ECLI:NL:RBLIM:2019:1937

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 februari 2019
Publicatiedatum
28 februari 2019
Zaaknummer
7275523 CV 18-6398
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatig gebruik van parkeergelegenheid en de gevolgen van 'treintje rijden'

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. de gedaagde aangesproken voor schadevergoeding wegens onrechtmatig gebruik van hun parkeergelegenheid bij het winkelcentrum Brusselse Poort in Maastricht. De gedaagde heeft op twee momenten, 18 januari 2018 en 29 januari 2018, de slagboom van de parkeergelegenheid onrechtmatig gepasseerd zonder te betalen, door direct achter een voorganger aan te rijden. Q-Park vorderde een bedrag van € 731,40 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en incassokosten. De gedaagde heeft de vordering betwist, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijslast in het voordeel van Q-Park was, mede door de overgelegde camerabeelden die het onrechtmatig handelen van de gedaagde bevestigden. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde aansprakelijk was voor de schade en dat de door Q-Park gevorderde bedragen niet onredelijk waren. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief proceskosten, en het vonnis werd uitvoerbaar verklaard bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 7275523 CV EXPL 18-6398
Vonnis van de kantonrechter van 27 februari 2019 (bij vervroeging)
in de zaak
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS B.V.
statutair gevestigd en kantoor houdend in Maastricht
verder ook aan te duiden als “Q-Park”
eisende partij
gemachtigde mr. Ch.F.P.M. Spreksel, advocaat in Maastricht
tegen
[gedaagde]
wonend in [woonplaats] aan de [adres]
verder ook aan te duiden als “ [gedaagde] ”
gedaagde partij
in persoon procederend

1.De procedure

Q-Park heeft [gedaagde] bij dagvaarding van 2 oktober 2018 in rechte aangesproken voor een vordering als omschreven en beargumenteerd in het exploot van dagvaarding. Tegelijk daarmee zijn vijf - deels meervoudige - producties aan [gedaagde] betekend.
Ter zitting van 17 oktober 2018 waarvoor [gedaagde] in rechte opgeroepen was, heeft deze mondeling geantwoord en zich tegen de vordering verweerd.
Vervolgens heeft Q-Park bij repliek van 14 november 2018 - onder verwijzing naar een bij akte van dezelfde datum ter griffie gedeponeerde beelddrager (dvd) en naar een aan de conclusie toegevoegde zesde productie - het antwoord gemotiveerd weersproken en ten volle volhard bij haar vordering.
Voor de rolzitting van 12 december 2018 heeft [naam] een als dupliek aan te merken schriftelijke reactie ingediend met enige ongenummerde producties (onder meer foto’s).
Bij akte d.d. 6 februari 2019 heeft Q-Park op de nadere producties gereageerd.
Hierna is vonnis bepaald. De uitspraak is - vervroegd - op vandaag gesteld.

