ECLI:NL:RBLIM:2019:2181

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
8 maart 2019
Zaaknummer
C/03/241182 / HA ZA 17-532
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van het I-criterium en schadevergoeding in de coffeeshopsector

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit [eiser sub 1], KICKX SITTARD B.V. en RELAX SITTARD B.V., schadevergoeding van de gemeente Sittard-Geleen wegens wanprestatie en onrechtmatig handelen met betrekking tot de handhaving van het I-criterium voor coffeeshops. De eisers waren vergunninghouders van de coffeeshops Skunk en Relax en stelden dat de gemeente hen niet had geïnformeerd over de herinvoering van het I-criterium, dat alleen ingezetenen van Nederland toegang tot coffeeshops zou verlenen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet in strijd met de overeenkomst handelde door het I-criterium te handhaven, aangezien de eisers op de hoogte hadden moeten zijn van de risico's verbonden aan hun bedrijfsvoering en de handhaving van het I-criterium. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van ondernemers in de coffeeshopsector om zich bewust te zijn van de geldende wet- en regelgeving en de risico's van hun activiteiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/241182 / HA ZA 17-532
Vonnis bij vervroeging van 6 maart 2019
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
KICKX SITTARD B.V., handelsnaam
Skunk Sittard,
gevestigd te Echt-Susteren,
3.
RELAX SITTARD B.V.,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
eisers,
advocaat mr. S.J.M. Peters
tegen:
Gemeente SITTARD-GELEEN,
zetelend te Sittard-Geleen,
gedaagde,
advocaat mr. S.A.R. Lely.
Eisers worden hierna tezamen eisers genoemd en ieder voor zich respectievelijk [eiser sub 1] , Skunk en Relax. Gedaagde wordt hierna de gemeente genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 22 producties;
  • de conclusie van antwoord met 35 producties;
  • het proces-verbaal van comparitie;
  • de conclusie van repliek met de producties 27 tot en met 35;
  • de conclusie van dupliek, tevens akte overlegging producties met de producties 36 tot en met 40;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald, dat bij vervroeging wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1
De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
a. [eiser sub 1] is vergunninghouder en exploitant van de coffeeshops Skunk en Relax te Sittard waarin al voor het jaar 1990 (sub 1 dagvaarding) onder meer softdrugs werden verkocht. De gemeente verleende vergunning op basis van de APV van de gemeente (derde bullit pag. 1 productie 1 dagvaarding).
De bij beschikking van 25 april 2012 aan Relax verleende vergunning (productie 36 dupliek) houdt in, voor zover hier van belang:
“(…)
Per1 mei 2012worden in de gemeenten van de provincies Limburg, Zeeland en Noord-Brabant het (…) ingezetenencriterium (I) ingevoerd (…).
Nieuwe vergunning
(…)
28. Coffeeshoplidmaatschappen mogen met ingang van 1 mei 2012 alleen worden afgegeven aan ingezetenen van Nederland van 18 jaar of ouder, (…)
Bent u het er niet mee eens?
Als u het met dit besluit niet eens bent, dan kunt u bezwaar aantekenen. U kunt dit doen op basis van de Algemene wet bestuursrecht. (…)”.
De aan Skunk afgegeven vergunning kent een vergelijkbaar I-criterium.
b. Bij overeenkomst van 23 december 2011 (productie 1 dagvaarding) zijn eisers en Hebi B.V. met de gemeente overeengekomen dat de nering van beide coffeeshops zou worden verplaatst van de locatie Stationsstraat 29 (Skunk) en Steenweg 3 (Relax) naar de begane grond van het pand Stationsplein 1a/b te Sittard (hierna het pand) waarvan de gemeente toen eigenaar was. De gemeente sprak in die overeenkomst verder haar bereidheid uit om het pand te verkopen aan Hebi B.V.
