ECLI:NL:RBLIM:2019:2236

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
12 maart 2019
Zaaknummer
03/700348-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor brandstichting aan meerdere voertuigen met levensgevaar voor omwonenden

Op 12 maart 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 september 2018 in de gemeente Landgraaf brand heeft gesticht aan vijf voertuigen. De verdachte, geboren te Heerlen en gedetineerd in PI Limburg Zuid, werd bijgestaan door advocaat mr. J.J. Baltus. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 26 februari 2019, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie beschouwde het tenlastegelegde feit als bewezen, terwijl de verdediging betoogde dat er geen gevaar voor personen was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden met zich meebracht. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar vanwege psychische problemen, maar legde hem toch een gevangenisstraf op van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder behandeling door het FACT team en een verbod op middelengebruik. De rechtbank wees ook vorderingen van benadeelde partijen toe, maar verklaarde sommige vorderingen niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan op basis van verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700348-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 maart 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te Heerlen op [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte] ,
gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.J. Baltus, advocaat kantoorhoudende te Landgraaf.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 februari 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte brand heeft gesticht aan negen voertuigen waardoor personen en/of goederen in gevaar werden gebracht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het tenlastegelegde feit bewezen kan worden, gelet op de aangiften, het proces-verbaal van de forensische opsporing en de bekennende verklaring van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde bewezen kan worden, met uitzondering van de passage ‘gevaar voor personen’, nu dit onvoldoende blijkt uit het proces-verbaal van de forensische opsporing en de verdachte nooit het opzet heeft gehad om personen in gevaar te brengen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte brand heeft gesticht aan vijf voertuigen, namelijk de Fiat Panda ( [kentekennummer 1] ) van [slachtoffer 1] , de Suzuki Ignis ( [kentekennummer 2] ) van [slachtoffer 2] , de Opel Astra ( [kentekennummer 3] ) van [slachtoffer 3] , de Suzuki Jimny ( [kentekennummer 4] ) en de Mercedes-Benz ( [kentekennummer 5] ), waardoor gemeen gevaar voor die auto’s en de (inboedel van) nabijgelegen woningen te duchten was gelet op:
- de aangifte van [slachtoffer 1] [2] ,
- de aangifte van [slachtoffer 2] [3] ,
- de aangifte van [slachtoffer 3] [4] ,
- het proces-verbaal van sporenonderzoek [5] en
- de bekennende verklaring van de verdachte.
Primaire en secundaire brandhaarden
Van de overige voertuigen is niet onomstotelijk vast komen staan dat hierbij sprake was van een primaire brandhaard. Dit betreft de volgende voertuigen: de Opel Astra ( [kentekennummer 1] ) van [slachtoffer 4] , de Peugeot 208 ( [kentekennummer 6] ) van [slachtoffer 3] , de Nissan Micra
( [kentekennummer 7] ) van [slachtoffer 5] en de Suzuki Wagon ( [kentekennummer 8] ) van [slachtoffer 6] .
De schade aan deze voertuigen betreft gevolgschade en dat betekent dat aan deze voertuigen geen brand gesticht is, maar dat daar zich het gemeen gevaar voor goederen gerealiseerd heeft. De rechtbank zal de verdachte ten aanzien van de brandstichting aan deze voertuigen dan ook vrijspreken.
Levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen
De raadsman heeft aangevoerd dat uit het proces-verbaal van de forensische opsporing niet duidelijk naar voren is gekomen dat door de brand levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was voor de bewoners van de nabijgelegen woningen en dat de verdachte daarom van dit bestanddeel van de tenlastelegging vrijgesproken moet te worden.
De rechtbank volgt deze redenering niet.
De verbalisanten hebben op 4 september 2018 forensisch onderzoek verricht op de parkeerplaats aan de Brandhofstraat in Landgraaf, waar de branden hebben gewoed.
Zij hebben een proces-verbaal opgesteld waarin zij de schade aan de diverse voertuigen beschrijven en waarin zij ingaan op de gevolgen van de brand. Zij relateren in dit proces-verbaal, kort gezegd, het volgende.
De parkeerplaats waar de autobranden hebben plaatsgevonden, bevond zich ongeveer drie meter van de flat, waar merendeels senioren wonen. Zij waren grotendeels ook thuis en een aantal van hen was niet meer goed ter been. Door oplettendheid van buurtbewoners konden zij tijdig geëvacueerd worden. De wind waaide richting de flat. Bij autobranden komen giftige stoffen, dampen en vliegvuur vrij die door de wind via de deuren en ramen de woningen kunnen binnendringen met alle mogelijke gevolgen van dien. Daarom was er levensgevaar voor personen te duchten.
Door de branden is breukschade ontstaan in de ruiten van de galerij, ter hoogte van de woningen met de nummers 150, 152 en 154. Bij naastgelegen geparkeerde auto’s en begroeiing is door de hitte en het vuur roet- en brandschade ontstaan. Tevens was het wegdek van de parkeerplaats door roet en gesmolten materialen aangetast. Daarom is er gemeen gevaar voor goederen opgetreden en te duchten geweest [6] .
