Op 14 januari 2019 heeft de Rechtbank Limburg in een kort geding uitspraak gedaan over de eigendom en afgifte van een paard en drie veulens. De eiseres, die sinds 2010 eigenaresse is van het paard, vorderde de afgifte van het paard en de veulens van de gedaagde partij, die het paard in het verleden had ontvangen. De eiseres had eerder in een procedure tegen een derde partij, [X], gewonnen, waarbij was vastgesteld dat zij de eigenaresse van het paard was. De gedaagde partij weigerde echter om het paard en de veulens af te geven, wat leidde tot de rechtszaak.
De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail bekeken. De eiseres stelde dat de gedaagde partij het paard en de veulens onder zich had, maar de gedaagde partij betwistte dit en voerde aan dat het paard niet meer bij haar was. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de gedaagde partij het paard en de veulens daadwerkelijk in bezit had. Hierdoor kon de rechtbank niet toewijzen aan de vorderingen van de eiseres.
De rechtbank wees de vorderingen van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten van de gedaagde partij, die op € 1.113,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 14 januari 2019 door de voorzieningenrechter.