ECLI:NL:RBLIM:2019:2292

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
12 maart 2019
Zaaknummer
03/659179-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak van ontuchtige handelingen wegens gebrek aan bewijs

Op 12 maart 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen op 7 juni 2018 in een zwembad in Weert. De rechtbank heeft de verdachte integraal vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat de handelingen, voor zover bewezen, niet zonder twijfel als ontuchtig konden worden gekwalificeerd volgens de wet. De rechtbank heeft overwogen dat het gedrag van de verdachte onacceptabel was, maar dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De verklaringen van de slachtoffers en getuigen waren inconsistent en er was geen steunbewijs dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte niet werd veroordeeld voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank benadrukte dat, hoewel de verdachte vrijgesproken werd, zijn gedrag onacceptabel was en gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers had veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659179-18
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Verkort vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 maart 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adres verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.K.T. Schoffelen, advocaat, kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 februari 2019. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1: op 7 juni 2018 in de gemeente Weert ontuchtige handelingen heeft verricht bij een meisje onder de zestien jaar;
feit 2: op 7 juni 2018 in de gemeente Weert ontuchtige handelingen heeft verricht bij een meisje onder de zestien jaar.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair wettig en overtuigend kan worden bewezen, met dien verstande dat alleen de feitelijkheid ‘onverhoeds aanraken van de bil’ kan worden bewezen. De verklaring van het slachtoffer [benadeelde partij 1] wordt in de context ondersteund door de verklaringen van de vader en de moeder van [benadeelde partij 1] , de verklaring van getuige [getuige 1] , de verklaring van getuige [getuige 2] en ook de verklaring van de verdachte zelf over het doel van zijn bezoek aan het zwembad.
De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat feit 2 primair wettig en overtuigend kan worden bewezen, met dien verstande dat alleen de feitelijkheid ‘onverhoeds aanraken van de bil’ kan worden bewezen. De verklaring van het slachtoffer [benadeelde partij 2] wordt in de context ondersteund door de verklaringen van de moeder van [benadeelde partij 2] , getuige [benadeelde partij 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 1] en ook de verklaring van de verdachte zelf over het doel van zijn bezoek aan het zwembad. De officier van justitie acht niet bewezen dat de verdachte aan de borst van het slachtoffer heeft gezeten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende steunbewijs is voor een bewezenverklaring en voor zover al bewezen zou kunnen worden verklaard dat de verdachte een of beide meisjes heeft aangeraakt dat aanraken niet als ontuchtig is aan te merken. De raadsman heeft verder gewezen op de verklaring van de verdachte, waarin hij zegt dat hij naar het zwembad is gegaan ‘om te kijken of er nu wel lekkere of oudere wijven waren’ en dat ‘er veel te jonge meiden rondliepen’ en dat dat er juist op wijst dat verdachte in het geheel geen verkeerde bedoelingen jegens de meisjes heeft gehad.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Inleiding
Op 7 juni 2018 hebben er gebeurtenissen plaatsgevonden in het zwembad in Weert die veel indruk op de slachtoffers en andere betrokkenen hebben gemaakt. De verdachte heeft zich, zo al blijkt uit het dossier, vervelend gedragen en mensen lastig gevallen. Dit heeft geleid tot de aangifte van [benadeelde partij 1] en de aangifte van [benadeelde partij 2] , welke aangiftes vervolgens hebben geresulteerd in de verdenking dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft verricht bij [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , die op dat moment twaalf jaar oud waren.
De rechtbank stelt vast dat er, behalve de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zelf, geen verklaringen van getuigen zijn die uit eigen waarneming hebben verklaard. Hetgeen de getuigen hebben verklaard, hebben zij ‘van horen zeggen’. Bovendien is er door de getuigen en klasgenootjes, die die dag ook in het zwembad waren, onderling gesproken over wat in het zwembad zou zijn gebeurd, voordat zij een verklaring hebben afgelegd. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de getuigen op een aantal punten erg uiteen lopen en er kennelijk de nodige ruis is ontstaan en niet uit te sluiten is dat de getuigen in hun verklaringen meer hebben verklaard dan wat zich feitelijk heeft afgespeeld. De rechtbank overweegt dat om die reden de verklaringen in het dossier met grote zorgvuldigheid en ook terughoudendheid moeten worden beoordeeld.
3.3.2
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit niet bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt als volgt.
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier ten aanzien van het zich opdringen, opwachten, achterna lopen, het uiten van genoemde bewoordingen of het aanraken van een arm van [benadeelde partij 1] onvoldoende steunbewijs bevat. Reeds om die reden zal de verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onverhoeds met kracht slaan op of tegen een van de billen van [benadeelde partij 1] overweegt de rechtbank als volgt.
Het slachtoffer [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat, toen zij bij de spiegels stond, er iemand plotseling heel hard op haar kont sloeg. Zij zag dat het die man (de rechtbank: de verdachte) was. Zij heeft tegen die meneer geschreeuwd: “Waarom raak je mij aan? Wat bezielt jou?”, waarop die man zei: “Jij hebt de politie gebeld, niet zeuren nu he?”. Die man keek haar heel boos aan.
De rechtbank is van oordeel dat niet buiten twijfel kan worden vastgesteld dat het slaan tegen de billen van [benadeelde partij 1] , bezien in de hele context, kan worden aangemerkt als een ontuchtige handeling in de zin van de wet. Niet is uit te sluiten dat het als mishandeling was bedoeld. Dat het zou gaan om een ontuchtige handeling past naar het oordeel van de rechtbank, anders dan door de officier van justitie is betoogd, ook niet zonder meer in de verklaring van de verdachte dat hij wilde kijken of er lekkere wijven waren, maar dat er veel te jonge meiden rond liepen.
3.3.3
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit niet bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt als volgt.
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier ten aanzien van het zich opdringen, achterna lopen, onverhoeds van achteren benaderen, bij een arm vastpakken, betasten, aanraken of wrijven over de rug of de borsten of het vasthouden van een bikinibandje van [benadeelde partij 2] onvoldoende steunbewijs bevat. Reeds om die reden zal de verdachte van deze onderdelen van de tenlasteleggingen worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onverhoeds van achteren aanraken of betasten van de billen van [benadeelde partij 2] overweegt de rechtbank als volgt.
Het slachtoffer [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat de verdachte met zijn hand de zijkant van haar rechterbil aanraakte toen zij het trapje opliep. De verdachte stond op dat moment achter haar in het zwembad.
Voor zover deze verklaring zou worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, is deze handeling naar het oordeel van de rechtbank geen handeling waarvan zonder twijfel kan worden aangemerkt als ontuchtig. De plaats en vluchtigheid van de aanraking aan de zijkant van de bil geeft daartoe onvoldoende aanleiding. De rechtbank ziet ook in de context waarin een en ander heeft plaatsgevonden onvoldoende aanwijzingen om tot een bewezenverklaring van een handeling van seksuele aard in strijd met de sociaal-ethische norm en derhalve van een ontuchtige handeling in de zin van de wet te komen.
Dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van hetgeen hem onder 1 en 2 is ten laste gelegd laat onverlet dat het gedrag van verdachte volstrekt onacceptabel is geweest. Zijn vreemde en zeker voor kinderen moeilijk invoelbaar gedrag heeft onmiskenbaar geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de kinderen die met school in het zwembad waren om met elkaar een leuke middag te hebben. Daarbij mag het duidelijk zijn dat het slaan en aanraken zoals [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] dat hebben aangegeven, ook nu dit niet als ontuchtig kan worden gekwalificeerd, onacceptabel is.

