ECLI:NL:RBLIM:2019:1680

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 februari 2019
Publicatiedatum
22 februari 2019
Zaaknummer
03/720066-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de rechtbank over afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving in de context van een motorclub

Op 22 februari 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen verdachte [verdachte 7], die werd beschuldigd van afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De zaak, die deel uitmaakt van de megazaak Fuut, betreft de afpersing van slachtoffer [slachtoffer 1] door leden van de Satudarah Motor Club. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten [slachtoffer 1] op 1 en 2 december 2017 hebben afgeperst en van zijn vrijheid hebben beroofd. De verdachte werd bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht. De rechtbank overwoog dat de rechtmatigheid van het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) niet in twijfel kon worden getrokken, aangezien er voldoende verdenking bestond op basis van eerdere informatie en observaties. De rechtbank achtte de bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer onder druk hebben gezet om een schuld van 50.000 euro te voldoen, waarbij geweld en intimidatie werden gebruikt. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 20 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar bevestigde de strafbaarheid van de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/720066-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 februari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte 7] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
wonende te [adresgegevens verdachte 7] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 8 en 9 januari 2019. Op 12 februari 2019 is de verdachte in de gelegenheid gesteld het laatste woord te voeren en is het onderzoek gesloten. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, al dan niet samen met anderen:
[slachtoffer 1] heeft afgeperst;
[slachtoffer 1] van zijn vrijheid heeft beroofd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Inleiding
In september 2016 startte de politie Limburg het onderzoek genaamd Fuut naar leden van de Limburgse chapters van Satudarah Motor Club (SMC). Het onderzoek richtte zich bij aanvang op president [verdachte 1] . Later heeft het onderzoek zich uitgebreid naar andere leden van het Geleense chapter van Satudarah: vice-president [verdachte 2] , secretary [verdachte 4] , sergeant at arms [verdachte 3] en treasurer [verdachte 5] . Naast deze personen zijn uiteindelijk ook road captain [verdachte 6] alsmede [verdachte 7] , [verdachte 8] , [verdachte 9] en [verdachte 10] als verdachten aangemerkt.
Het opsporingsonderzoek heeft geresulteerd in een omvangrijk dossier, dat bestaat uit onder meer 12 afzonderlijke zaakdossiers.
De verdachten [verdachte 7] , [verdachte 8] , [verdachte 9] en [verdachte 10] kwamen enkel in beeld bij het zaakdossier Grutto. Dit betreft de afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer [slachtoffer 1] .
3.2
De standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging
Het openbaar ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft bepleit dat het bevel tot opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) in het clubgebouw onrechtmatig is en dient te leiden tot bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering. De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit van feit 1 (afpersing). Ter zake feit 2 (wederrechtelijke vrijheidsberoving) heeft de raadsman de partiële niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie of partiële nietigheid van de tenlastelegging en integrale vrijspraak bepleit.
De standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging zullen, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs nader worden weergegeven dan wel impliciet worden besproken. Ook eventuele (partiële) niet-ontvankelijkheids- en nietigheidsverweren zullen voor de leesbaarheid per feit besproken worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor de leesbaarheid heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, in bijlage II opgenomen.
De rechtmatigheid van de OVC
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het bevel tot opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) ex artikel 126l van het Wetboek van Strafvordering ten onrechte is afgegeven en dat daardoor sprake is van een vormverzuim ex art. 359a van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering. Daartoe heeft de raadsman – kort gezegd – aangevoerd dat het bevel is afgegeven op basis van oude informatie, op grond waarvan [verdachte 1] bovendien ten onrechte als verdachte is aangemerkt en terwijl de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit niet in acht zijn genomen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 126l, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering luidt als volgt:
In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, bevelen dat een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141, onderdelen b, c en d, vertrouwelijke communicatie opneemt met een technisch hulpmiddel.