2.Het geschil

2.1
Q-Park vordertde veroordeling van [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling aan haar van een bedrag van € 731,4(0) aan hoofdsom en aan (vergoeding van) incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over het geheel vanaf ‘de datum van pleging’ althans vanaf de verzuimdatum dan wel een in goede justitie te bepalen alternatieve datum tot de datum van volledige betaling. Daarnaast vraagt Q-Park de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de te liquideren kosten van de procedure.
2.2
Q-Park baseert haar vordering in een acht pagina’s beslaand exploot van dagvaarding - sterk samengevat - op misbruik door [gedaagde] van de door Q-Park geëxploiteerde parkeervoorziening “Maastricht-Brusselse Poort” (i.e. geen parkeergarage maar een accommodatie in de openlucht bij een winkelcentrum in Maastricht). [gedaagde] is bij het uitrijden van het parkeerterrein met het aan hem toebehorende, althans op zijn naam geregistreerde motorvoertuig / de personenwagen merk Hyundai met kenteken [kenteken] tot tweemaal toe, op 18 januari 2018 om 13:51 uur en op 29 januari 2018 om 15:08 uur, direct achter een voorganger de slagboom bij de uitrit-terminal van Q-Park onrechtmatig gepasseerd. Hij heeft althans toen en onder de hier geschetste omstandigheden het terrein in strijd met de aangegane parkeerovereenkomst (zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs) verlaten. Een en ander is op camerabeelden vastgelegd (foto’s bij prod.1 en beelden van de later gedeponeerde dvd). Het gaat hier om een geval van zogeheten - verboden - ‘treintje rijden’. [gedaagde] heeft (tweemaal) bij het verlaten van de accommodatie met zijn auto geen ticket (als betaalbewijs), betaalpas of abonnement gebruikt en heeft dus zonder te betalen op gevaarlijke, onwenselijke en moreel verwerpelijke wijze de parkeergelegenheid verlaten. Van de kant van Q-Park is het gebruik van de accommodatie door de bestuurder van de personenwagen met genoemd kenteken geregistreerd in haar ‘PMS’ (Parkeer Management Systeem). Dit systeem is aangesloten op een Parkeer Route Informatie Systeem (‘PRIS)’. Door misbruik van de regels bij uitrijden treden storingen in dit systeem op, als gevolg waarvan de ‘treintjerijder’ - naast de veel voorkomende doelbewuste ontregeling van en schade aan de slagboom - ook nog eens de mobiliteit in het stadscentrum (nadelig) beïnvloedt. Zulk handelen is gevaar zettend ten aanzien van personen en zaken in de directe omgeving van de slagboom. Bovendien lokt ‘treintje rijden’ kopieergedrag uit, hetgeen Q-Park noodzaakt tot hard optreden om dit gedrag een halt toe te roepen. Voor een geval van ‘treintje rijden’ als het onderhavige brengt Q-Park [gedaagde] overeenkomstig haar algemene voorwaarden en mede met het oog op de preventieve en afschrikkende werking naast het ‘tarief verloren kaart’ ad € 18,00 een bedrag van € 300,00 aan aanvullende schadevergoeding ‘per keer treintje rijden’ (in totaal € 636,00) in rekening. De geldende tarieven alsmede de toepasselijk verklaarde algemene voorwaarden heeft Q-Park voor de automobilist voorafgaand aan het binnenrijden van de parkeeraccommodatie goed zichtbaar geafficheerd door middel van een informatiebord (prod.2). De voorwaarden zijn bovendien op kenbare wijze op te vragen dan wel (al dan niet elektronisch) in te zien. Het betalingsverzuim van [gedaagde] ter zake van deze onrechtmatige gedragingen (art. 6:162 BW) annex wanprestaties (art. 6:74 BW) acht Q-Park terstond op 18 januari 2018 respectievelijk 29 januari 2018 ingetreden. Bovenop een bedrag van € 318,00 per overtreding claimt zij van [gedaagde] een bedrag van € 47,70 aan vergoeding van incassokosten op basis van twee zonder resultaat gebleven (in aangetekende vorm verzonden) veertiendagenbrieven van 9 maart 2018 van de advocaat mr. Ch. Spreksel aan [gedaagde] .
