3.3.1De vrijspraak van feit 1
Onder feit 1 is tenlastegelegd dat de verdachte op 30 oktober 2018 te Roermond [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar te duwen, door de gang te trekken, te trappen en/of te slaan.
Volgens het proces-verbaal van bevindingen op pagina 4 van het proces-verbaal van politie, heeft [slachtoffer 1] aanvankelijk tegen verbalisanten gezegd dat de verdachte haar verschillende keren had geslagen.
In haar aangifte op pagina 43 van het proces-verbaal van politie heeft [slachtoffer 1] echter verklaard dat de verdachte
- haar heel hard duwde, waardoor zij achteruit op de grond viel;
- haar vervolgens bij haar armen pakte en haar door de gang trok;
- haar vastpakte en begon te trappen.
[slachtoffer 2] heeft weer anders verklaard. Hij stelt te hebben gezien dat de verdachte op [slachtoffer 1] begon in te slaan, haar oppakte en met kracht tegen de grond gooide. Hij stelt zelfs dat de verdachte [slachtoffer 1] met een honkbalknuppel heeft geslagen. (zie pagina 52 van het proces-verbaal van politie.)
De verdachte, ten slotte, heeft aanvankelijk verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft weggeduwd. Later heeft hij dit weer ontkend. (zie pagina 15 respectievelijk pagina 26 van het proces-verbaal van politie.)
Naar het oordeel van de rechtbank wijken bovenvermelde verklaringen op belangrijke punten van elkaar af. Deze afwijkingen zijn zo groot dat de rechtbank niet ervan overtuigd is dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld. Hierbij neemt de rechtbank bovendien in aanmerking dat de politie geen letsel heeft geconstateerd op de buik, rug en benen van [slachtoffer 1] , terwijl dit, afgaande op haar verklaring dan wel op die van [slachtoffer 2] , wel voor de hand zou hebben gelegen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende (overtuigend) bewijs is voor de mishandeling van [slachtoffer 1] . Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank ook het duwen niet bewezen.
3.3.2Bewijs voor feit 2
3.3.2.1
De bewijsmiddelen
[slachtoffer 2] heeft tegenover de politie onder meer het volgende verklaard:
Vannacht, 30 oktober 2018, was ik bij [slachtoffer 1] op de [adres] . [slachtoffer 1] is met haar ex-vriend [verdachte] naar de slaapkamer gegaan om te slapen. Op een gegeven moment heb ik een heftige strijd tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] gehoord. Ik werd daardoor wakker. Ik heb de slaapkamer verlaten en ben hun slaapkamer ingegaan. Daarna zag ik dat [verdachte] op ons beiden afkwam. Toen heb ik een houten honkbalknuppel gepakt. Even later ben ik naar de voordeur gelopen en die heb ik geopend. Ik dacht dat er wellicht een kans bestond dat ik [verdachte] zo buiten kon zetten. Dat is mislukt want ik ben uitgegleden. [verdachte] pakte toen de honkbalknuppel uit mijn handen en heeft mij daarmee tegen mijn hoofd en tegen mijn borstkas geslagen.
[slachtoffer 1] heeft onder meer verklaard:
Mijn ex-vriend [verdachte] was gisteravond bij mij in de woning op het adres [adres] te [woonplaats] . Ook [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) was in de woning. Op 30 oktober 2018 omstreeks 04:00 uur ben ik samen met [verdachte] naar bed gegaan. [slachtoffer 2] bleef ook slapen. Plotseling werd ik wakker door [verdachte] . Dit was omstreeks 06:30 uur. Op een gegeven moment kwam [verdachte] naar mij toegelopen. Ik zag dat [slachtoffer 2] was opgestaan en hij kwam voor mij staan. Ik zag dat [slachtoffer 2] een honkbalknuppel in zijn hand had. Plotseling gleed [slachtoffer 2] uit en ik zag dat [verdachte] de honkbalknuppel van [slachtoffer 2] afpakte. Ik zag vervolgens dat [verdachte] met de honkbalknuppel op [slachtoffer 2] insloeg. Ik zag dat [slachtoffer 2] met de honkbalknuppel in zijn gezicht werd geraakt. Ik heb [verdachte] diverse malen zien slaan tegen [slachtoffer 2] met de honkbalknuppel. Ik zag dat [slachtoffer 2] begon te bloeden aan zijn gezicht.
Ook de verdachte, [verdachte] , heeft hieromtrent een verklaring afgelegd. Hij heeft op 30 oktober 2018 onder meer verklaard:
Ik was gisteravond met [slachtoffer 1] . Op een gegeven moment stond [slachtoffer 2] met een honkbalknuppel voor mij. Ik kon de knuppel van hem afpakken en toen heb ik hem daar een klap mee teruggegeven.
