtekeningen € 88.642,56 bedraagt, en heeft de vordering van eiser voor dit bedrag toegewezen.

In het vonnis werd ook ingegaan op de gevolgen van de vastgestelde valsheid. De rechtbank oordeelde dat gedaagde moet bewijzen dat de opgenomen gelden ten goede zijn gekomen aan eiser, en dat gedaagde een duidelijke en concrete omschrijving moet geven van de betalingen die zijn gedaan met de door eiser opgenomen gelden. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere beslissingen en bewijslevering door gedaagde. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.R. Sijmonsma.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/240962 / HA ZA 17-515
Vonnis bij vervroeging van 20 maart 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. H.F.A. Bronneberg,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat thans mr. C.H.J.M. van Heugten.
Eiser zal hierna [eiser] genoemd worden en gedaagde [gedaagde] . De rechtbank zal de nummering van het hierna genoemde tussenvonnis voortzetten.

9.Het verloop van de procedure

9.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het door deze rechtbank tussen partijen gewezen tussenvonnis van 8 augustus 2018;
  • het rapport van een vergelijkend onderzoek van handtekeningen in de zaak van 22 december 2018;
  • de door [eiser] genomen conclusie na deskundigenbericht;
  • de door [gedaagde] genomen conclusie na deskundigenbericht;
9.2
Nadat partijen vonnis hebben gevraagd, is vonnis bepaald.