De overeenkomst houdt verder in, voor zover van belang:
“(…)
overwegende:
(…)
• dat partijen overleg hebben gevoerd over mogelijke verplaatsing van de beide coffeeshops naar een gezamenlijke locatie met betere randvoorwaarden voor de ontsluiting en exploitatie van beide coffeeshops;
• dat partijen daarbij overeenstemming hebben bereikt over aankoop van het bij de gemeente in eigendom zijnde pand Stationsplein la/b en over het opheffen van de beide exploitaties en gelijktijdige verplaatsing van de beide coffeeshops naar de beganegrondverdieping van het pand Stationsplein la/b
komen als volgt overeen:
art. 1
De verkoper/gemeente zal zich met inachtneming van haar publiekrechtelijke taak inspannen om:
a. binnen de mogelijkheden van het op 7 juli 2004 door de burgemeester van Sittard-Geleen vastgestelde coffeeshopbeleid, de bepalingen in de APV Sittard-Geleen aan partij 1 (Rb: Relax
) en partij 2 (Rb: [eiser sub 1] als vergunninghouder van Skunk
) ieder een vergunning voor het exploiteren van een coffeeshop op de beganegrondverdieping van het pand Stationsplein la/b te verlenen
b. een omgevingsvergunning voor het verbouwen van dit pand, e.e.a. overeenkomstig de inrichting zoals door partijen 1 en 2 aangegeven in hun d.d. 7 september 2011 aangevraagde en door de plaatselijke welstandscommissie op 12 juli 2011 goedgekeurde omgevingsvergunning te verlenen.
Aan de te verlenen vergunningen op basis van het gemeentelijk coffeeshopbeleid zal de intrekking van geldende vergunningen voor de panden Steenweg 3 en Stationsstraat 29 gekoppeld worden.
Vergunningverlening vindt plaats onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat gelijktijdig met het starten van de exploitaties in het pand Stationsplein la/b de exploitaties in de panden
Steenweg 3 en Stationsstraat 29 beëindigd worden.
(…)
Art. 3
Verkoper/gemeente is bereid aan Hebi BV te verkopen en in eigendom aan haar te leveren het op bijgevoegde tekening aangegeven gedeelte van het perceel Stationsplein la/b, (…) met de daarop aanwezige opstallen en in de staat, waarin het zich thans bevindt, gelijk Hebi BV bereid is dit vastgoed te kopen en in eigendom te aanvaarden, zulks voor een koopprijs van € 460.000,-- k.k., e.e.a door kopers en verkoper nader uit te werken in een koop/verkoopovereenkomst.
Met deze koop/verkoopovereenkomst beogen partijen verplaatsing van de in de panden
Steenweg 3 en Stationsstraat 29 gevestigde coffeeshops naar de beganegrondverdieping van het door hen aan te kopen pand Stationsplein la/b mogelijk te maken en op de bovenverdiepingen daarvan woonfuncties te realiseren.
Deze koop- en verkoopovereenkomst zal plaatsvinden onder de opschortende voorwaarden
dat voor de gevraagde verbouw van het pand Stationsplein 1a/b uiterlijk op 1januari 2014
een onherroepelijke omgevingsvergunning en/of tevens exploitatievergunningen voor 2
coffeeshops op de beganegrondverdieping verleend zijn.
Levering van het vastgoed zal vóór 1 april 2012 dienen plaats te vinden.
Art. 4
De kopers en partij 1 en 2 zullen de gemeente niet aansprakelijk stellen voor de resultaten
van haar inspanningen waartoe zij zich in art. 1 verplicht heeft. Evenmin zullen zij de gemeente aansprakelijk stellen voor de gevolgen van mogelijke wijzigingen in het Rijksbeleid.
(…)”.
c. Bij akte van levering van 16 mei 2013 (productie 2 dagvaarding) heeft de gemeente het pand geleverd aan [eiser sub 1] . Skunk en Relax hebben hun winkels aan de Stationsstraat 29 en Steenweg 1 gesloten en hebben hun nering met elk een eigen ingang met ingang van 28 juli 2014 voortgezet in het pand.
d. Bij brief van de ministers van VWS en van Veiligheid en Justitie van 27 mei 2011, Kamerstukken II 2010 – 2011, 24 077, nr. 259, laat de regering weten dat doordat het Nederlandse drugsbeleid in andere landen niet wordt nagevolgd, in Nederland sprake is van ‘drugstoerisme’, waarbij buitenlanders naar plaatsen in Nederland komen waar een coffeeshop is gevestigd en daar drugs kopen. In de brief aan de Tweede Kamer is de aan te pakken problematiek door de betrokken ministers samengevat als volgt: “Om overlast en criminaliteit die verband houden met coffeeshops en de handel in verdovende middelen tegen te gaan, zal een einde worden gemaakt aan het huidige ‘open-deur-beleid’ van de coffeeshops. Coffeeshops moeten kleiner en beheersbaar worden gemaakt. (…) De aantrekkingskracht van het Nederlandse drugsbeleid op gebruikers afkomstig uit het buitenland moet worden teruggedrongen. Coffeeshops worden klein en besloten en zullen zich in hun verkoop moeten gaan richten op de lokale markt. De handel in drugs is vergroot, geprofessionaliseerd en vercommercialiseerd. De aanpak georganiseerde (drugs)criminaliteit moet dan ook worden geïntensiveerd. (...)”.