Het proces-verbaal van verdenking d.d. 14 september 2016 (pg. 40-59), ook wel startproces-verbaal te noemen, vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
De Satudarah MC is een van de grootste motorclubs van het land. Zij hebben een landelijk bestuur met “nationals” en alle onderliggende chapters hebben een eigen bestuur. In Limburg zijn 6 chapters gevestigd, waaronder Geleen. In een op Youtube geplaatste ‘PixClip’ is te zien dat [verdachte 1] de patch ‘president’ Geleen draagt. Verder bleken tijdens de kermis in Geleen op 20 mei 2016, diverse leden van de Satudarah in full colors aanwezig te zijn, waaronder ook [verdachte 1] als zijnde de ‘president.’
In opdracht en onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie parket Limburg, wordt een opsporingsonderzoek gestart naar vermoedelijke strafbare feiten, gepleegd door leden van verschillende Limburgse chapters van de Satudarah MC.
Aanleiding tot dit opsporingsonderzoek is gelegen in het feit dat zowel binnen de geautomatiseerde politiesystemen informatie voorhanden is, alsook door het Team Criminele Inlichtingen (TCI) informatie is verstrekt, dat leden van de Satudarah MC, dan wel in georganiseerd verband, verdacht worden van betrokkenheid bij verschillende ernstige strafbare feiten, betreffende:
- geweldsmisdrijven (afpersingen, bedreigingen, mishandeling);
- verdovende middelen (bezit, handel en de productie van onder andere synthetische drugs);
- (vuur-)wapens (bezit en handel in (vuur-) wapens);
- witwassen.
Hieruit kan worden afgeleid dat voornamelijk ook leidinggevende personen binnen de Satudarah MC, onder andere (…) [verdachte 1] , betrokken zijn bij het plegen van strafbare feiten.
Vervolgens is een selectie van meldingen, aangiften en TCI-informatie weergegeven.
Op 1 maart 2017 vordert de officier van justitie vervolgens een machtiging tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) ex artikel 126l van het Wetboek van Strafvordering, waarna de rechter-commissaris ook op 1 maart 2017 die machtiging heeft verleend. Aan die vordering wordt ten grondslag gelegd een “Proces-verbaal aanvraag bevel opnemen vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel” d.d. 1 maart 2017, ook wel te noemen het aanvraagproces-verbaal OVC. Dit proces-verbaal vermeldt onder meer het volgende:
Door de officier van justitie zijn meerdere bevelen ex artikel 126m/n Wetboek van Strafvordering afgegeven onder andere met betrekking tot het bij de verdachte [verdachte 1] in gebruik zijnde communicatiemiddel. Uit analyse van de tapgesprekken blijkt dat de inhoud van de gesprekken voornamelijk Satudarah gerelateerd is en geeft een beeld van de activiteiten en afspraken van verdachte [verdachte 1] met derden. [verdachte 1] bekleedt binnen de Satudarah, chapter Geleen, de functie van "president" en geeft vanuit die functie sturing en leiding aan de Satudarah leden binnen zijn chapter.
Uit onderzoek en uit diverse mediabronnen is gebleken dat OMG's clubgebouwen c.q. vergaderlocaties gebruiken om leden, die kennelijk niet volgens de normen en waarden van de club dan wel niet volgens de regels van de club acteren, te mishandelen, bedreigen en af te persen. Deze leden worden veelal in "Bad Standing" uit de club gezet, gevolgd door het al dan niet middels afpersing dwingen tot het betalen van boetegelden.
Binnen dit onderzoek werd door de officier van justitie een bevel 126m/n Wetboek van Strafvordering afgegeven met betrekking tot het telecommunicatiemiddel in gebruik bij de betrokkene / slachtoffer [slachtoffer 11] . Uit het daaropvolgend onderzoek bleek dat [slachtoffer 11] in "Bad Standing" uit de club was gezet en dat men probeerde hem naar het clubhuis te lokken. [slachtoffer 11] werd echter door zijn moeder gewaarschuwd om daar niet heen te gaan omdat hij daar in elkaar zou worden geslagen.