10.De beoordeling

10.1
De rechtbank heeft in voornoemd tussenvonnis tot deskundige benoemd drs. M. de Monchy en de deskundige gevraagd:
a. zijn de handtekeningen gezet op de door [gedaagde] als productie 4 bij haar akte na comparitie van partijen en na descente overgelegde 15 overschrijvingsformulieren, waarbij telkens gelden zijn afgeschreven van bankrekening [rekeningnummer] geschreven door [eiser] ?
b. heeft u verder nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor de onderhavige zaak?
10.2.1
De deskundige heeft in par. 2.1 van haar rapport vermeld dat zij 28 overschrijvingsformulieren heeft onderzocht en verwijst daarbij naar Bijlage I in haar rapport. Die bijlage bevat 27 in plaats van 28 overschrijvingsformulieren. De deskundige moest onderzoeken de door [gedaagde] als productie 4 bij haar akte na comparitie van partijen en na descente overgelegde 15 overschrijvingsformulieren, waarbij telkens gelden zijn afgeschreven van bankrekening [rekeningnummer] . In het rapport heeft de deskundige over 11 van die feitelijk 14 (één formulier is twee maal overgelegd, zie hierna) overschrijvingsformulieren gerapporteerd. Zonder toelichting is geen rapportage gegeven van de als 8 (handgeschreven) genummerde overschrijving (€ 3.000,- met als middelste nummer onderaan “117081113”, welke overschrijving dubbel is overgelegd, namelijk ook als 14 (handgeschreven), de als 9 (handgeschreven) genummerde overschrijving (€ 10.000,- met als middelste nummer onderaan “217081109”) en de als 13 (handgeschreven) genummerde overschrijving (€ 3.000,- met als middelste nummer onderaan “717093102”). De deskundige rapporteert in “7. conclusie” dat er op basis van het haar ter beschikking gestelde materiaal “
zeer veel steun” bestaat “
voor de hypothese, dat de betwiste handtekeningen geen echte handtekeningen zijn van de heer [eiser] , maar een (slechte) nabootsing ervan.”
Onder “8. Beantwoording van de gestelde vraag” antwoordt de deskundige in sub 2 dat in de onderhavige casus gesteld kan worden dat de handtekeningen op het materiaal met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet door [eiser] zijn geproduceerd. De uitdrukking “met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid” duidt, zo schrijft de deskundige even verder, op de meest verregaande mate van verschil die tussen de vergeleken handschriften kan worden vastgesteld.
10.2.2
Vergelijking van de door de deskundige in haar rapport als Bijlage I overgelegde 27 overschrijvingsformulieren enerzijds met de door [gedaagde] als productie 3 overgelegde 12 overschrijvingsformulieren en de door haar als productie 4 overgelegde 15 overschrijvingsformulieren (bij haar akte na comparitie van partijen en na descente) anderzijds, wijst uit dat de deskundige ook de handtekeningen op tien van die 12 als productie 3 overgelegde overschrijvingsformulieren heeft onderzocht. Zij heeft niet onderzocht de handtekening op het afschrift waarop met de hand “1” is geschreven (waarop onderaan als middelste nummer is vermeld “114258112) en € 15.000,- naar de betaalrekening van [eiser] is overgeschreven. Evenmin heeft de deskundige onderzocht de handtekening op het afschrift waarop met de hand “3” is geschreven (waarop onderaan als middelste nummer is vermeld “713336111”) en € 3.000,- naar de betaalrekening van [eiser] is overgeschreven.
Uit de eerste alinea van sub 1 van par. 8, beantwoording van de gestelde vragen, blijkt het volgende: de handtekening op het afschrift waarop met de hand “11” is geschreven (waarop onderaan als middelste nummer is vermeld “114258111”) en € 18.000,- naar de betaalrekening van [eiser] is overgeschreven, is volgens de deskundige authentiek. Het betreft hier de handtekening die de deskundige in Bijlage IVa van het rapport heeft genummerd als B-05. De handtekening op het afschrift waarop met de hand “12” is geschreven (waarop onderaan als middelste nummer is vermeld “614258114”) en € 2.000,- naar de betaalrekening van [eiser] is overgeschreven, is volgens de deskundige ook authentiek. Het betreft hier de handtekening die de deskundige in Bijlage IVa van het rapport heeft genummerd als B-15. Van de overige 8 overschrijvingsformulieren die zijn overgelegd als productie 3 heeft de deskundige eveneens geantwoord dat in de onderhavige casus gesteld kan worden dat de handtekeningen op het materiaal met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet door [eiser] zijn geproduceerd.
10.2.3
Partijen hebben in hun conclusie na deskundigenbericht geen bezwaar aangevoerd tegen de door de deskundige gegeven antwoorden en ook de rechtbank ziet geen onjuistheden in die antwoorden. Die antwoorden worden dan ook als juist aangemerkt en de rechtbank zal daarvan uitgaan. Dit betekent dat 19 handtekeningen op 19 overschrijvingsformulieren niet zijn gezet door [eiser] . In het tussenvonnis van 30 mei 2018 is in rov. 4.3 geoordeeld dat niemand anders dan [eiser] of [gedaagde] de betreffende handtekeningen kunnen hebben gezet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die maken dat op dit oordeel moet worden teruggekomen. Dit leidt tot de conclusie dat [gedaagde] dus in elk geval 19 maal de handtekening van [eiser] heeft vervalst.
10.3
Het totaalbedrag van de als productie 4 door [gedaagde] bij haar akte na comparitie van partijen en na descente overgelegde 11 bankafschriften waarvan de handtekening niet door [eiser] is gezet, is € 88.642,56. De vordering van [eiser] wordt in elk geval voor dit bedrag toegewezen.
10.4.1
In het tussenvonnis van 30 mei 2018 is in rov. 4.3 vermeld dat de rechtbank in dat vonnis in het midden laat welke gevolgen aan een vastgestelde valsheid zullen worden verbonden. Thans is het moment aangebroken om de vraag te beantwoorden of en zo ja welke gevolgen aan de geconstateerde valsheden moeten worden verbonden. Het voert te ver om aan de valsheden het gevolg te verbinden dat [gedaagde] al het in de periode van januari 2017 tot en met 11 juli 2017 van de Rabo BasisRekening van [eiser] afgeschreven geld, in totaal volgens productie 4 dagvaarding € 195.317,85, moet terugbetalen. [eiser] heeft in elk geval enig geld moeten uitgeven teneinde te voorzien in zijn levensonderhoud en gesteld noch gebleken is dat hij zelf op noemenswaardige schaal boodschappen heeft gedaan om in zijn levensonderhoud te voorzien. Een passend aan voornoemde valsheden te verbinden gevolg is wel dat [gedaagde] van op het eerste gezicht niet verklaarbare opnames zal dienen te bewijzen dat die opgenomen gelden ten goede zijn gekomen aan [eiser] en/of met goedvinden van [eiser] zijn opgenomen en besteed. Het niet verklaarbare van opnames of bestedingen kan bijvoorbeeld zijn gelegen in de hoogte van het bedrag en/of de bijzondere besteding en/of de frequentie van de opnamesoort. Meegewogen wordt ook het feit dat [eiser] in de periode van januari 2017 tot en met 11 juli 2017 92 jaar oud was, een leeftijd waarop men gemiddeld genomen niet meer heel mobiel is. Bedragen die zouden kunnen vallen onder normale boodschappen, vallen binnen het bereik van de volmacht zoals [eiser] zelf ter comparitie op 17 januari 2018 heeft verklaard. [eiser] heeft toen ook verklaard verschillende etentjes voor zijn rekening te hebben genomen, zodat ook die betreffende betalingen in beginsel niet vallen binnen het bereik van “niet verklaarbaar”. Gelet op de genoemde verklaring van [eiser] vallen wel binnen het bereik van “niet verklaarbaar” de betalingen aan [naam notariskantoor] ( [naam notariskantoor] ).
10.4.2
De volgende op productie 4 dagvaarding vermelde opnames zijn niet zonder meer verklaarbaar:
14 januari 2017: geldautomaat € 600,- (2x)
26 januari 2017: geldautomaat € 600,- (2x)
2 februari 2017: geldautomaat € 600,- en € 650,-
2 februari 2017: welness kliniek Genk € 645,-
4 februari 2017: bloemerie € 170,-;
7 februari 2017: [naam notariskantoor] € 2.500,-;
8 februari 2017: Media markt € 657,96 en € 215,99;
9 februari 2017: dierenarts € 596,86;
10 februari 2017: [naam notariskantoor] € 3.000,-;
12 februari 2017: geldautomaat € 600 en € 650,-;
16 februari 2017: [naam notariskantoor] € 3.000,-;
16 februari 2017: geldautomaat € 600 en € 650,-;
23 februari 2017: [naam notariskantoor] € 2.675,32;
23 februari 2017: geldautomaat € 600 en € 650,-;
23 februari 2017: dierenartsen € 71,01;
28 februari 2017: tommy teleshopping € 164,80;
28 februari 2017: boekenvoordeel Amsterdam € 156,93;
1 maart 2017: tommy teleshopping € 176,75;
2 maart 2017: prijsmepper € 164,25 en € 83,94;
2 maart 2017: euroland Amsterdam € 47,55;
3 maart 2017: prijsmepper € 47,15;
4 maart 2017: keukenshop Carmen € 3.000;
4 maart 2017: geldautomaat € 650 en € 600,-;
8 maart 2017: Media Markt € 948,- en € 138,-;
9 maart 2017: geldautomaat € 650 en € 600,-;
11 maart 2017: keukenstudio Carmen € 3.000,-;
13 maart 2017: Euroland Amsterdam € 100,20;
13 maart 2017: de oase van Beek € 324,60;
16 maart 2017: geldautomaat € 650 en € 600,-;
16 maart 2017: Euroland Amsterdam € 14,45;
16 maart 2017: de oase van Beek € 218,-;
16 maart 2017: muziekland Beek € 402,15;
16 maart 2017: dierenartsen € 200,-;
21 maart 2017: geldautomaat € 600 en € 650,-;
22 maart 2017: the read shop € 241,50;
22 maart 2017: mediamarkt € 1.233,95;
23 maart 2017: BCC Beek € 733,85 en € 703,90 en € 29,98;
23 maart 2017: Blokker € 115,96;
23 maart 2017: muziekland Beek € 458,30;
26 maart 2017: geldautomaat € 650 en € 600,-;
27 maart 2017: tommy teleshopping € 238,90;
27 maart 2017: dierenartsen € 223,53;
29 maart 2017: keukenstudio Carmen € 323,- en € 500,-;
29 maart 2017: media markt € 61,98;
30 maart 2017: geldautomaat € 650 en € 600,- en € 50,-;
1 april 2017: den dekker dussen € 370,-;
3 april 2017: L’ortye tuin&bouw € 3.000,-;
4 april 2017: BCC Beek € 649,90;
5 april 2017: geldautomaat € 650 en € 600,-;
10 april 2017: tommy teleshopping € 416,45;
10 april 2017: dierenartsen € 645,-;
13 april 2017: geldautomaat € 650 en € 250,- en € 350,- en € 150,-;
13 april 2017: L’ortye tuin&bouw € 3.000,-;
18 april 2017: dierenhofke € 96,90;
19 april 2017: drogisterij de salam € 500,-;
19 april 2017: sjieke kraom € 273,-;
19 april 2017: dierenartsen € 40,90;
20 april 2017: geldautomaat € 650 en € 600,-;
20 april 2017: L’ortye tuin&bouw € 3.000,-;
20 april 2017: adelheid antiek € 1.000,-;
22 april 2017: muziekland Beek € 761,80;
27 april 2017: geldautomaat € 650 en € 250,- en € 350;
28 april 2017: dierenartsen € 200,-;
1 mei 2017: Aveve Beek € 353,25;
2 mei 2017: tommy teleshopping € 366,35;
4 mei 2017: concentra media € 121,57;
4 mei 2017: geldautomaat € 650 en € 600,-;
4 mei 2017: kwantum Beek € 600,-;
8 mei 2017: read shop € 105,-;
10 mei 2017: L’ortye tuin&bouw € 2.066,25,-;
10 mei 2017: adelheid antiek € 268,35,-;
14 mei 2017: welcome Naela € 200,-;
16 mei 2017: geldautomaat € 650 en € 250,- en € 70,- en € 280,-;
19 mei 2017: geldautomaat € 650 en € 600,-;
22 mei 2017: tommy teleshopping € 408,95;
24 mei 2017: dierenhofke € 63,15;
27 mei 2017: geldautomaat € 700,-;
30 mei 2017: geldautomaat € 500,-;
8 juni 2017: foto delahaye € 549,-;
12 juni 2017: tommy teleshopping € 266,70;
21 juni 2017: geldautomaat € 800,-;
29 juni 2017: geldautomaat € 600,-;
29 juni 2017: foto delahaye € 389,54 en € 69,-;
3 juli 2017: geldautomaat € 520,-;
7 juli 2017: Dirix Elsoo € 2.000,-;
11 juli 2017: tommy teleshopping € 389,60.
[gedaagde] wordt in staat gesteld om te bewijzen dat al deze opgenomen gelden ten goede zijn gekomen aan [eiser] en/of met goedvinden van [eiser] zijn opgenomen en besteed. Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat uit alleen de “Algemene Volmacht” (zie tussenvonnis 30 mei 2018, rov. 2.3) nog niets valt af te leiden wat dit betreft. In die volmacht is alleen vermeld dat [gedaagde] [eiser] kan en mag vertegenwoordigen. Uit deze bewoordingen volgt niet dat dus alle met geld van [eiser] gedane betalingen zijn gedaan door vertegenwoordigster [gedaagde] namens vertegenwoordigde [eiser] .
De betreffende lijst is zolang en nog zo abstract dat [gedaagde] , voordat zij de gelegenheid krijgt om desgewenst wat dit betreft getuigenbewijs te leveren, eerst bij akte per post een duidelijke en concrete omschrijving dient te geven wat er precies is betaald met het uitgegeven geld. Bij wijze van voorbeeld: welke zaken zijn aangekocht met de afschrijvingen bij BCC (zie bijvoorbeeld 23 maart en 4 april) en Media markt (zie bijvoorbeeld 8 februari 2017 en 8 maart 2017) en welke concrete diensten zijn verleend door [naam notariskantoor] (zie bijvoorbeeld 7, 10 en 16 februari 2017).
10.4.3
Te zijner tijd zal [eiser] desgewenst in de gelegenheid worden gesteld om van alle overige nog niet aan de orde geweest zijnde afschrijvingen die zijn opgesomd in productie 4 dagvaarding te bewijzen dat deze zonder zijn toestemming en instemming zijn geschied.
10.5
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