Met het oog hierop hebben de ministers aangekondigd dat coffeeshops zouden moeten worden omgevormd tot besloten clubs voor de lokale markt. Om dit te realiseren zouden uitsluitend meerderjarige inwoners van Nederland toegang mogen krijgen tot een coffeeshop, op vertoon van een geldig identiteitsbewijs en op basis van het persoonlijk lidmaatschap van de desbetreffende coffeeshop. Het lidmaatschap zou worden gecontroleerd aan de hand van wat later in de volksmond “de wietpas” is gaan heten. Niet-ingezetenen van Nederland zouden geen lid kunnen worden.
e. Aan dit gewijzigde beleid werd vorm gegeven door een herziening van de Aanwijzing Opiumwet d.d. 29 november 2011, 2011A021, Stcrt. 2011 nr. 22936. Per 1 januari 2012 is het gedoogbeleid van het Openbaar Ministerie aangescherpt door de toegang tot coffeeshops te beperken tot, voor zover hier relevant, ingezetenen van Nederland van achttien jaar en ouder (het I-criterium). Het I-criterium is met ingang van 1 mei 2012 in de provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland gehandhaafd (nr. 11 dagvaarding en nr. 47 blad 16 conclusie van antwoord). Het I-criterium is tot op heden niet landelijk ingevoerd.
f. De gemeente is begin mei 2013 gestopt met de handhaving van het I-criterium (nr. 14 dagvaarding en nr. 16 conclusie van repliek bezien in samenhang met blad 10, derde alinea conclusie van antwoord en pag. 5 van productie 3 dagvaarding, het stuk “Coffeeshops in Sittard-Geleen. Een inventarisatie” d.d. november 2015). De burgemeester van de gemeente heeft besloten om met ingang van 1 juni 2016 de handhaving van het I-criterium weer te hervatten (nr. 53 en nr. 159 conclusie van antwoord en pag. 1 productie 28 conclusie van antwoord).

3.De vordering

3.1.
Eisers vorderen dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. voor recht verklaart dat de gemeente Sittard-Geleen jegens de eisende partijen wanprestatie heeft gepleegd en dientengevolge schadeplichtig is;
II. de gemeente Sittard-Geleen veroordeelt tot een schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III. de gemeente Sittard-Geleen gebiedt de handhaving van het Ingezetenencriterium te staken en gestaakt te houden, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 100.000,-- per dag of dagdeel dat de gemeente zich niet aan dit gebod houdt;
IV. de gemeente Sittard-Geleen veroordeelt in de kosten van deze procedure alsook in de nakosten.
Subsidiair:
I. voor recht verklaart dat de gemeente Sittard-Geleen jegens de eisende partijen onrechtmatig heeft gehandeld en dientengevolge schadeplichtig is;
II. de gemeente Sittard-Geleen veroordeelt tot een schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III. de gemeente Sittard-Geleen gebiedt de handhaving van het Ingezetenencriterium te staken en gestaakt te houden, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 100.000,-- per dag of dagdeel dat de gemeente zich niet aan dit gebod houdt;
IV. de gemeente Sittard-Geleen veroordeelt in de kosten van deze procedure alsook in de nakosten.
Meer subsidiair:
I. de gemeente Sittard-Geleen veroordeelt tot een schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
II. de gemeente Sittard-Geleen veroordeelt in de kosten van deze procedure alsook in de nakosten.
Eisers voeren hiertoe aan dat de gemeente in strijd handelt met de tussen partijen gesloten overeenkomst door vanaf 1 juni 2016 een actief handhavingsbeleid te voeren ter zake de nakoming door eisers van het I-criterium. Subsidiair stellen eisers dat de gemeente ten opzichte van hen onrechtmatig handelt door vanaf 1 juni 2016 een actief handhavingsbeleid te voeren ter zake de nakoming door eisers van het I-criterium. Voor zover het handhaven van het I-criterium noch in strijd is met de tussen partijen bestaande overeenkomst noch onrechtmatig is, worden eisers door de handhaving zodanig onevenredig hard in hun financiële belangen getroffen dat een compensatie van nadeel op zijn plaats is.