2.3
In voortgezet debatweerspreekt Q-Park met verwijzing naar de gedeponeerde camerabeelden en de al eerder overgelegde foto’s de door [gedaagde] geleverde betwisting van overtreding van de parkeerregels. Ook de overige verweren van [gedaagde] acht Q-Park niet ter zake doend. Van de aangetekende terpostbezorging van een brief d.d. 9 maart 2018 legt zij nader bewijs over. [gedaagde] toont niet aan dat een ander dan hijzelf de auto ten tijde van de parkeerovertreding(en) bestuurde.
2.4
Het verweer van [gedaagde]bij antwoord was uitermate ontwijkend. Hij beweerde ter zitting van 17 oktober 2018 door het tijdsverloop (‘het is lang geleden’) zich het gebeurde ‘niet te herinneren’, maar gelet op de plaats van het voorval wel te weten dat hij ‘vroeger’ in die omgeving woonde en vaker op de bewuste parkeerplaats kwam. Ook beweerde hij in de periode februari/maart 2018, toen namens Q-Park een aangetekende brief aan hem gestuurd is, twee weken met vakantie geweest te zijn. Hij leende deze auto ‘wel vaker uit’, maar zei niet meer te weten aan wie en op welk moment. De door Q-Park bij het exploot gevoegde foto’s zeggen hem weinig en tonen zijns inziens geen ‘treintje rijden’ of ‘bumperkleven’aan. Voor Q-Park is dit kennelijk een lucratieve zaak.
2.5
Na dit summiere ‘verweer’ is [gedaagde] bij dupliek (op papier) veel breedsprakiger. [gedaagde] meent dat hij volstrekt ten onrechte beschuldigd wordt. De parkeerplaats bij winkelcentrum Brusselse Poort bezoekt of bezocht hij met enige regelmaat om geld te pinnen bij het ING-bankfiliaal. De (oude) auto met trekhaak leent hij regelmatig uit aan een van zijn kinderen of aan een buurman. Kort parkeren is mogelijk zonder betalen. Een kort bezoek aan het bankfiliaal maakt dat er dan niet afgerekend hoeft te worden. Vaak staan bij de slagboom auto’s geparkeerd, maar die (‘antieke zware ijzeren’) slagboom staat ook heel vaak open of blijft juist vastzitten, zodat een medewerker hem met de hand moet bedienen. De ruimte voor in- en uitrijden is te beperkt, zodat er vaak een file ontstaat Alleen de betaalautomaten zijn van recente makelij, de rest is antiek. Q-Park zou daar eens iets aan moeten doen van het geld dat zij met parkeren verdient. De hoge ‘boete’ die Q-Park vraagt en de motivering die de gemachtigde van Q-Park daarvoor geeft, vindt [gedaagde] ‘onzin’. Hij houdt vol van de brief (breven) van 9 maart 2018 geen enkel spoor in de brievenbus aangetroffen te hebben en pas via de herinneringsbrief van 9 juli 2018 voor het eerst vernomen te hebben dat Q-Park hem schuldig achtte aan een parkeerovertreding. Toen was het nauwelijks meer mogelijk te achterhalen wie er in januari 2018 (tweemaal) met zijn auto gebruik had gemaakt van het bewuste parkeerterrein. Wel hebben twee familieleden op papier gezet dat ze wel eens de auto lenen (in verband met de mogelijkheid daarmee een aanhanger te vervoeren). Inspectie van de gedeponeerde beelden op de dvd (door inzage te nemen bij de Rechtbank) brengt [gedaagde] tot de conclusie dat er helemaal niets verkeerd gedaan is: zowel de auto van [gedaagde] als diens voorganger rijdt volgens hem door een open slagboom.

3.De beoordeling

3.1
Er zijn vooral in de tweede fase van de procedure (en door toedoen van [gedaagde] ) veel woorden verspild aan een geschil waarin het relevante bewijsmateriaal overdonderend is. Waar de bij exploot overgelegde foto’s nog ruimte lieten voor de theorie van [gedaagde] dat er (tweemaal) kort geparkeerd is zonder dat er betaald hoefde te worden, of dat de slagboom zowel voor zijn auto als de voorganger (zonder schending van de parkeerregels) op de beide controlemomenten opengestaan heeft, laat het op 14 november 2018 gedeponeerde beeldmateriaal op dvd geen enkele ruimte voor twijfel: de auto met kenteken [kenteken] schiet zowel op 18 januari 2018 als op 29 januari 2018 direct achter de auto van de voorganger (die wel een kennelijk betaald kaartje in de automaat deponeert en de slagboom vrij krijgt) schielijk onder de neerdalende slagboom door zonder enig ontzag voor de controleautomaat. De bestuurder van de auto van [gedaagde] ‘kleeft’ in die beide gevallen met flinke snelheid aan de wagen van de voorganger, hetgeen een opvallende mate van bewust handelen veronderstelt. Hij negeert daarmee zowel veiligheidsregels als verplichtingen van recht en fatsoen. Daarmee heeft Q-Park ondubbelzinnig en zonder relevant tegenbewijs van de kant van [gedaagde] haar gelijk aangetoond. Al hetgeen [gedaagde] aan klaagzang ontplooid heeft over de tekortschietende kwaliteit van het parkeerterrein Brusselse Poort en de ongeremde geldbelustheid van Q-Park, verliest daarbij ieder belang. Er is simpelweg tot tweemaal toe in korte tijd op grove wijze inbreuk gemaakt op de ter plaatse geldende private parkeerregels. Dit resulteert zowel in een tweevoudige schending van een aangegane parkeerovereenkomst als in herhaald onrechtmatig handelen en verplicht [gedaagde] als eigenaar / kentekenhouder in beginsel tot dubbele schadevergoeding.
3.2
[gedaagde] laat weliswaar in het midden of hij op de beide dagen in januari 2018 zelf achter het stuur zat dan wel een ander (familielid of buur) de auto liet gebruiken, maar door na te laten ondubbelzinnig een concrete ander als bestuurder aan te wijzen komt de volle aansprakelijkheid bij hem terecht. Ook op dat punt faalt zijn met onduidelijke verklaringen van een zoon en van een ander familielid ondersteunde verhaal. Of op de parkeergelegenheid bij het winkelcentrum Brusselse Poort regelmatig sprake is van openstaande slagbomen zonder nabijheid van een in- of uitrijdende auto, is in het kader van hetgeen bewezen geacht wordt, totaal niet van belang: op de twee bewuste momenten ging de slagboom voor de voorganger van de auto van [gedaagde] open, waarna diens auto op slinkse wijze meeliftte. Ook de vraag of zo’n langdurig openstaande slagboom te maken heeft met veroudering van gebruikte materialen of van het installatiemechaniek (zoals [gedaagde] suggereert) dan wel met ontregeling van het systeem door ‘treintjerijders’ (zoals Q-Park beweert) kan bijgevolg in het midden gelaten worden.
3.3
Omdat [gedaagde] weliswaar in het algemeen de hem opgelegde ‘boete’ absurd hoog vindt, maar het bedrag aan gevorderde schadevergoeding inclusief parkeertarief van € 318,00 per incident niet gericht bestrijdt, is de hoofdvordering zonder meer toewijsbaar. Daar komt bij dat in bestendige (lagere) jurisprudentie het beding waarbij Q-Park de te lijden schade bij een geval van ‘treintje rijden’ - mede met het oog op preventie - fixeert op € 300,00 plus een bedrag van € 18,00 wegens ‘verlies’ van de parkeerkaart, niet oneerlijk noch onredelijk bezwarend geoordeeld wordt. Q-Park onderbouwt deze schade inclusief haar omzetderving door het niet-betalen van het geldende parkeertarief met zes in het algemeen door rechters geaccepteerde motieven, waartegen [gedaagde] ook niets, althans veel te weinig inbrengt. Daarom kan evenmin sprake zijn van matiging van de gefixeerde vergoedingsbedragen, die in dit geval ook allerminst tot een onaanvaardbaar resultaat leiden.
3.4
Nu [gedaagde] tot slot ook niet bestrijdt dat hij door de schadetoebrenging op de twee relevante data 18 januari 2018 en 29 januari 2018 (direct) in betalingsverzuim geraakt is (art. 6:83 aanhef en sub b. BW), ligt het voor de hand dat Q-Park eveneens in het gelijk gesteld wordt waar het gaat om de beide nevenvorderingen wegens wettelijke rente en kosten van incasso. Hoewel de bij repliek ingebrachte (enkele) productie niet zonder meer aantoont dat de retourzending van een van de twee op 9 maart 2018 door de postbode (PostNL) aangeboden aangetekende brieven betrekking had op het huisadres [adres] , is de betwisting van de kant van [gedaagde] dermate vaag en ongeloofwaardig dat aangenomen moet worden dat hij simpelweg geweigerd heeft de twee aangeboden poststukken d.d. 9 maart 2018 op te halen. Daarom is [gedaagde] naast rente ook een vergoeding van kosten van buitengerechtelijke incasso verschuldigd omdat beide brieven voldoen aan de eisen van art. 6:96 lid 6 BW. De kantonrechter zou daar mogelijk anders over gedacht hebben als [gedaagde] uiterlijk veertien dagen na (de wel erkende) ontvangst van twee brieven van 2 juli 2018 alsnog voldaan zou hebben aan de hem toen onder de aandacht gebrachte sommaties. De wettelijke rente wordt iets anders toegewezen dan Q-Park vraagt (namelijk per onderdeel).
3.5
[gedaagde] zal als in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten verwezen worden. De proceskosten die voor rekening van [gedaagde] komen, worden begroot op € 800,21:
- Exploot van dagvaarding € 84,21
- Griffierecht € 476,00
- Salaris gemachtigde € 240,00 (2 x € 120,00).

4.De beslissing

De kantonrechter komt tot het volgende oordeel:
- [gedaagde] wordt veroordeeld om aan Q-Park tegen bewijs van kwijting - al dan niet in nader overeen te komen termijnen - € 731,40 te betalen, nog te vermeerderen met de wettelijke rente over twee bedragen van € 318,00 met ingang van 19 januari 2018 over het ene en met ingang van 30 januari 2018 over het andere bedrag en over het restant van € 95,40 met ingang van 26 maart 2018 tot de datum van volledige betaling.
- [gedaagde] wordt eveneens veroordeeld tot betaling van de proceskosten, hetgeen betekent dat hij aan Q-Park een vastgesteld kostenbedrag van € 800,21 (al dan niet in nog overeen te komen termijnen) dient te vergoeden.
- Het vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
- Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
Type: HS