(…)
In februari 2017 werd door het Team Criminele Inlichtingen de navolgende informatie verstrekt: " [betrokkene 21] en een man uit Sittard die [betrokkene 22] wordt genoemd, worden afgeperst door [verdachte 1] namens de Satudarah Geleen. Onlangs hebben [betrokkene 21] en deze [betrokkene 22] in het clubhuis van de Satudarah Geleen klappen gehad om de bedreiging kracht bij te zetten. De afpersing heeft vermoedelijk te maken met een partij verdwenen drugs waarvoor [betrokkene 21] en deze [betrokkene 22] verantwoordelijk worden gehouden.
(…)
Gelet op het hierboven gerelateerde is het van eminent belang om communicatie, gevoerd tijdens clubbijeenkomsten/leden - c.q. bestuursvergadering, dan wel bij elke gelegenheid waarbij leden van Satudarah MC Geleen deze ruimte in gebruik nemen, te onderscheppen, teneinde sturingsinformatie en/of bewijs te genereren, waardoor al dan niet in combinatie met de toepassing van andere bijzondere opsporingsbevoegdheden (o.a. observatie en onderzoek telecommunicatie) zicht kan worden verkregen op onder andere:
- de (criminele) activiteiten van de verdachten;
- de contacten, bezoekers en relaties van de verdachten;
- de ontmoetingsplaatsen van de verdachten en hun contacten c.q. relaties.
Het betreft communicatie in een besloten plaats, niet zijnde een woning, omschreven als [gemeenschapshuis] , gelegen aan de [adres gemeenschapshuis] .
Bijgevoegd is de TCI-informatie zoals in dit proces-verbaal opgenomen alsmede diverse verslagen van tapgesprekken van [slachtoffer 11] .
De rechtbank overweegt naar aanleiding hiervan het volgende.
Uit het startproces-verbaal leidt de rechtbank af dat uit onderzoek was gebleken dat [verdachte 1] president van het Geleense chapter van Satudarah was en dat op grond van de toen bekende, al dan niet anonieme, informatie het redelijk vermoeden kon bestaan dat [verdachte 1] , juist vanwege zijn rol als president, betrokken was bij diverse strafbare feiten die in georganiseerd verband werden gepleegd. Zo blijkt uit het startproces-verbaal van diverse ernstige strafbare feiten die in relatie kunnen worden gebracht met Satudarah en met het Geleense chapter in het bijzonder. Overeenkomstig hetgeen de raadsman heeft aangevoerd wordt de naam van verdachte enkel genoemd in relatie tot de afpersing van [slachtoffer 3] (zaakdossier Dichroiet) en een bezoek van de club aan [naam café] in Sittard. De rechtbank constateert evenwel dat veel van de overige meldingen betrekking hebben op Satudarah en een deel ervan ook op de omgeving Sittard-Geleen.
Het startproces-verbaal heeft vervolgens geleid tot de inzet van diverse bijzondere opsporingsmiddelen, zoals telefoontaps en observaties. Resultaten daarvan zijn samengevat in het aanvraagproces-verbaal OVC. Nieuwe informatie bestond onder meer uit de vermoedelijke Bad Standing van [slachtoffer 11] en de afpersing van [betrokkene 21] en ene [betrokkene 22] , allemaal in het clubhuis van Satudarah Geleen. Mede gezien de kennelijke afscherming die uitging van het clubhuis, overwoog het openbaar ministerie de inzet van zwaardere opsporingsmiddelen, zoals OVC.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat op grond van het vorenstaande wel degelijk een verdenking, een redelijk vermoeden, kon bestaan dat [verdachte 1] , mede gezien zijn rol als president van Satudarah Geleen, betrokken was bij diverse ernstige misdrijven. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat teneinde die verdenking te onderzoeken eerst relatief lichtere opsporingsmiddelen zijn ingezet, zoals telefoontaps. Die hebben vervolgens wel nieuwe informatie opgeleverd, maar mede gelet op de omstandigheid dat strafbare feiten veelal vermoedelijk plaatsvonden in het clubhuis, waren de onderzoeksmogelijkheden beperkt. Onder die omstandigheden acht de rechtbank een vordering, machtiging en bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) ex artikel 126l van het Wetboek van Strafvordering gerechtvaardigd. De rechtbank is daarbij ook van oordeel dat is voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit, nu eerst andere én lichtere middelen zijn ingezet, die echter te beperkt bleken qua mogelijkheden, en gelet op de ernst van de strafbare feiten het middel van OVC ook te rechtvaardigen is.