3.2.
De gemeente betwist de vorderingen gemotiveerd.

4.De beoordeling

4.1
Voor zover al tot het oordeel kan worden gekomen dat de dagvaarding een eenzijdig en gekleurd beeld geeft van de feiten en het verweer van de gemeente te summier wordt weergegeven, is, nadat een comparitie is gehouden en er is gerepliceerd en gedupliceerd, de gemeente niet zodanig in haar procesvoering belemmerd dat daaraan, met inachtneming van de aard, inhoud en problematiek van de onderhavige zaak, enig rechtsgevolg moet worden verbonden. De rechtbank gaat daarom voorbij aan hetgeen bij antwoord onder de nrs. 24 tot en met 33 op blad 7 e.v. is aangevoerd. Uit de conclusie van dupliek blijkt dat het voor de gemeente duidelijk is geweest dat zich bij de conclusie van repliek producties bevonden, zodat voorbij wordt gegaan aan hetgeen in de conclusie van dupliek is vermeld in de nrs. 12 en 13.
4.2
Eisers leggen aan hun primaire vordering ten grondslag de tussen hen en de gemeente gesloten koopovereenkomst (rov. 2.1 sub b). Eisers leggen aan hun subsidiaire vordering ten grondslag een door de gemeente ten opzichte van hen gepleegde onrechtmatige daad. Met deze civiele grondslagen kunnen zij in beginsel in hun vorderingen worden ontvangen.
4.3
Eisers voeren aan dat de gestelde door de gemeente gepleegde wanprestatie bestaat uit het feit dat in het circa 2004 gestarte voortraject leidende naar de koopovereenkomst van 23 december 2011 de gemeente eisers niet heeft gewezen op noch heeft gewaarschuwd voor het (mogelijke) voornemen bij de gemeente om het I-criterium (opnieuw) te handhaven (nr. 20 en nr. 25 dagvaarding) en/of dat de gemeente heeft gehandeld in strijd met gemaakte afspraken (nr. 14 conclusie van repliek). Hierbij moet, aldus eisers, in elk geval worden meegewogen dat de gemeente zich tot eisers heeft gewend met het verzoek om in elk geval Skunk te verplaatsen. In dit kader van het verzoek Skunk te verplaatsen, kwam het verzoek van de gemeente om ook Relax te verplaatsen. Eisers hebben daar uiteindelijk mee ingestemd en (fors) geïnvesteerd in het pand. Door over te gaan tot handhaving van het I-criterium lopen eisers klandizie mis, waardoor zij schade lijden.
4.4.1
In de als productie 1 bij dagvaarding overgelegde overeenkomst (zie ook rov. 2.1 sub b) valt niet met zoveel woorden te lezen dat de gemeente zich bij die overeenkomst verplicht heeft om niet (meer) over te gaan tot handhaving van het bij brief van 27 mei 2011 (rov. 2.1 sub d) al aangekondigde I-criterium. Daarmee bieden de bewoordingen van de overeenkomst geen steun voor de stelling dat de gemeente in strijd handelt met de overeenkomst door over te gaan tot handhaving van het I-criterium. Uit niets blijkt verder dat art. 4 van de overeenkomst meer inhoudt dan er staat. In elk geval blijkt niet dat art. 4 van de overeenkomst a-contrario moet worden uitgelegd in die zin dat eisers de gemeente wel met succes aansprakelijk mogen en zullen stellen voor al het andere dan de resultaten van de inspanningen waartoe de gemeente zich in art. 1 van de overeenkomst heeft verplicht. Evenmin bevat de overeenkomst enige aanwijzing dat art. 4 in die zin a-contrario moet worden uitgelegd dat eisers de gemeente met succes aansprakelijk mogen en zullen stellen voor de gevolgen van mogelijke wijzigingen in ander beleid dan Rijksbeleid.
4.4.2
Partijen strijden niet over de betekenis van één of meerdere bedingen in de overeenkomst. Dit betekent dat het beroep van eisers op de Haviltex-formule in dat opzicht geen doel treft.