De verbalisanten constateerden op 30 oktober 2018 het volgende letsel bij [slachtoffer 2] :
- een bloedende wond op het voorhoofd;
- meerdere verse krassen en rode afdrukken op de voor- en achterzijde van het lichaam.
Ten slotte blijkt uit de geneeskundige verklaring met betrekking tot [slachtoffer 2] van J. van Gastel, forensisch arts, GGD Limburg-Noord, het volgende:
- Datum maken letselbeschrijving: 31-10-2018.
- Medische informatie betreffende: [slachtoffer 2] .
- Datum incident: 30-10-2018 omstreeks 07:00.
- SEH diagnose: letsel op voorhoofd, links van het midden: bloeduitstorting, scheurwond en zwelling; drukpijn rechter thoraxhelft; verder geen uitwendig en/of inwendig letsel aangetoond op SEH.
- Gemelde klachten: forse hoofdpijn, pijn rechterachterzijde borstkas.
- Ouderdom letsels: Het huidige tijdsinterval past bij de ouderdom van de letsels.
- Past de opgegeven toedracht - mishandeling met een honkbalknuppel - bij het letsel? Goed.
3.3.2.2
Het verweer van de verdediging
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat geen waarde kan worden gehecht aan de (verwarrende) verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en de verdachte zelf, nu zij de betreffende ochtend onder invloed waren van alcohol en drugs en zij maar twee uur hadden geslapen.
Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaring van de verdachte dat hij eenmaal met de honkbalknuppel heeft geslagen bovendien niet redengevend kan zijn, omdat hieruit niet blijkt dat hij [slachtoffer 2] hiermee heeft geraakt. Het is volstrekt onduidelijk wat het bij [slachtoffer 2] aangetroffen letsel heeft veroorzaakt.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en de verdachte op bepaalde punten niet met elkaar stroken en meer in het bijzonder ten aanzien van het tenlastegelegde feit 1. Niettemin acht de rechtbank zich in staat om uit de wirwar van verklaringen af te leiden wat wél duidelijk is. Zo wordt over het slaan met de honkbalknuppel redelijk eensluidend verklaard en vinden de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bovendien steun in de beschrijving van het letsel door de verbalisanten en de geneeskundige verklaring van de GGD. Daarbij kan de rechtbank zich niet vinden in het standpunt van de raadsvrouw dat de verdachte niet heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] heeft geraakt. De verdachte heeft immers verklaard dat hij [slachtoffer 2] met de honkbalknuppel een klap heeft gegeven. Een klap geven impliceert het raken.
Gelet op deze overweging is de rechtbank van oordeel dat het geenszins onduidelijk is hoe [slachtoffer 2] aan het letsel is gekomen.
3.3.2.3
De overweging omtrent het bewijs
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte het slachtoffer [slachtoffer 2] meermalen met een honkbalknuppel heeft geslagen. De verdachte heeft [slachtoffer 2] in ieder geval tegen zijn hoofd en op zijn rug geslagen.
De primair tenlastegelegde poging tot doodslag
De vraag is nu of kan worden bewezen dat de verdachte heeft gepoogd [slachtoffer 2] van het leven te beroven.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in dit geval op de dood van [slachtoffer 2] - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Nu uit het strafdossier niet voldoende blijkt op welke wijze en met welke kracht de verdachte met de honkbalknuppel tegen het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen, is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood. De rechtbank zal de verdachte daarom van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag vrijspreken.
De subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling
Nu de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het primair tenlastegelegde is de volgende vraag of kan worden bewezen dat de verdachte heeft gepoogd om aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Bovenstaand toetsingskader ten aanzien van voorwaardelijk opzet in ogenschouw nemend, overweegt de rechtbank het volgende.
De verdachte heeft [slachtoffer 2] meermalen met een honkbalknuppel geslagen. Hij heeft in ieder geval eenmaal zo hard tegen het hoofd van [slachtoffer 2] geslagen dat het slachtoffer daardoor een bloedende hoofdwond had; een zogenoemde barstwond, met daaronder een zwelling van de bloeduitstorting.
De rechtbank stelt voorop dat de klap met de honkbalknuppel tegen het hoofd van het slachtoffer met voornoemd letsel als gevolg, een aanmerkelijk kans op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer in het leven heeft geroepen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het hoofd bijzonder kwetsbaar is. Zo kan door met kracht met een honkbalknuppel tegen iemands hoofd te slaan, gemakkelijk de kaak en/of de oogkas en/of het neusbot breken, waarbij veelal operatief ingrijpen noodzakelijk is. Ook is de kans op hersenletsel aanmerkelijk te noemen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de gedraging van de verdachte naar haar uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans hierop bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte heeft gepoogd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
3.3.2.4
De conclusie
De rechtbank acht feit 2 primair niet bewezen. Feit 2 subsidiair acht zij bewezen, zoals weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.