De rechtbank is dus van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim ex artikel 359a, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering. Zij verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
Partiële nietigheid van de tenlastelegging inzake feit 2?
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat voor wat betreft het ten laste gelegde geweld partiële nietigheid van de tenlastelegging, dan wel de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, dan wel vrijspraak dient te volgen. Daartoe heeft hij – kort gezegd – aangevoerd dat het geweld al is opgenomen in de tenlastelegging van de afpersing (feit 1) en dat zulks zich verzet tegen bewezenverklaring van diezelfde feitelijkheden bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 6).
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor zover de raadsman hiermee doelt op het ne bis in idem beginsel, is de rechtbank van oordeel dat van een dergelijke situatie geen sprake is. Het ne bis in idem beginsel houdt
– kort gezegd – een bescherming in tegen een dubbele vervolging wegens hetzelfde feitelijk gebeuren als waarvoor men reeds eerder is veroordeeld, vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging. Hoewel diverse onderdelen zowel deel uitmaken van de ten laste gelegde afpersing als van de vrijheidsberoving, zijn dit niet dezelfde feiten in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht. Daarentegen is de rechtbank van oordeel dat een situatie als deze gedekt wordt door de samenloopbepaling in artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank verwerpt dus het verweer.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer [slachtoffer 1] op 1 en 2 december 2017 hebben afgeperst en van zijn vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Na een eerdere bespreking op woensdag 29 november 2017, moest [slachtoffer 1] zich op vrijdag
1 december 2017 wederom melden in het clubhuis van de Satudarah in Geleen. Eenmaal binnen moest hij uiteindelijk plaatsnemen in de memberroom, te midden van meer dan 10 personen waaronder de verdachten. Vervolgens werd hij ondervraagd over en verantwoordelijk gehouden voor een kennelijk mislukte hennepteelt waarbij leden van Satudarah benadeeld zouden zijn. Uit de OVC, zowel de beelden als het geluid, blijkt zonder meer dat [slachtoffer 1] gedurende deze avond flinke klappen kreeg van diverse aanwezigen in de memberroom. Uiteindelijk werd door leden van Satudarah bepaald dat [slachtoffer 1] hen een geldbedrag van zo’n 50.000 euro schuldig was, dat hij zo spoedig mogelijk en op welke wijze dan ook diende te voldoende. Onmiddellijk werd hij gedwongen zijn zakken, met daarin zijn huissleutel, leeg te maken, en werd hij gedwongen zijn adres te geven. Verdachte en/of een aantal mededaders zijn vervolgens naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan om onder meer zijn auto als betaling op te halen. Het lukte overigens niet [slachtoffer 1] ’s auto mee te nemen, maar wel werden zijn paspoort, pinpas en pincode meegenomen. Gedurende deze hele periode mocht [slachtoffer 1] het clubhuis niet verlaten.
I. Afpersing
De rechtbank ziet zich hierbij voor de vraag gesteld of het geweld ook gericht was op de incasso van de opgelegde schuld. Zij beantwoordt die vraag bevestigend. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van dreiging en intimidatie door de besloten setting, de hoeveelheid personen, de wijze van ondervraging en het gebruikte geweld teneinde [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte. De rechtbank is van oordeel dat het geweld en de dreiging daarmee wordt ingezet om te verzekeren dat het slachtoffer meewerkt aan het kunnen incasseren van de opgelegde schuld. De afgifte van goederen (te beginnen met de huissleutel) is het directe gevolg van die dreiging en geweld. Ook al zijn diverse personen daarna zelf naar de woning van het slachtoffer gegaan en hebben zij daarbij zelf goederen meegenomen van het slachtoffer, deze wegneming is naar het oordeel van de rechtbank een voortzetting en daarmee ook onderdeel van de afpersing die in het clubhuis een aanvang nam.
II. Vrijheidsberoving
Ten tijde van de ondervraging in de memberroom en in de periode dat diverse personen de woning van [slachtoffer 1] bezochten moest [slachtoffer 1] in het clubhuis blijven. Allereerst werd in de memberroom een situatie gecreëerd, die naar het oordeel van de rechtbank zodanig intimiderend en dreigend was dat [slachtoffer 1] redelijkerwijs niet de mogelijkheid had om de memberroom te verlaten. Hoewel van daadwerkelijke opsluiting geen sprake was, werd hij door de ook hiervoor genoemde besloten setting, de hoeveelheid personen, de wijze van ondervraging en het gebruikte geweld in een situatie gebracht waaraan hij zich niet kon onttrekken. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Nadien moest hij bovendien ook nog in een andere ruimte wachten totdat men terug was van zijn woning. Daarbij werd hij bewaakt. Naar het oordeel van de rechtbank had [slachtoffer 1] ook in die periode niet de mogelijkheid om weg te gaan - bovendien had hij toen zijn sleutels niet meer - en is hierbij sprake van het beroofd houden van zijn vrijheid. Voor de hele avond geldt overigens ook dat het [slachtoffer 1] mede door diverse uitlatingen zoals die uit de OVC blijken (zoals ‘je gaat niet weg voordat het geregeld is’ en ‘wil je hier wegkomen?’) meermalen duidelijk werd gemaakt dat hij die avond niet zomaar, vrijelijk het pand kon verlaten.
III. Deelneming
Ten aanzien van [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 4] , [verdachte 3] , [verdachte 8] en [verdachte 7] is de rechtbank van oordeel dat uit de verklaringen van [slachtoffer 1] in combinatie met de OVC zonder meer blijkt van een zodanige fysieke dan wel verbale bijdrage in de voor [slachtoffer 1] gecreëerde bedreigende setting, dat die bijdrage als wezenlijk kan worden gekwalificeerd – mede onder de omstandigheden zoals die hiervoor al meerdere keren zijn genoemd – en op basis waarvan een nauwe en bewuste samenwerking gericht op zowel de afpersing als de vrijheidsberoving kan worden vastgesteld.
Partiële vrijspraken
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen omtrent de hennepkwekerij in Susteren onder de afpersing én de wederrechtelijke vrijheidsberoving ten laste is gelegd. Hoewel wellicht ingegeven door de dwang om geld af te staan, was het [slachtoffer 1] ’s eigen idee om naar Susteren te gaan teneinde daar een hennepkwekerij c.q. -opslag te bezoeken die eventueel geript zou kunnen worden. Nu dit op eigen initiatief van [slachtoffer 1] was en voor wat betreft de reis naar Susteren ook overigens niet blijkt van dwang, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank geen deel meer uit van de afpersing, noch van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Van dat onderdeel zal verdachte derhalve vrijgesproken worden.
De rechtbank acht tevens niet wettig en overtuigend bewezen de afpersing voor zover die zou voortduren na 2 december 2017. Ten eerste ziet de verfeitelijking van de tenlastelegging alleen op de gebeurtenissen die gedurende de avond/nacht van 1 op 2 december 2017 plaatsvonden. Uit het dossier blijkt dat [verdachte 9] nadien nog telefonisch contact met [slachtoffer 1] heeft opgenomen. Deze contacten gingen over het al dan niet aan het werk zijn (mogelijk in relatie tot een hennepkwekerij) en dat [verdachte 9] het aan de jongens van de club zou doorgeven als [slachtoffer 1] niet zou meewerken. (p. 2245). De rechtbank ziet hierin geen voortzetting van de afpersing zoals die plaatsvond op 1 en 2 december 2017. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de afpersing voor zover het betreft de periode na 2 december 2017.
3.4
De bewezenverklaring
Op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen en de hiervoor weergegeven overwegingen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder
1. en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.hij in de periode van 1 december 2017 tot en met 2 december 2017 in de gemeente Sittard-Geleen en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van
  • (een) huissleutel(s) en
  • een hoeveelheid geld en
  • een pinpas en een papier met daarop de bijbehorende pincode en
  • een paspoort op naam van die [slachtoffer 1] ,
toebehorende aan die [slachtoffer 1] ,
welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders
  • die [slachtoffer 1] naar de memberroom van de Satudarah Motor Club, chapter Geleen hebben laten komen en
  • in deze memberroom meermalen tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] hebben geslagen en
  • aan die [slachtoffer 1] de woorden hebben toegevoegd dat hij 50.000,- euro dient te betalen als schuld en
  • aan die [slachtoffer 1] hebben toegevoegd dat hij zijn pinpas en bijbehorende pincode dient af te staan en
  • aan die [slachtoffer 1] de woorden hebben toegevoegd dat hij zijn auto (merk/type Pontiac) moet inleveren en
  • aan die [slachtoffer 1] dreigend de woorden hebben toegevoegd "de eerste de beste leugen die je nu vertelt, breek ik je vinger" en "ik zweer het je ey, ik breek je nek jongen".
2.hij in de periode van 1 december 2017 tot en met 2 december 2017 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders
die [slachtoffer 1] geslagen en geschopt en die [slachtoffer 1] gedurende langere tijd (tegen zijn wil) vast gehouden in het clubhuis van de Satudarah Motor Club, chapter Geleen en met gebruikmaking van hun psychisch en getalsmatig overwicht voor die [slachtoffer 1] , een dusdanige situatie gecreëerd dat die [slachtoffer 1] belet werd zijn eigen bewegingsvrijheid te bepalen en zich te onttrekken aan de intimiderende en bedreigende invloedssfeer van verdachte en zijn mededaders en aldus die [slachtoffer 1] hebben belet te gaan waarheen hij zich wilde begeven.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:
medeplegen van iemand opzettelijk van de vrijheid beroven
en
medeplegen van iemand opzettelijk van de vrijheid beroofd houden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft - op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht - gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om matiging van de op te leggen straf ten opzichte van de eis in verband met onterechte uitgangspunten van het openbaar ministerie en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] . Dit vond plaats in de avond en nacht van 1 op 2 december 2017 in het clubhuis van Satudarah Geleen. Het slachtoffer werd die avond ter verantwoording geroepen wegens misgelopen inkomsten uit hennepteelt. Daarbij werd hij flink te grazen genomen door verdachte en zijn medeverdachten en uiteindelijk werd hem een “schuld” opgelegd van 50.000 euro, die hij zo spoedig mogelijk moest voldoen, al dan niet door de afgifte van goederen tot een waarde van dat bedrag, zoals onder meer zijn auto.
De afpersing en vrijheidsberoving zijn ernstige strafbare feiten, waarbij de impact op het slachtoffer zeer groot is. Hoewel uit het dossier blijkt dat het slachtoffer in het criminele circuit van de hoed en de rand weet en niet snel bang is, was hij toch huiverig aangifte te doen wegens vrees voor represailles. Die vrees had te maken met de gewelddadige reputatie van Satudarah.
Strafverzwarend is dat deze feiten in het verband van een motorclub plaatsvonden en dat de mankracht en reputatie van die motorclub werd ingezet om het slachtoffer te intimideren. Anderzijds neemt de rechtbank bij het bepalen van de straf in aanmerking dat [slachtoffer 1] geen ‘willekeurige burger’ was, maar dat het hier ging om een aan hennep gerelateerde afpersing.
Van bijzondere (persoonlijke) omstandigheden die in strafmatigende zin moeten meewegen in de op te leggen straf, is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van de wederrechtelijke vrijheidsberoving voor zover dit onderdeel ziet op het meenemen naar Susteren, waarvoor de officieren van justitie tot bewezenverklaring hebben gerekwireerd. Daarnaast waardeert de rechtbank het geheel van feiten gelet op straffen in soortgelijke zaken anders. Daarom zal de straf lager zijn dan geëist.
De rechtbank zal [verdachte 7] veroordelen tot een
gevangenisstraf van 20 maanden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen:
- 47, 57, 282, 317 van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. A.K. Kleine en
mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na nadere omschrijving van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat:
1.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2017 tot en met 18 december 2017 in de gemeente Sittard-Geleen, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van
  • (een) autosleutel(s) en/of
  • (een) huissleutel(s) en/of
  • 100,- Euro, in elk geval een hoeveelheid geld en/of
  • een pinpas en een papier met daarop de bijbehorende pincode en/of
  • een (Amerikaans) paspoort op naam van die [slachtoffer 1] en/of
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
  • die [slachtoffer 1] naar de memberroom althans de vergaderruimte van de Satudarah Motor Club, chapter Geleen heeft/ hebben laten komen en/of
  • in deze memberroom althans vergaderruimte meermalen althans eenmaal tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen en/of
  • aan die [slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd dat hij 50.000,- Euro dient te betalen als schuld en/of
  • aan die [slachtoffer 1] heeft/ hebben toegevoegd dat hij zijn pinpas en bijbehorende pincode dient af te staan en/of
  • aan die [slachtoffer 1] de woorden heeft/ hebben toegevoegd dat hij zijn auto (merk/type Pontiac) moet inleveren en/of
  • aan die [slachtoffer 1] opdracht heeft/hebben gegeven aan te wijzen waar een loods in omgeving Susteren staat waar hennep gekweekt wordt met het doel die hennep te stelen en/of
  • aan die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd "de eerste de beste leugen die je nu vertelt, breek ik je vinger" en/of "ik zweer het je ey, ik breek je nek jongen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
De rechtbank heeft geconstateerd dat de tenlastelegging vermeldde dat het slachtoffer gedwongen werd tot de afgifte van onder meer “een pinpas en bijbehorende pincode.” Op grond van het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, heeft de rechtbank geconstateerd dat het hierbij ging om een pinpas en
een papier met daarop debijbehorende pincode. De rechtbank heeft de tenlastelegging aldus ook zo verbeterd gelezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
2.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2017 tot en met 2 december 2017 in de gemeente Sittard-Geleen en/of Echt-Susteren en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
die [slachtoffer 1] geslagen en/of geschopt en/of in elk geval die [slachtoffer 1] gedurende langere tijd (tegen zijn wil) vast gehouden in het clubhuis van de Satudarah Motor Club, chapter Geleen en/of die [slachtoffer 1] gedwongen met verdachte en/of zijn mededader(s) mee te gaan naar Susteren en/of met gebruikmaking van zijn/hun psychisch en/of getalsmatig overwicht voor die [slachtoffer 1] , een dusdanige situatie gecreëerd dat die [slachtoffer 1] belet werd zijn eigen bewegingsvrijheid te bepalen en/of zich te onttrekken aan de intimiderende en bedreigende invloedssfeer van verdachte en/of zijn mededader(s) en aldus die [slachtoffer 1] heeft/hebben belet te gaan waarheen hij zich wilde begeven.
BIJLAGE II: De bewijsmiddelen
[Voor de inhoud van de bewijsmiddelen wordt verwezen naar het vonnis met parketnummer 03/721385-16 en dan enkel de bewijsmiddelen opgenomen in het hoofdstuk Zaakdossier Grutto.]