De rechtbank is van oordeel dat dit proces-verbaal voldoende duidelijk beschrijft waarom er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was. De rechtbank acht dan ook tevens dit bestanddeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 3 september 2018 in de gemeente Landgraaf meermalen opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met personenauto's, te weten:
- Fiat Panda (kenteken [kentekennummer 1] ) toebehorende aan [slachtoffer 1] en
- Suzuki Ignis (kenteken [kentekennummer 2] ) toebehorende aan [slachtoffer 2] en
- Opel Astra (kenteken [kentekennummer 3] ) toebehorende aan [slachtoffer 3] en
- Suzuki Jimny 4x4 ( [kentekennummer 4] ) en
- Mercedes-Benz E270 CDI ( [kentekennummer 5] ),
ten gevolge waarvan voornoemde personenauto's geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor die personenauto's en (de inboedel van) de nabijgelegen woningen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de nabijgelegen woningen te duchten was.
Hoewel het niet op die manier ten laste is gelegd, begrijpt de rechtbank dat de tenlastelegging zo dient te worden gelezen dat gemeen gevaar voor de personenauto’s en/of (de inboedel van) de woningen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de nabijgelegen woningen te duchten was. Door de tenlastelegging op die manier te interpreteren is de verdachte niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog mr. drs. [naam 1] en de psychiater [naam 2] hebben over de geestvermogens van de verdachte op 28 december 2018 respectievelijk 2 december 2018 een rapport uitgebracht.
Uit deze rapporten is het volgende beeld naar voren gekomen.
De verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met schizoïde en paranoïde trekken. Tevens lijdt hij aan een neuro-cognitieve stoornis in de vorm van anterograde amnesie en is sprake van een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag.
De verdachte maakte in de tijd voor het tenlastegelegde een moeilijke periode door. Hij was verzwakt door een onbehandelde diabetes en had zijn hond moeten laten inslapen. Hij stond er alleen voor en had het gevoel geen controle meer te hebben over de situatie. Hij raakte overspoeld door emoties en om deze gevoelens te dempen is hij gaan drinken, iets wat hij eigenlijk niet deed in verband met zijn diabetes. Na een paar dagen onder invloed te zijn geweest, heeft hij de branden gesticht.
Deze stoornissen beïnvloedden toen ook zijn gedragskeuzes en gedragingen.
De verdachte moet wel verstandelijk in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van de brandstichtingen in te kunnen zien. Hij was echter, als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek, niet goed in staat om zijn wil geheel vrij te bepalen. Daarom adviseren de deskundigen om het tenlastegelegde feit de verdachte verminderd toe te rekenen.
Als hij zonder interventie en zonder juridisch kader terug zou keren in de maatschappij, dan zou hij zijn leven weer op zelfde manier voortzetten. Hij heeft de neiging te ontkennen dat er problemen zijn en vermijdt deze. Als dat niet meer lukt, heeft hij geen copingvaardigheden om daarmee om te gaan.
De deskundigen adviseren daarom de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: behandeling door het FACT team, het houden aan de afspraken met de reclassering, het nemen van medicatie, het toestaan van huisbezoeken en het verbod op middelengebruik.
De rechtbank kan zich vinden in deze conclusie en dit advies en zal deze overnemen.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid geheel uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 3 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat, gelet op de persoonlijke situatie van de verdachte en het lage recidiverisico, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf passender zou zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft brand gesticht aan vijf voertuigen die geparkeerd stonden bij een flatgebouw waar voornamelijk oudere mensen wonen die niet meer goed ter been zijn.
Hij heeft op dat moment niet nagedacht over de schade die hij anderen toebracht en evenmin over de gevolgen die de brand zou kunnen hebben voor de bewoners van deze woningen, veelal mensen op leeftijd die niet meer goed uit de voeten kunnen. Deze bewoners zijn door de branden verrast en moesten, terwijl zij soms al in bed lagen, hals over kop hun woning verlaten. Dit is een zeer beangstigende situatie voor hen geweest, getuige ook de verklaring van de benadeelde partij Alberts.
De verdachte verkeerde op het moment dat hij de branden stichtte in een heel moeilijke situatie. Dit rechtvaardigt het plegen van deze feiten uiteraard niet. Bovendien heeft de verdachte deze brandstichtingen voorbereid. Hij is naar de Action gegaan en heeft daar lampenolie gekocht die hij heeft gebruikt bij het aansteken van de brand. De verdachte heeft dus doelbewust voorbereidingshandelingen verricht voor het plegen van dit feit. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De rechtbank houdt in het voordeel van de verdachte rekening met het feit dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de brandstichtingen. De verdachte heeft ter terechtzitting spijt betuigd en heeft aangegeven dat, toen hij besefte wat hij had gedaan, hij zichzelf direct heeft aangegeven bij de politie. Hij heeft nooit de intentie gehad om personen in gevaar te brengen. De rechtbank gelooft de verdachte, maar dit neemt niet weg dat de verdachte door zijn handelen wel personen in gevaar heeft gebracht. Hij had er beter aan gedaan in de aanloop naar deze gebeurtenis hulp te zoeken bij de Mondriaan, waar hij naar zijn zeggen regelmatig te vinden is.