4.4.3
Eisers voeren kennelijk verder ook aan dat de verplichting van de gemeente om het I-criterium niet te handhaven, voortvloeit uit hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Er stellenderwijze van uitgaande dat hieruit een verbintenis kan ontstaan waarin een partij toerekenbaar kan tekortschieten, valt ook dit niet af te leiden uit de overeenkomst. Uit die op 23 december 2011 gesloten overeenkomst kan niet meer worden afgeleid dan dat de gemeente bereid is om één van haar panden aan een drugsverkoper te verkopen die in dat pand met gemeentelijke toestemming door mag gaan met de verkoop van drugs. In het midden kan blijven of de verkoper met een dergelijke verkoop valt binnen het bereik van de verbodsbepalingen van het Wetboek van Strafrecht jo. de Opiumwet of dat een dergelijke verkoop binnen het bereik valt van “het gedoogbeleid”. Dat de gemeente met die verkoopbereidheid ook heeft bedoeld toe te zeggen dat zij niet (meer) over zou gaan tot handhaving van het I-criterium blijkt niet uit de tekst van de overeenkomst. Eisers hebben evenmin aangevoerd dat partijen bij de onderhandelingen het I-criterium hebben betrokken, bijvoorbeeld omdat bij de vaststelling van de koopprijs van het pand rekening is gehouden met de komst van vele buitenlandse verkopers. Bezien in het licht van het feit dat de regering bij monde van de ministers van VWS en van Veiligheid en Justitie op 27 mei 2011, dus bijna zeven maanden voor de ondertekening van de overeenkomst op 23 december 2011, laten weten dat in Nederland sprake is van ‘drugstoerisme’, waarbij is aangekondigd dat coffeeshops zouden moeten worden omgevormd tot besloten clubs voor de lokale markt, waarbij niet-ingezetenen van Nederland geen lid zouden kunnen worden (rov. 2.1 sub d), had van eisers verlangd mogen worden dat zij een en ander ter sprake zouden brengen bij de onderhandelingen indien dit een punt van belang was. Dit geldt eens te meer omdat eisers wisten althans hadden moeten en kunnen weten dat handhaving (mede) aan de gemeente zou worden overgelaten (zie rov. 2.1 sub e en f). Eisers hadden zich in elk geval voordat het pand werd geleverd op 16 mei 2013 moeten realiseren dat de overdracht van het pand risico’s met zich bracht en hadden in elk geval toen tenminste vragen moeten stellen over het I-criterium. Het antwoord op de vraag of de gemeente eisers heeft benaderd met het verzoek om de nering te verplaatsen, is hierbij niet relevant. Dit was immers slechts een verzoek, en dat konden eisers naast zich neerleggen. Eisers hadden hun onderhandelingspositie wat dit betreft ook zelf kunnen uitbuiten door het I-criterium in de onderhandelingen te betrekken. Dat alles is kennelijk nagelaten. Op zich zelf speelt het antwoord op de vraag van welke kant de onderhandelingen zijn gestart, dan ook nauwelijks of geen rol bij de beantwoording van deze vraag. Evenmin valt, zonder nadere maar niet gegeven toelichting, in te zien dat partijen geacht worden te zijn overeengekomen dat de gemeente niet zou overgaan tot handhaving van het I-criterium omdat partijen overleg zouden hebben gevoerd over de verplaatsing van de nering van Skunk en Relax naar een gezamenlijke locatie met betere randvoorwaarden voor de ontsluiting en exploitatie van Skunk en Relax. Het moet er al met al eerder voor worden gehouden dat eisers alleen op basis van hun eigen verwachtingspatroon hebben gemeend af te zijn van het I-criterium voor zover de gemeente daarover wat te zeggen zou hebben. Zij hebben in elk geval geen voldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit voortvloeit dat partijen over en weer zodanig hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid dat eisers mochten menen dat de gemeente het I-criterium niet (meer) zou gaan handhaven. Dit betekent dat de primaire vordering niet kan worden toegewezen.
