ECLI:NL:RBLIM:2019:163

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 januari 2019
Publicatiedatum
10 januari 2019
Zaaknummer
7238183 CV EXPL 18-6091
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering huurachterstand met afwijzing van contractuele rente en boete wegens oneerlijke bedingen

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Beheers- en Beleggingsmaatschappij Mauriks B.V. betaling van een huurachterstand van € 7.740,- van de gedaagde, die in persoon procedeert. De huurachterstand is ontstaan door niet tijdige betalingen van de gedaagde, die een huurcontract had voor een woning van 16 juni 2011 tot 1 oktober 2017. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet kan bewijzen dat hij een contante betaling van € 3.380,- heeft gedaan, en dat hij geen recht heeft op opschorting van de huurbetalingen vanwege vermeende gebreken aan de woning. De kantonrechter oordeelt dat de vordering tot betaling van de contractuele rente en boeterente moet worden afgewezen, omdat deze bedingen als oneerlijk worden beschouwd onder de Richtlijn 93/13 van de EEG. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeengekomen rente van 12% per jaar aanzienlijk hoger is dan de wettelijke rente van 2%, en dat de boeterente van € 25,- per dag ook oneerlijk is. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten wordt eveneens afgewezen. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 6.450,- aan huurachterstand, vermeerderd met de wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten van € 1.158,57. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 7238183 CV EXPL 18-6091
Vonnis van de kantonrechter van 9 januari 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEHEERS- EN BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ MAURIKS B.V.,
gevestigd te Sint Michielsgestel,
eisende partij,
gemachtigde mr. D.E.M.P.J. Reijnart,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
  • de rolbeschikking waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 november 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Mauriks B.V. verhuurde van 16 juni 2011 tot 1 oktober 2017 de woonruimte aan de [adres] te [plaats] , aan [gedaagde] . De huur van € 645,- per maand moest uiterlijk op de eerste van de betreffende maand worden betaald.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing waarin onder meer staat dat bij te late betaling de volgende bedragen verschuldigd zijn:
  • 1% rente per maand, waarbij een gedeeltelijke maand voor een volle maand wordt gerekend (artikel 20.2),
  • 15% buitengerechtelijke incassokosten, met een minimum van € 125,- (artikel 20.4),
  • een direct opeisbare boete van € 25,- per kalenderdag (artikel 20.6).
2.3.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan die, ondanks sommaties, niet is betaald.

3.Het geschil

3.1.
Mauriks B.V. vordert dat [gedaagde] bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van:
  • € 7.740,- aan huurachterstand, te vermeerderen met de contractuele rente althans de wettelijke rente,
  • € 9.125,- aan boeterente over de huurachterstand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid van iedere boete
  • € 1.161,- aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dagvaarding,
  • de proceskosten
  • de nakosten van € 157,-, in geval van betekening van dit vonnis te vermeerderen met € 82,- en de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens [gedaagde] bedraagt de huurachterstand geen € 7.740,-, maar € 4.360,-, omdat hij in 2015 € 3.380,- contant aan Mauriks B.V. heeft betaald. Mauriks B.V. ontkent ooit een contant bedrag van [gedaagde] te hebben ontvangen. Op grond van artikel 150 Rv moet [gedaagde] bewijzen dat de betaling inderdaad heeft plaatsgevonden. Hij heeft al aangegeven dat hij dit niet kan. Dit betekent dat de kantonrechter niet kan vaststellen dat de betaling inderdaad heeft plaatsgevonden, en dat zij dus voorbij gaat aan dit verweer.
4.2.
[gedaagde] heeft verder naar voren gebracht dat hij het restantbedrag niet heeft betaald vanwege gebreken aan de woning (lekkages). Mauriks B.V. heeft hierop geantwoord dat er in het verleden lekkages zijn geweest die zijn opgelost en dat latere lekkages niet konden worden opgelost, omdat [gedaagde] geen toegang gaf tot de woning. Het maakt eigenlijk niet uit of dit klopt of niet. Zelfs als er lekkages waren die Mauriks B.V. had moeten en kunnen repareren en zij dit niet gedaan heeft, dan nog is dit geen reden om de huur niet te betalen. [gedaagde] heeft (inmiddels) niets (meer) te vorderen van Mauriks B.V., dus een recht op opschorting komt hem niet toe. Ook heeft hij nooit een vordering tot huurprijsvermindering of een andere vordering op grond waarvan de betalingsverplichting teniet zou gaan ingesteld. Hij zal de huurachterstand, voor zover die niet is verjaard, daarom moeten betalen.
4.3.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat een deel van de vordering verjaard is. Mauriks B.V. heeft hierop gereageerd dat [gedaagde] continu is gemaand dus dat verjaring niet aan de orde is. Een vordering tot betaling van huur verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden (artikel 3:308 Burgerlijk Wetboek). De kantonrechter constateert dat de oudste aanmaning in het dossier dateert van 24 juli 2018. Mauriks B.V. heeft niet aangevoerd, laat staan onderbouwd met bewijs, dat zij voor 24 juli 2018 de verjaring heeft gestuit. Dit betekent dat alle vorderingen die tot en met 23 juli 2013 opeisbaar zijn geworden, zijn verjaard. Kortom de niet betaalde huurtermijnen tot en met juli 2013 (2 x € 645,-) zijn verjaard. Voor het overige zal [gedaagde] de huurachterstand nog moeten betalen, te weten (€ 7.740,- -/- (2 x € 645,-) =) € 6.450,-.
4.4.
De vraag die dan moet worden beantwoord is of dit bedrag mag worden vermeerderd met de contractuele rente en boeterente.
4.5.
Mauriks B.V. grondt haar vordering op algemene voorwaarden die zijn opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen. De kantonrechter moet daarom ambtshalve toetsen of er sprake is van een oneerlijk beding als bedoeld in de Richtlijn 93/13 van de EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Als dit zo is, dan moet de kantonrechter het beding helemaal buiten toepassing te laten. Matiging is in dat geval niet mogelijk.
4.6.
Een oneerlijk beding is bijvoorbeeld een beding dat tot doel heeft een consument die zijn verbintenissen niet nakomt (zoals [gedaagde] , die consument is en zijn huurbetalingsverplichtingen niet is nagekomen) een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen.
4.7.
De overeengekomen rente (12% per jaar) is aanmerkelijk hoger dan de geldende wettelijke rente (2%). Mauriks B.V. heeft geen omstandigheden gesteld die een dergelijk hoog rentepercentage in de gegeven omstandigheden kunnen rechtvaardigen. De kantonrechter oordeelt daarom dat het rentebeding oneerlijk is en moet worden vernietigd. De vordering tot betaling van de contractuele rente zal dan ook worden afgewezen. Mauriks B.V. heeft subsidiair de wettelijke rente gevorderd, zodat het toegewezen bedrag wel zal worden vermeerderd met de wettelijke rente. Gevorderd is de wettelijke rente ‘vanaf de vervaldatum’. Uit het lichaam van de dagvaarding blijkt dat Mauriks B.V. hiermee bedoelt de dag na de dag waarop de huur uiterlijk betaald had moeten worden (de eerste van de maand). De wettelijke rente over de achterstand is dus steeds verschuldigd vanaf de tweede dag van de maand. Het toe te wijzen bedrag bestaat uit de niet betaalde huurtermijnen van september en november 2013; april, september en november 2015; januari, oktober, november en december 2016; en juni 2017, zodat de wettelijke rente als volgt zal worden toegewezen:
  • over € 645,- vanaf 2 september 2013 tot en met 1 november 2013
  • over € 1.290,- vanaf 2 november 2013 tot en met 1 april 2015
  • over € 1.935,- vanaf 2 april 2015 tot en met 1 september 2015
  • over € 2.580,- vanaf 2 september 2015 tot en met 1 november 2015
  • over € 3.225,- vanaf 2 november 2015 tot en met 1 januari 2016
  • over € 3.870,- vanaf 2 januari 2016 tot en met 1 oktober 2016
  • over € 4.515,- vanaf 2 oktober 2016 tot en met 1 november 2016
  • over € 5.160,- vanaf 2 november 2016 tot en met 1 december 2016
  • over € 5.805,- vanaf 2 december 2016 tot en met 1 juni 2017
  • over € 6.450,- vanaf 2 juni 2017 tot de dag van algehele betaling.
4.8.
De boeterente van € 25,- per dag lijkt bedoeld om een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen aan [gedaagde] . De maandelijkse boete (€ 750,- of € 775,) is immers hoger dan de maandelijkse huurprijs van € 625,-. Feiten en omstandigheden die dit kunnen rechtvaardigen heeft Mauriks B.V. niet aangevoerd. Dat zij de vordering die haar toekwam heeft gematigd tot één jaar, baat haar in ieder geval niet. Immers moet een oneerlijk beding worden vernietigd en kan zij niet worden gematigd. Dat iemand van het bestaan van een beding op de hoogte was, maakt een oneerlijk beding niet alsnog eerlijk, en maakt een onevenredige boete niet alsnog evenredig. Ook dit beding moet daarom vernietigd worden, zodat de vordering tot betaling van de boeterente eveneens zal worden afgewezen.
4.9.
De buitengerechtelijke incassokosten zullen eveneens worden afgewezen, nu in de voor aanspraak hierop vereiste zogenoemde veertiendagenbrief een verkeerde termijn is gehanteerd.
4.10.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van Mauriks B.V. Bij het toe te kennen liquidatietarief, dat sinds 1 januari 2019 is verhoogd, en het griffierecht wordt uitgegaan van het toegewezen in plaats van het gevorderde bedrag. De kosten worden aldus tot vandaag begroot op:
dagvaarding: € 82,57
griffierecht: € 476,00
salaris gemachtigde:
€ 600,00(2 punten x tarief € 300,-)
totaal € 1.158,57
4.11.
De nakosten zullen worden toegewezen, maar niet tot het gevorderde bedrag. De gemachtigde vordert namelijk het tarief dat wordt gehanteerd in zogenoemde handelszaken. In kantonzaken geldt een tarief van een half salarispunt, met een maximum (sinds de verhoging van 1 januari 2019) van € 120,-.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Mauriks B.V. tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 6.450,-, te vermeerderen met de wettelijke rente:
  • over € 645,- vanaf 2 september 2013 tot en met 1 november 2013
  • over € 1.290,- vanaf 2 november 2013 tot en met 1 april 2015
  • over € 1.935,- vanaf 2 april 2015 tot en met 1 september 2015
  • over € 2.580,- vanaf 2 september 2015 tot en met 1 november 2015
  • over € 3.225,- vanaf 2 november 2015 tot en met 1 januari 2016
  • over € 3.870,- vanaf 2 januari 2016 tot en met 1 oktober 2016
  • over € 4.515,- vanaf 2 oktober 2016 tot en met 1 november 2016
  • over € 5.160,- vanaf 2 november 2016 tot en met 1 december 2016
  • over € 5.805,- vanaf 2 december 2016 tot en met 1 juni 2017
  • over € 6.450,- vanaf 2 juni 2017 tot de dag van algehele betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van Mauriks B.V., tot vandaag begroot op € 1.158,57,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Mauriks B.V. volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 120,- aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van die betekening, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
type: GD