4.De benadeelde partijen

4.1
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de geleden immateriële schade als gevolg van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Aangezien aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor de verdachte niet zal worden veroordeeld, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard.
Aangezien de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank stelt deze kosten vast op nihil.
4.2
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de geleden immateriële schade als gevolg van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Aangezien aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor de verdachte niet zal worden veroordeeld, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard.
Aangezien de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank stelt deze kosten vast op nihil.
4.3
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de geleden materiële schade als gevolg van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Aangezien aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor de verdachte niet zal worden veroordeeld, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard.
Aangezien de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank stelt deze kosten vast op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreektde verdachte
vrijvan het tenlastegelegde;
Benadeelde partijen
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt tot heden begroot op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt tot heden begroot op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, voorzitter,
mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en mr. D.C.I. van Delft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 maart 2019.
Buiten staat:
Mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en mr. D.C.I. van Delft zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 07 juni 2018 in de gemeente Weert, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens) in een zwembad zich opdringen aan en/of opwachten van een persoon genaamd [benadeelde partij 1] en/of achterna lopen van die [benadeelde partij 1] en/of aan die [benadeelde partij 1] toevoegen van (de) woorden (van de strekking): "Zullen we samen van de glijbaan af gaan?" en/of "Draai om en laat mij eens jouw achterwerk zien." en/of "Je hebt een mooi achterwerk." en/of (onverhoeds) (van achteren) benaderen van die [benadeelde partij 1] en/of (vervolgens) (met kracht) (onverhoeds) slaan op/tegen een/de bil(len) van die [benadeelde partij 1] ,die [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het (onverhoeds) (met kracht) slaan op/tegen een/de bil(len) van die [benadeelde partij 1] en/of aanraken en/of betasten van en/of
wrijven over een arm van die [benadeelde partij 1] ;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 07 juni 2018 in de gemeente Weert, in elk geval in Nederland, met [benadeelde partij 1] , geboren op 15 november 2005, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (met kracht) slaan op/tegen een/de bil(len) van die [benadeelde partij 1] en/of aanraken en/of
betasten van en/of wrijven over een arm van die [benadeelde partij 1] ;
2.
hij op of omstreeks 07 juni 2018 in de gemeente Weert, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens) in een zwembad zich opdringen aan een persoon genaamd [benadeelde partij 2] en/of achterna lopen van die [benadeelde partij 2] en/of (onverhoeds) (van achteren) benaderen van die [benadeelde partij 2] en/of (onverhoeds) bij een arm vastpakken en/of vasthouden van die [benadeelde partij 2] en/of (onverhoeds) (van achteren) betasten en/of aanraken van en/of wrijven over de rug en/of een/de borst(en) van die [benadeelde partij 2] en/of (onverhoeds)
vastpakken en/of vasthouden van een bikinibandje van die [benadeelde partij 2] en/of (onverhoeds) (van achteren) aanraken en/of betasten van de/een bil(len) van die [benadeelde partij 2] , die [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens) (onverhoeds) (van achteren) aanraken en/of betasten van en/of wrijven over de rug en/of een/de borst(en) en/of bil(len) van die [benadeelde partij 2] ;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 07 juni 2018 in de gemeente Weert, in elk geval in Nederland, met [benadeelde partij 2] , geboren op 18 juli 2005, die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen,
althans eenmaal, (telkens) aanraken en/of betasten van en/of wrijven over de rug en/of een/de borst(en) en/of bil(len) van die [benadeelde partij 2] .