De deskundigen hebben geconcludeerd dat het risico op herhaling laaggemiddeld is, mits de verdachte wordt begeleid en behandeld.
Gelet op het feit dat de verdachte een kwetsbare man is met psychische problemen – hoewel hij die zelf ontkent – en hij beseft wat hij heeft gedaan en spijt betuigt, is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar. Aan dit voorwaardelijk gedeelte verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling en een alcohol- en drugsverbod.
Deze straf brengt naar het oordeel van de rechtbank de ernst van de feiten voldoende tot uitdrukking en geeft een juridisch kader voor de bijzondere voorwaarden waaraan de verdachte zich dient te houden.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een schadevergoeding van € 650,00.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 705,00.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 1.500,00.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vorderingen van de benadeelde partijen geheel kunnen worden toegewezen, nu deze voldoende zijn onderbouwd en bovendien niet betwist.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte brand heeft gesticht aan de voertuigen van deze benadeelde partijen. De schade die aan deze voertuigen is ontstaan betreft gevolgschade, te weten schade als gevolg van de branden die de verdachte heeft gesticht. Het gevaar voor goederen heeft zich bij deze voertuigen gemanifesteerd. De verdachte is dus, ondanks de vrijspraak ten aanzien van de brandstichtingen aan deze voertuigen, in principe aansprakelijk voor deze schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en zal geheel worden toegewezen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] zal de rechtbank toewijzen voor wat betreft de gevorderde materiële schade.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
De benadeelde partij beschrijft dat zij na de brandstichting last heeft gehad van angstgevoelens. Dergelijke gevoelens kunnen bij hoge uitzondering onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek vallen, maar slechts in die gevallen waarin sprake is van een bijzonder ernstige normschending en gevolgen hiervan voor het slachtoffer.
In zaken waarvoor in een dergelijk geval een schadevergoeding is toegekend, gaat het om zeer ernstige strafbare feiten zoals verkrachting en het inrijden op een politieagent, waarbij geen lichamelijk letsel is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat deze bijzondere omstandigheden zich bij het onderhavige feit niet voordoen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dat deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] zal de rechtbank niet-ontvankelijk in de vordering verklaren, nu niet duidelijk is wat de geleden schade is en wat de benadeelde partij vordert.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren:
  • zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of
  • geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel
de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de SVG Reclassering Limburg Mondriaan op het telefoonnummer: 088-5068888 en zich hierna blijft melden, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren, huisbezoeken hierbij inbegrepen;
  • zich laat behandelen door het FACT team van Mondriaan, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • geen alcohol of drugs gebruikt een meewerkt aan controles hierop, zo vaak als de reclassering dit nodig vindt;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, [slachtoffer 6] , wonende te Landgraaf, te betalen € 650,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 3 september 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 6] , van € 650,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 13 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 3 september 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 205,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 3 september 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- verklaart de benadeelde partij met betrekking tot de immateriële schade niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 3] , van € 205,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 3 september 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
- verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 4] , wonende te Luik, België, niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.A.M. Spijkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 maart 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 3 september 2018 in de gemeente Landgraaf meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met (een) personenauto('s), te weten:
- Fiat Panda (kenteken [kentekennummer 1] ) toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of
- Opel Astra (kenteken [kentekennummer 9] ) toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of
- Suzuki Ignis (kenteken [kentekennummer 2] ) toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of
- Opel Astra (kenteken [kentekennummer 3] ) toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of
- Peugeot 208 (kenteken [kentekennummer 6] ) toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of
- Nissan Micra (kenteken [kentekennummer 7] ) toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of
- Suzuki Jimny 4x4 ( [kentekennummer 4] ) en/of
- Suzuki Wagon R+ ( [kentekennummer 8] ) en/of
- Mercedes-Benz E270 CDI ( [kentekennummer 5] ),
althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan voornoemde personenauto('s) geheel en/of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die personenauto('s) en/of (de inboedel van) de nabijgelegen woning(en) en/of de bewoner(s) van de nabijgelegen woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2018135097, gesloten d.d. 13 december 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 105, alsmede de niet genummerde pagina’s.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 5 september 2018, pagina 78 en 79.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 9 september 2018, pagina 83 en 84.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 6 september 2018, pagina 85 en 86.
5.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 14 januari 2019, pagina 13, 14, 19, 20, 21, 26 en 27.
6.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 14 januari 2019, pagina 31.