4.5.1
Subsidiair voeren eisers aan dat de handhaving van het I-criterium op alleen gemeentelijk niveau in plaats van op landelijk niveau onrechtmatig is. Het is hierbij aan eisers om voldoende duidelijk feiten aan te voeren aan de hand waarvan kan worden geoordeeld of de gemeente volgens eisers met deze handhaving inbreuk maakt op een recht dat aan eisers toekomt en/of dat de gemeente met deze handhaving iets doet of nalaat in strijd met een wettelijke plicht en/of handelt in strijd met hetgeen de gemeente volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer jegens eisers betaamt (art. 6:162 lid 2 BW). Wat dit betreft geven eisers in de nrs. 31 tot en met 44 niet meer dan algemene beschouwingen. Daaruit vallen geen feiten te halen als hiervoor bedoeld. In nrs. 45 - 53 dagvaarding en nrs. 70 – 83 repliek stellen eisers dat als het I-criterium niet landelijk wordt gehandhaafd, het geen geschikt, passend noch redelijk middel is om drugstoerisme te bestrijden. Het gevolg is slechts dat dit toerisme zich verplaatst naar een andere gemeente en dat illegale straathandel toeneemt. In nr. 54 dagvaarding stellen zij dat het I-criterium een onmiskenbaar discriminatoir karakter heeft.
4.5.2
De nering van eisers is verbonden aan een door de gemeente afgegeven vergunning. Elke vergunning kent onder meer de bepaling dat tot de coffeeshop uitsluitend ingezetenen van Nederland van achttien jaar en ouder worden toegelaten (rov. 2.1 sub a). Eisers hebben geen bezwaren ingediend tegen deze voorwaarde in de vergunning, waarmee de bepaling formele rechtskracht heeft gekregen (zie ook nr. 26 dupliek). De bepaling is aldus bindend voor de civiele rechter, zodat alleen al om die reden niet tot het oordeel kan worden gekomen dat de gemeente onrechtmatig handelt. Dit betekent dat ook de subsidiaire vordering moet worden afgewezen.
4.6
Eisers gronden tenslotte hun meer subsidiaire vordering op de stelling dat voor zover de gemeente rechtmatig handelt door over te gaan tot handhaving van het I-criterium, het ontbreken van compensatie dit handelen alsnog onrechtmatig maakt.
Deze vordering kan niet worden toegewezen omdat de handhaving vanzelfsprekend voortvloeit uit de hiervoor in rov. 4.5 genoemde vergunningsvoorwaarde. Het kan niet zo zijn dat een beslissing tot handhaving van een vergunningsvoorwaarde tegen welke voorwaarde nooit beroep is ingesteld, leidt tot een verplichting tot het betalen van schadevergoeding. Daarvoor is een dergelijke handhaving alleen al te voorzienbaar en had daarmee beroep ingesteld moeten en kunnen worden tegen die vergunningsvoorwaarde.
Deze vordering kan verder ook niet worden toegewezen omdat als uitgangspunt heeft te gelden dat eisers in beginsel strafbaar handelen met hun nering. Een compensatie wegens vermindering van inkomsten die in wezen zijn verkregen uit strafbare handelingen valt niet binnen het bereik van de nadeelcompensatie. Uitgangspunt voor een dergelijke compensatie is dat gecompenseerd wordt nadeel omdat legale inkomsten worden verminderd of een legale vermogensbron minder waard wordt. Voor zover een dergelijke compensatie ook kan worden gegeven indien inkomsten uit criminele handelingen worden gederfd, hebben eisers daarvoor onvoldoende feiten aangevoerd. Gelet op deze oordelen hoeft de vraag niet beantwoord te worden of in de prijs van het door eisers verkochte verboden product al is verdisconteerd het feit dat verkoop van softdrugs in beginsel nog steeds verboden is en de daarmee gepaard gaande risico’s zoals bijvoorbeeld de handhaving van het I-criterium. Een te verwachten zakelijk uitgangspunt bij de handel in op zich verboden producten als softdrugs is immers dat dergelijke risico’s zijn verdisconteerd in de verkoopprijs van het product.
4.7
De conclusie is dan ook dat de vorderingen van eisers worden afgewezen. Zij hebben te gelden als de in het ongelijk gestelde partij en worden daarom in de kosten van de procedure veroordeeld. Die kosten worden aan de zijde van de gemeente begroot op het griffierecht van € 618,- en 3 punten (conclusie van antwoord, comparitie en conclusie van dupliek) van tariefgroep II.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
wijst de vorderingen af;
5.2
veroordeelt eisers, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure, aan de zijde van de gemeente begroot op € 2.247,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken.