3.3Het oordeel van de rechtbank
Aangever [slachtoffer 1]verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Toen ik vandaag 11 juni 2018 weer thuis was belde [verdachte] mij. Ik weet niet meer precies hoe laat dit was, maar volgens mij rond 09.15 uur. Ik hoorde dat [verdachte] aan de telefoon zei: “Ik wil mijn bakken terug”. Ik heb hem nog gezegd waar ze stonden en dat hij ze zo op kon laden. Daarna hoorde ik dat hij zei: “trouwens, ik kom wel even naar je toe dan schiet ik je kapot”. Vanmorgen rond 09.45 uur ben ik met mijn vrouw in de auto gestapt om boodschappen te doen. Mijn auto stond voor mijn woning. Ik heb een groene Peugeot 307. Terwijl wij net weg wilden rijden zag ik dat vanuit tegenovergestelde richting de auto van [verdachte] het kampje op kwam rijden. Ik zat aan het stuur en mijn vrouw zat naast mij. Ik zag dat [verdachte] in de auto zat. Het was een Mercedes, de kleur is wit. Ik zag dat [verdachte] in de auto zat en ik zag dat hij een revolver uit het geopende raam hield. Ik zag daarna dat hij vol gas naar ons toe kwam rijden en dat hij naast ons stopte. Hij stopte naast onze auto. Ik stond toen ook nog stil omdat ik hem voorbij wilde laten rijden. Toen hij naast ons stilstond zag en hoorde ik dat hij met dat wapen op ons richtte en dat hij op ons schoot. Volgens mij heeft hij vijf of zes keer op mij en mijn vrouw geschoten. De afstand tussen ons was ongeveer één meter. Ik heb mijn vrouw nog beschermd door voor haar te gaan zitten. Ik heb wel gehoord dat mijn auto geraakt werd, maar ik weet niet waar. Ik zag vervolgens in mijn binnenspiegel dat [verdachte] doorreed op de straat tot aan zijn woonwagen en dat hij daar uit zijn auto stapte. Hierna zag ik dat hij rennend achter mijn auto aan kwam. Tegelijkertijd zag ik dat hij weer een vuurwapen in zijn hand had en dat hij weer op ons schoot. Dit laatste zag ik ook weer in mijn binnenspiegel. Hij schoot gericht op mijn auto. Naast dat ik het zag, hoorde ik ook dat er geschoten werd. Ik denk dat die tweede keer er ongeveer drie a vier keer op ons geschoten is. Ik ben daarna direct naar het politiebureau gereden. Terwijl ik bij het politiebureau voor de deur stond werd ik door [verdachte] gebeld. Mijn vrouw heeft toen de telefoon opgenomen. Mijn vrouw deed de telefoon op luidspreker. Ik hoorde toen dat hij zei: “Ik doorzeef jullie hele woonwagen en jullie schiet ik ook kapot”. Bij dezen doe ik aangifte van het feit dat mijn neef [verdachte] geprobeerd heeft om mij en mijn vrouw te vermoorden. Hij heeft mij, ongeveer een half uur voordat hij daadwerkelijk op ons schoot, telefonisch al gezegd dat hij ons kapot zou schieten.
Aangeefster [slachtoffer 2]verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op maandagochtend 11 juni 2018 om een uur of 10.00-10.30 uur, begon het incident. Mijn man had telefoon gekregen van [verdachte] . Ik heb het hele verhaal aan de telefoon met [verdachte] niet helemaal gehoord. Toen ik naar voren kwam lopen naar mijn man in de keuken, drukte mijn man de telefoon af. Ik hoorde mijn man zeggen kom we gaan boodschappen doen. [verdachte] belde toen terug. Hij vroeg waar we waren: “de hele woonwagen wordt doorzeefd, je gaat eraan”. Met je doelde [verdachte] op mijn man. Op dat moment zaten wij al in de auto om boodschappen te doen. [verdachte] schreeuwde en hierdoor kon ik horen wat hij allemaal riep. We reden op dat moment net door onze straat in de richting om het kamp te verlaten in de richting van de [straatnaam 1] . [verdachte] was in de auto en kwam heel hard aanrijden in de richting van de [straatnaam 2] . Op een zeker moment stonden we naast elkaar. De Mercedes stond stil aan de zijde van mijn man. Mijn man zat achter het stuur. Ik zag dat [verdachte] een zwarte revolver had. Hij begon gelijk te schieten. Ik hoorde een stuk of vijf, zes schoten. Hij was aan het afknallen. Hij richtte op dat moment op mijn man. [verdachte] bleef maar schieten, maar het wapen was op een gegeven moment leeg. Ik hoorde dat het wapen leeg was, door het geluid dat de revolver maakte. Mijn man gaf gas om weg te rijden. Ik zag dat [verdachte] doorreed naar zijn huis, uitstapte, de revolver weer laadde en toen weer schoot. Ik hoorde weer vijf of zes schoten. Ik zag via de spiegel dat hij weer op ons aan het schieten was. Ik zag dat [verdachte] voor zijn auto stond en op ons schoot. We zijn naar het politiebureau gereden. [verdachte] had nog gebeld. Ik nam de telefoon aan want mijn man was aan het rijden. Ik hoorde hem zeggen: “waar zijn jullie, laat hem maar hier komen, dan doorzeef ik hem en ik doorzeef de wagen ook”. Met ‘hem’ doelde [verdachte] op mijn man.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]verklaren – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op maandag 11 juni 2018 omstreeks 10.55 uur waren wij belast met de wijkgerichte surveillancedienst in Venlo. Ten behoeve van een onderzoek naar een schietincident op de [adres 1] in Venlo waren wij ter plaatse op de [adres 2] te Venlo. Het gebruikte vuurwapen was nog spoorloos en dit vuurwapen zou mogelijk achtergelaten zijn op het terrein van het woonwagenkamp. In afwachting van de collega’s ten behoeve van het forensisch onderzoek waren wij in gesprek met de woonwagenbewoners. Dit betrof onder andere [naam zus verdachte] , de zus van verdachte en [naam moeder verdachte] , de moeder van verdachte. Ik verbalisant [verbalisant 2] zei tegen [naam zus verdachte] dat wij nog op zoek waren naar het vuurwapen wat gebruikt zou zijn bij het schietincident. Wij zagen vervolgens dat [naam zus verdachte] en [naam moeder verdachte] het terrein van de woonwagen op [adres 2] opliepen en in de richting liepen van het bijgebouw rechts naast de woonwagen. Kort daarna kwamen beiden dames weer terug gelopen. Wij zagen dat [naam zus verdachte] iets in haar handen had. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , kreeg deze handdoek met daarin het vuurwapen overhandigd. Desgevraagd gaf [naam zus verdachte] aan dat zij dit wapen in de diepvries van haar moeder had aangetroffen. Moeder [naam moeder verdachte] zou haar zoon het bijgebouw binnen hebben zien gaan. [naam zus verdachte] gaf aan dat ze daarom aldaar was gaan zoeken en trof het vuurwapen in de genoemde vaatdoek in de vriezer aan. Ze bracht vervolgens het wapen naar ons. Het vuurwapen werd vervolgens in beslag genomen, verpakt en overgedragen aan een collega van de Forensische Opsporing.
Verdachteverklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik had dit wapen gekregen van een Russische jongen. Ik had dit pistool in de schuur liggen op de zaak. Ik heb dit wapen meegenomen. Het was een kleine revolver. Het wapen heeft volgens mij zo’n ronde trommel, kleur zwart. Ik zat in de auto. Ik schoot op [slachtoffer 1] toen ik met mijn auto naast zijn auto stond.
Verdachteverklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
U toont mij een foto van een vuurwapen. Dit is het wapen dat ik heb gekregen van die Russische jongen. Dit is het wapen waarmee ik maandag geschoten heb. U houdt mij voor dat dit vuurwapen is aangetroffen in de diepvries in het schuurtje van mijn moeder. Ik heb op de auto geschoten.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4]verklaren – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op maandag 11 juni 2018 om 20.40 uur werd door ons verbalisanten als forensische onderzoekers op verzoek van de politie een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een vermoedelijke poging tot doodslag/moord, gepleegd op maandag 11 juni 2018 te 10:06 uur. Door ons werd het navolgende voertuig nader onderzocht: personenauto, Peugeot 307; SW 2.0 16v, kleur groen, kenteken [kenteken] . Dit voertuig was in beslag genomen in verband met een schietincident op de [adresgegevens verdachte] te Venlo. Wij zagen dat bij de genoemde personenauto sprake was van een schotbeschadiging. Wij zagen namelijk in de zogenaamde B-stijl, achter het bestuurdersportier, een inschotbeschadiging. Wij troffen in de B-stijl een kogel aan. Wij zagen dat deze kogel eerst door eerst door de linker stijl van het achterportier was gegaan en daarna in de B-stijl tot stilstand was gekomen. Wij hebben het inschot van de B-stijl gesondeerd. Wij zagen dat de verticale hoek van het inschot tussen -1 en -4 graden lag, dat wil zeggen: van boven naar beneden). Wij zagen dat de horizontale hoek van het inschot ongeveer 90 graden was, dat wil zeggen: haaks t.o.v. de linkerzijde van de personenauto.
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6]verklaren – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op maandag 11 juni 2018 om 11.30 uur werd door ons verbalisanten, als forensisch onderzoekers, een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een vermoedelijke poging tot doodslag/moord, gepleegd op maandag 11 juni 2018 te 10.06 uur. Het onderzoek is verricht in en nabij een woning gelegen aan de [adres 3] te Venlo. Het betrof een woonwagen van de benadeelde [slachtoffer 1] . Tijdens het onderzoek ter plaatse kregen wij van de aanwezige Officier van Dienst te horen dat er een MMA-melding was binnengekomen. Deze gaf informatie over de aanwezigheid van mogelijke hulzen in de containers voor het perceel van de buren van de benadeelde. Door ons werden de containers op de aanwezigheid van munitiedelen onderzocht. Hierbij werden in de meest rechtse container hulzen aangetroffen De hulzen lagen in twee groepjes in de container, een groepje van 3 hulzen en een groepje van 4 hulzen.
Uit het sporenbeeld en de schotbanen kan worden afgeleid dat de schutter nagenoeg loodrecht tegenover de woning de schoten heeft afgevuurd. Aan de hand van het sporenbeeld en de inschotbeschadigingen kan worden afgeleid dat de schutter minimaal 5 keer geschoten heeft in de richting van de woonwagen. Hierbij zijn drie projectielen door de voorzijde van de woonwagen heen gedrongen. In de woonwagen werden drie projectielen en diverse schotbeschadigingen (keuken en badkamer), passend bij deze drie doorschoten, aangetroffen.
Getuige [getuige]verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik reed vanmorgen 11 juni 2018 met mijn fiets over de [straatnaam 2] in Venlo. Ter hoogte van de splitsing met de [adres 1] hoorde ik harde knallen. Ik hoorde dat de knallen uit de richting van de [adres 1] kwamen. Ik ben toen de [adres 1] in gefietst om te kijken waar die knallen vandaan kwamen. Toen ik de [adres 1] inreed zag ik net voor het kampje dat aan de [adres 1] ligt, een witte SUV staan. Toen ik de SUV voorbij reed zag ik een man ter hoogte van de eerste woonwagen staan. Ik zag dat de man gebukt stond en iets van de grond opraapte. Ik zag niet wat hij opraapte. Ik zag dat de man toen weer rechtop ging staan en zijn rechterarm uitstak in de richting van de woonwagen. Ik zag dat de man een donkerkleurig, op een vuurwapen lijkend voorwerp in de hand had. Volgens mij was het wapen groter dan een pistool. Toen ik hem voorbij reed hoorde ik weer knallen. Ik had toen in de gaten dat die knallen pistoolschoten waren.
Verbalisant [verbalisant 7]verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 13 juni 2018 deed ik naar aanleiding van het schietincident op de [adres 3] ter hoogte van perceel [adres 3] onderzoek naar de camerabeelden. De camera’s waren bevestigd aan de woning van de [adres 4] te Venlo. De camera met de naam “ camera 3” maakte opnames van de voorzijde van het perceel 19 en een gedeelte van de openbare weg. De werkelijke tijd wordt tussen haakjes weergegeven.
Ik zag dat om 09.05.13 uur (10.05.13 uur), [verdachte] in de witte Mercedes aan kwam rijden over de [adres 4] , uit de richting van perceel [adres 4] , in de richting van perceel [adresgegevens verdachte] . Ik zag dat [verdachte] zijn linkerarm uit de bestuurdersraam van het voertuig had. Ik zag dat hij een zwart voorwerp in zijn linkerhand had.
Ik zag dat om 09.05.15 uur (10.05.16 uur) de witte Mercedes stopte naast de groene Mercedes.
Ik zag dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] om 09.05.20 uur (10.05.20 uur) uit de groene Peugeot 307 stapten en beide ter hoogte van de bestuurderszijde van het voertuig stonden. Ik zag dat [slachtoffer 2] in de richting van de zogenaamde B-stijl keek.
Ik zag dat het voertuig om 09.05.42 uur (10.05.42 uur) wegreed in de richting van perceel [adres 4] .
Ik zag dat om 09.05.49 uur (10.05.49 uur) [verdachte] in de bovenzijde van het beeld, komende vanuit de richting van perceel [adresgegevens verdachte] en in de richting van perceel [adres 3] liep.
Ik zag dat [verdachte] om 09.06.25 uur (10.06.05 uur) voor perceel [adres 3] stond.
Ik zag dat [verdachte] om 09.06.25 uur (10.06.25 uur) [verdachte] zich voorover bukte en iets van de grond opraapte.
Ik zag om 09.06.30 uur (10.06.30 uur) [verdachte] in zijn rechterhand een zwart voorwerp had. Ik zag dat de rechterarm van [verdachte] tweemaal een beweging naar achteren maakte. Dit lijkt op de terugslag van een vuurwapen na een schot.
Verbalisant [verbalisant 8]verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt
Op 11 juni 2018 vond een schietincident plaats op de [adresgegevens verdachte] te Venlo. Hierbij werd een recorder in beslag genomen in het pand [adresgegevens verdachte] te Venlo. Op 17 juni 2018 was ik belast met het uitkijken van de beschikbare beelden van de betreffende recorder in het onderzoek. Ik zag dat het camerasysteem bestond uit 8 camera’s.
Ik zag op camera 7 dat [verdachte] omstreeks 10.05 uur uit zijn auto stapt en met versnelde pas richting [straatnaam 1] loopt. Hij heeft dan iets in zijn handen en verricht hier onbekende handelingen mee.
Ik zag op camera 7 dat [verdachte] ongeveer 2 seconden later zijn linkerhand voorwaarts in de lucht bewoog en dat hij in zijn linkerhand een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp hield. Ik zag dat [verdachte] met versnelde pas richting [straatnaam 1] liep.
Ik zag op camera 8 dag [verdachte] omstreeks 10.06 uur een voorwerp welk hij in zijn rechterhand draag in de vuilcontainer deponeerde.
Verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10]verklaren – zakelijk weergegeven – als volgt:
Door ons werd een onderzoek ingesteld naar het op maandag 11 juni 2018 te Venlo, [adres 2] in beslaggenomen voorwerp, dat ons ter beschikking werd gesteld. Wij zagen dat dit voorwerp een vijfschots-revolver betreft van het merk Smith&Wesson, model 36-3, kaliber.38 Special. Deze revolver is bestemd om projectielen door een loop af te schieten waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit voorwerp een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1 Categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
Verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12]verklaren – zakelijk weergegeven – als volgt
Op 11 juni 2018 kon verdachte in Venlo worden aangehouden door mijn collega [verbalisant 13] . Toen ik, [verbalisant 12] , dichter bij de collega [verbalisant 13] en de verdachte kwam hoorde ik, verbalisant de verdachte zeggen: “Ik ga jouw kop echt onthouden, als jij een keer niet je pistool bij je hebt maak ik je af” of woorden van gelijke strekking. Door deze bedreiging voelde ik me erg bedreigd.
Overwegingen van de rechtbank
03/661116-18: Beschadiging woning, bezit vuurwapen en bedreiging.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank de feiten 1, 2 en 3 van parketnummer 03/661116-18 wettig en overtuigend bewezen.
03/659189-18: dubbele poging tot moord
Voorbedachten rade
Op 11 juni 2018 vond in Venlo een schietincident plaats, waarbij verdachte met een vuurwapen heeft geschoten op – in elk geval de auto waarin zich bevonden – zijn oom [slachtoffer 1] (hierna ook: Ome [slachtoffer 1] ) en tante [slachtoffer 2] (hierna ook: tante [slachtoffer 2] ).
Mede gelet op hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, ziet de rechtbank zich hierbij (primair) voor de vraag gesteld of verdachte handelde met voorbedachten rade.
Daartoe overweegt zij als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachten raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachten raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' acht de rechtbank in dit geval in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend:
- op 11 juni 2018 in de ochtend heeft verdachte Ome [slachtoffer 1] gebeld en gezegd dat hij hem kapot zou schieten;
- verdachte heeft op zijn bedrijf een vuurwapen gepakt en is diezelfde ochtend naar het woonwagenkampje aan de [adres 1] in Venlo gereden, waar (ook) Ome [slachtoffer 1] en tante [slachtoffer 2] wonen;
- verdachte is het woonwagenkampje op gereden, heeft zijn auto stil gezet ter hoogte van de woonwagen van Ome [slachtoffer 1] en tante [slachtoffer 2] , naast de daar geparkeerde auto van zijn oom en tante, en heeft toen meerdere malen, op korte afstand en op hoofdhoogte, in de richting van de in hun auto zittende oom en tante geschoten;
- verdachte is, na een aantal malen te hebben geschoten, doorgereden tot aan zijn eigen woonwagen, is uitgestapt en heeft zijn vuurwapen vervolgens herladen;
- verdachte heeft al lopend in richting van zijn oom en tante nogmaals meerdere malen gericht op hen geschoten.
De rechtbank is op grond van deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte voorafgaand aan zijn handelen, vanaf het moment dat hij met het vuurwapen van zijn bedrijf in de richting van het woonwagenkampje aan de [adres 1] in Venlo vertrok, voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit en aldus voldoende gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Daarnaast heeft verdachte het vuurwapen dat hij kort daarvoor vanuit het geopende raam van zijn auto in de richting van Ome [slachtoffer 1] en tante [slachtoffer 2] had leeggeschoten, herladen. Ook toen heeft verdachte zijn voornemen doorgezet, hoewel de tijd tussen het leegschieten van het vuurwapen, het uit de auto stappen en het vervolgens herladen van het vuurwapen hem opnieuw de gelegenheid bood zich te beraden over zijn voorgenomen besluit en te stoppen met de handelingen zoals ten laste is gelegd. Ook heeft verdachte na het schieten nog een keer gebeld met Ome [slachtoffer 1] en toen gezegd dat hij hen nog steeds wilde doden. Na het schieten heeft hij bovendien de tegenwoordigheid van geest gehad de hulzen, en daarmee bewijsmateriaal, van de straat op te rapen en in een aan de openbare weg staande kliko weg te gooien. Bij deze stand van zaken staat het voor de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, maar van doelbewust handelen gedurende langere tijd.
De rechtbank acht geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachten raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachten raad heeft gehandeld.
Voorwaardelijk opzet
Uit het dossier volgt dat de agressie van verdachte zich in eerste instantie richt op zijn oom [slachtoffer 1] . De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of er ook ten aanzien van zijn tante [slachtoffer 2] sprake was van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op de dood.
Daartoe overweegt zij als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van [slachtoffer 2] – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier volgt dat verdachte zijn auto heeft stilgezet parallel aan de auto van zijn oom en tante, die in tegengestelde richting stond geparkeerd. Terwijl zijn oom en tante in de auto zaten, Ome [slachtoffer 1] aan de bestuurderskant en tante [slachtoffer 2] daarnaast aan de bijrijderskant, en op het punt van vertrekken stonden, heeft verdachte meerdere malen gericht op hen geschoten. Hoewel tante [slachtoffer 2] zich op de bijrijdersstoel bevond en haar man zich dus nog tussen haar en verdachte bevond, zat zij wél in de schotlijn van de door verdachte afgevuurde kogels. Verdachte had zelfs met één schot zowel ome [slachtoffer 1] als tante [slachtoffer 2] kunnen raken gezien de positie waarin zij zich op dat moment ten opzichte van verdachte bevonden.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer 2] zou doden.
Conclusie:
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de poging tot moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.