ECLI:NL:RBLIM:2019:2153

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
C/03/258527 / FA RK 18-4789
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een zaak betreffende minderjarigen

Op 6 maart 2019 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, een beschikking gegeven in de zaak met zaaknummer C/03/258527 / FA RK 18-4789. Het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator werd ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost Nederland, in het belang van drie minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw, de moeder van de minderjarigen, het gezag over hen uitoefent. De vader van de minderjarigen is inmiddels overleden, en er zijn zorgen over de opvoeding en verzorging van de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een bijzondere curator te benoemen, omdat de belangen van de moeder mogelijk in strijd zijn met die van de minderjarigen. De rechtbank heeft op basis van artikel 1:250 lid 2 BW geoordeeld dat een bijzondere curator moet worden benoemd om de minderjarigen zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen. De rechtbank benoemt mr. I. Ligtelijn-Huisman als bijzondere curator en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Limburg

Familie en jeugd
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/258527 / FA RK 18-4789
Beschikking van 6 maart 2019
op het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator ex artikel 1:250 lid 2 BW van:
Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost Nederland,
locatie Maastricht,
Avenue Ceramique 1 B, 6221 KV Maastricht,
hierna ook te noemen de raad,
in de zaak betreffende de minderjarigen
[minderjarige sub 1] , geboren te [geboorteplaats minderjarigen sub 1 t/m 3] op [geboortedag minderjarige sub 1] 2002,
[minderjarige sub 2] , geboren te [geboorteplaats minderjarigen sub 1 t/m 3] op [geboortedag minderjarige sub 2] 2008,
[minderjarige sub 3] , geboren te [geboorteplaats minderjarigen sub 1 t/m 3] op [geboortedag minderjarige sub 3] 2016.
Als belanghebbenden merkt de rechtbank aan:
[belanghebbende] ,
verblijfadres te [verblijfadres belanghebbende] ,
hierna te noemen de vrouw respectievelijk de moeder,
advocaat: mr. A.J.M. Mertens,
en
DE GECERTIFICEERDE INSTELLING STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
gevestigd te 6041 CB Roermond, Slachthuisstraat 33.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
  • het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 18 december 2018;
  • de brief van de griffier van 31 januari 2019 waarbij het verzoekschrift op de bij de wet voorgeschreven wijze aan de vrouw is gezonden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Op basis van de gedingstukken kan het volgende worden vastgesteld.
2.2.
De vrouw en de – inmiddels overleden – man, [geregistreerde partner van belanghebbende] , zijn op [dag aangaan geregistreerd partnerschap tussen belanghebbende en geregistreerde partner] 2016 te [plaats aangaan geregistreerd partnerschap tussen belanghebbende en geregistreerde partner] een geregistreerd partnerschap aangegaan.
2.3.
Het gezag over de hiervoor genoemde minderjarigen berust bij de moeder.
2.4.
De man is op [overlijdensdag geregistreerde partner van belanghebbende] 2017 te [plaats van overlijden geregistreerde partner] overleden als gevolg van (mogelijke) partnerdoding door de vrouw.
2.5.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg zittingsplaats Roermond van 4 juli 2018 is de gecertificeerde instelling Bureau Jeugdzorg Limburg voor de duur van drie maanden belast met de voorlopige voogdij over voornoemde minderjarigen.
2.6.
De raad heeft bij verzoekschrift van 31 augustus 2018 verzocht het gezag van de moeder te beëindigen, met benoeming van voornoemde gecertificeerde instelling tot voogd.

3.Het verzoek

3.1.
De raad voor de kinderbescherming verzoekt de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 1:250 lid 2 BW een bijzondere curator over voornoemde minderjarigen te benoemen.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:250 lid 1 BW kan de rechtbank een bijzondere curator benoemen, wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, de belangen van de met het gezag belaste ouders of een van hen in strijd zijn met die van de minderjarige.
4.2.
Artikel 1:250 lid 2 BW bepaalt dat, in geval van een verzoek van de raad voor de kinderbescherming als bedoeld in artikel 1:242 a BW benoemt de kinderrechter bij de aanvang van het geding een bijzondere curator om de minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen.
4.3.
Nu onweersproken is gesteld dat door de raad voor de kinderbescherming een onderzoek is gestart op grond van artikel 1:242a BW, is de rechtbank van oordeel dat gelet op het dwingendrechtelijke karakter van artikel 1:250 lid 2 BW een bijzondere curator dient te worden benoemd, die de minderjarigen, zowel in als buiten rechte, zal vertegenwoordigen, in de bij deze rechtbank onder zaaknummer 253333 / FA RK 18/2879 aanhangige procedure tot beëindiging van het gezag van de moeder over voornoemde minderjarigen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
benoemt, teneinde voornoemde minderjarigen, in en buiten rechte te vertegenwoordigen, tot bijzondere curator: mr. I. Ligtelijn-Huisman, advocaat, kantoorhoudende te Roermond;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
5.3. Deze beschikking is gegeven door mr. J.J.M. Wassenberg, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van J.H. van den Kieboom, griffier op 6 maart 2019.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.