11.De beslissing

De rechtbank:
11.1
laat [gedaagde] toe te bewijzen dat de hiervoor in rov. 10.4.2 genoemde opgenomen/afgeschreven gelden ten goede zijn gekomen aan [eiser] en/of met goedvinden van [eiser] zijn opgenomen en besteed;
11.2
bepaalt (MK)dat [gedaagde] allereerst bij akte, te nemen ter rolle van 24 april 2019, per post/opname een duidelijke en concrete omschrijving dient te geven wat er precies is betaald met het uitgegeven geld (zie rov. 10.4.2);
11.3
bepaalt dat indien [gedaagde] vervolgens bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal worden gehouden ten overstaan van mr. J.R. Sijmonsma, rechter, in het gerechtsgebouw te Maastricht aan het St. Annadal 1 op een datum en tijdstip als door de rechter zal worden bepaald, nadat [gedaagde] bij de hiervoor genoemde akte tevens heeft opgegeven of getuigen zullen worden voorgebracht, in dat geval onder opgave van het aantal en - zo mogelijk - de personalia van de getuigen;
11.4
verwijst de zaak naar de rol van 24 april 2019(4 weken na datum vonnis) voor akte houdende concrete omschrijving als vermeld in 11.2 en opgave getuigen aan de zijde van [gedaagde] , alsmede voor akte houdende verhinderdata in de eerste vier maanden vanaf de datum van opgave aan de zijde van beide partijen;
11.5
bepaalt dat [gedaagde] indien zij het bewijs niet of niet uitsluitend door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, zij die bewijsstukken en/of andere bewijsmiddelen op de rol van 24 april 2019 in het geding moet brengen;
11.6
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken.