ECLI:NL:RBLIM:2019:1624

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 februari 2019
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
7220718 CV EXPL 18-5821
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen veroordelend verstekvonnis inzake koop van een gestolen auto

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 20 februari 2019 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser, die in verzet is gegaan tegen een eerder verstekvonnis, had een auto gekocht van de gedaagde, die deze auto eerder had aangeschaft van een derde partij. Na de aankoop bleek de auto als gestolen geregistreerd te staan, wat leidde tot inbeslagname door de Spaanse autoriteiten. De eiser vorderde in de verstekprocedure onder andere terugbetaling van de koopsom en ontbinding van de koopovereenkomst. Het verstekvonnis had de vorderingen van de eiser toegewezen. De gedaagde heeft verzet aangetekend en vorderde vernietiging van het verstekvonnis en afwijzing van de vorderingen van de eiser.

De kantonrechter oordeelde dat het verzet tijdig was ingesteld, omdat niet was gebleken dat het verstekvonnis op de juiste wijze aan de gedaagde was betekend. Vervolgens werd de eigendomsoverdracht van de auto beoordeeld. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde niet tekortgeschoten was in zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst, omdat hij de auto te goeder trouw had gekocht en de auto functioneerde zoals verwacht. De vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst werd afgewezen.

Daarnaast werd het beroep op dwaling door de eiser verworpen, omdat de dwaling niet betrekking had op de auto zelf, maar op een toekomstige omstandigheid. De kantonrechter vernietigde het eerdere verstekvonnis en wees de vorderingen van de eiser af, waarbij de eiser werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis heeft grote financiële gevolgen voor de eiser, die zijn betaalde bedrag niet terugkrijgt en geen auto meer heeft.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 7220718 CV EXPL 18-5821
Vonnis van de kantonrechter van 20 februari 2019
in de zaak van
[eiser, gedaagde in verzet] ,
wonend te [woonplaats] ,
eiser, gedaagde in verzet,
gemachtigde mr. S.L. Emons,
tegen
[gedaagde, eiser in verzet] ,handelend onder de naam
[handelsnaam] ,
wonend te [land] ,
zaak doende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde, eiser in verzet,
gemachtigde mr. J.J. Baltus.
Partijen worden hierna [eiser, gedaagde in verzet] en [gedaagde, eiser in verzet] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het door de kantonrechter op 30 mei 2018 tussen [eiser, gedaagde in verzet] als eisende partij en [gedaagde, eiser in verzet] als gedaagde partij bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer 6825852 CV EXPL 18-2350
  • het exploot van de dagvaarding in verzet d.d. 4 juli 2018
  • de conclusie van antwoord in oppositie
  • de conclusie van repliek in oppositie
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 18 januari 2017 heeft [gedaagde, eiser in verzet] van ene [naam] gekocht het voertuig van het merk Volkswagen, bouwjaar 2014, kenteken [kenteken] , type Caravelle, chassisnummer [chassisnummer] voor een koopsom van € 16.500,00.
2.2.
Op 24 februari 2017 heeft [gedaagde, eiser in verzet] deze auto doorverkocht aan [eiser, gedaagde in verzet] voor een koopsom van € 17.500,00.
2.3.
[gedaagde, eiser in verzet] heeft de auto aan [eiser, gedaagde in verzet] geleverd en een tijdelijk verzekeringsbewijs (groene kaart) en het kentekenbewijs (productie 3 bij inleidende dagvaarding) overhandigd waarmee [eiser, gedaagde in verzet] het voertuig kon meenemen en importeren naar Spanje.
2.4.
Bij invoering van het voertuig in Spanje bleek het voertuig als gestolen te staan geregistreerd. Het voertuig werd in beslag genomen en op 18 oktober 2017 getransporteerd naar Italië (productie 4 bij inleidende dagvaarding). De aangifte van diefstal was gedaan na de verkoop van de auto aan [eiser, gedaagde in verzet] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser, gedaagde in verzet] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
1.
primair
de tussen [eiser, gedaagde in verzet] en [gedaagde, eiser in verzet] gesloten koopovereenkomst betreffende het voertuig van het merk Volkswagen, bouwjaar 2014, met kenteken [kenteken] , type Caravelle, chassisnummer [chassisnummer] , ontbindt althans ontbonden verklaart,
subsidiair
de koopovereenkomst vernietigt op grond van dwaling,
2. [gedaagde, eiser in verzet] veroordeelt tot (terug)betaling aan [eiser, gedaagde in verzet] van de koopsom van € 17.500,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijk rente, vanaf 24 februari 2017, subsidiair vanaf 18 april 2017, meer subsidiair vanaf de dag van de dagvaarding (29 maart 2018) tot de dag van voldoening,
3. [gedaagde, eiser in verzet] veroordeelt tot betaling aan [eiser, gedaagde in verzet] van de buitengerechtelijke incassokosten van € 945,00,
4. [gedaagde, eiser in verzet] veroordeelt tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis,
5. [gedaagde, eiser in verzet] veroordeelt tot betaling van de nakosten.
3.2.
Bij verstekvonnis van 30 mei 2018 zijn de vorderingen van [eiser, gedaagde in verzet] toegewezen.
3.3.
[gedaagde, eiser in verzet] vordert in de verzetdagvaarding – samengevat – het verzet gegrond te verklaren, het verstekvonnis te vernietigen en de vordering van [eiser, gedaagde in verzet] alsnog af te wijzen onder veroordeling van [eiser, gedaagde in verzet] in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Verzet tijdig ingesteld
4.1.
Ingevolge artikel 143 Rv dient verzet te worden ingesteld binnen vier weken nadat het vonnis aan de veroordeelde in persoon is betekend, of na het plegen door de veroordeelde van enige daad van bekendheid. Niet gebleken is dat het vonnis in persoon aan [gedaagde, eiser in verzet] is betekend. Derhalve doet zich de vraag voor of aan de zijde van [gedaagde, eiser in verzet] gesproken kan worden van een daad van bekendheid. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarvan niet althans onvoldoende gebleken. Volgens [eiser, gedaagde in verzet] classificeert een telefoongesprek dat [gedaagde, eiser in verzet] voerde met een kantoorgenoot van zijn gemachtigde op 4 juni 2018 als een daad van bekendheid, maar [gedaagde, eiser in verzet] heeft gemotiveerd betwist dat hij op die datum heeft gebeld. Bovendien, zelfs indien [gedaagde, eiser in verzet] wel op die dag telefonisch contact zou hebben gehad, dan blijkt uit de telefoonnotitie (productie 6 antwoord in oppositie) niet dat [gedaagde, eiser in verzet] van de inhoud van het vonnis op de hoogte was, dan wel wist op vordering van wie, waartoe, wanneer en door welk gerecht hij is veroordeeld. Evenmin is gebleken dat de aangetekende brief van 1 juni 2018, waarvan de vraag is of het vonnis daarbij was gevoegd (in de brief staat in ieder geval niets over een bijlage), daadwerkelijk aan [gedaagde, eiser in verzet] is bezorgd. Weliswaar heeft de gemachtigde van [eiser, gedaagde in verzet] de brief van 1 juni 2018 ook per e-mail aan [gedaagde, eiser in verzet] verzonden (overigens zonder bijvoeging van het vonnis) en is de e-mail naar het juiste e‑mailadres verstuurd, maar het is onduidelijk of [gedaagde, eiser in verzet] die e-mail heeft ontvangen in zijn inbox (en bijvoorbeeld niet in de spam) en/of gelezen. [eiser, gedaagde in verzet] moet een handeling hebben verricht waaruit ondubbelzinnig valt op te maken dat hij over voldoende gegevens met betrekking tot (de inhoud van) zijn veroordeling beschikt om zich daartegen tijdig en adequaat te kunnen verzetten. Dat hiervan sprake is geweest voor 9 juni 2018 blijkt niet.
4.2.
Er is dus niet komen vast te staan dat sprake was van een daad van bekendheid van [gedaagde, eiser in verzet] op basis waarvan de conclusie getrokken kan worden dat [gedaagde, eiser in verzet] eerder dan 9 juni 2018 bekend was met de inhoud van het vonnis. Het verzet is binnen de in artikel 143 Rv genoemde termijn na 9 juni 2018, en dus tijdig, ingesteld. [gedaagde, eiser in verzet] is ontvankelijk in zijn vorderingen.
Eigendomsoverdracht
4.3.
[eiser, gedaagde in verzet] vordert ontbinding van de koopovereenkomst. Hiervoor is vereist dat [gedaagde, eiser in verzet] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst. Eén van die verplichtingen is dat hij ervoor moet zorgen dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoordt, oftewel dat de auto de eigenschappen bezit die [eiser, gedaagde in verzet] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De kantonrechter overweegt dat in het onderhavige geval geen sprake is van een tekortkoming in de zin dat de auto (materieel gezien) niet de eigenschappen bezit die [eiser, gedaagde in verzet] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De auto functioneerde immers naar behoren. Dit maakt dat de gestelde toerekenbare tekortkoming niet gebaseerd kan worden op artikel 7:17 BW (het conformiteitsvereiste).
4.4.
[eiser, gedaagde in verzet] heeft verder een beroep gedaan op de artikelen 7:9 en 7:15 BW. Artikel 7:15 BW brengt echter tot uitdrukking dat de eigendom moet worden overgedragen zonder rechtsgebreken, zoals zakelijke rechten van derden of beperkingen voortvloeiend uit auteursrechten, octrooien en merken, of beperkingen die voortvloeien uit een overeenkomst, zoals huur en kwalitatieve verbintenissen. In deze zaak gaat het echter niet om de vraag of aan de eigendomsoverdracht van de auto een rechtsgebrek kleeft (artikel 7:15 BW), maar om de vraag of [gedaagde, eiser in verzet] heeft voldaan aan de verplichting de eigendom van de auto over te dragen (artikel 7:9 BW).
4.5.
Voor een geldige eigendomsoverdracht wordt gelet op artikel 3:84 lid 1 BW vereist: een levering krachtens geldige titel verricht door hem die bevoegd is om over het goed te beschikken. In aanvulling daarop is in artikel 3:86 lid 1 BW bepaald dat de overdracht van een roerende zaak ondanks onbevoegdheid van de vervreemder geldig is indien de overdracht anders dan om niet geschiedt en de verkrijger te goeder trouw is. [gedaagde, eiser in verzet] stelt dat hij niet op de hoogte was van de diefstal en dat hij het verkochte zelf heeft gekocht van de heer [naam] voor een totaalprijs van € 16.500,00. Het aankoopbewijs en de gegevens van de heer [naam] heeft hij overgelegd (productie 7 inleidende dagvaarding). Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde, eiser in verzet] daarmee willen zeggen dat hij rechtsgeldig eigenaar is geworden van de auto als bedoeld in artikel 3:86 lid 1 BW. [eiser, gedaagde in verzet] heeft niet betwist dat [gedaagde, eiser in verzet] de auto heeft gekocht van de heer [naam] , dat hij daarvoor € 16.500,- heeft betaald, en dat het papierwerk bij de auto in orde was. Gelet hierop moet worden aangenomen dat [gedaagde, eiser in verzet] te goeder trouw was en de auto dus rechtsgeldig aan [eiser, gedaagde in verzet] is overgedragen, zodat wat de eigendomsoverdracht betreft niet gesproken kan worden van een tekortkoming. Kortom, het beroep van [eiser, gedaagde in verzet] op artikelen 7:17, 7:15 en 7:9 BW slaagt niet. Er kan dus niet worden geoordeeld dat [gedaagde, eiser in verzet] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst. De kantonrechter zal de vordering om de overeenkomst te ontbinden daarom afwijzen.
Dwaling
4.6.
[eiser, gedaagde in verzet] stelt zich subsidiair op het standpunt dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling (artikel 6:228 lid 1 onder a en c BW). Volgens [eiser, gedaagde in verzet] is de dwaling te wijten aan een inlichting van [gedaagde, eiser in verzet] , dan wel is [gedaagde, eiser in verzet] van dezelfde onjuiste voorstelling van zaken uitgegaan.
4.7.
[eiser, gedaagde in verzet] heeft niet, althans onvoldoende, gesteld en onderbouwd aan welke inlichting(en) van [gedaagde, eiser in verzet] de dwaling te wijten zou zijn zodat naar het oordeel van de kantonrechter de overeenkomst niet op die grond vernietigd kan worden. Naar het oordeel van de kantonrechter is de koopovereenkomst ook niet onder invloed van wederzijdse dwaling tot stand gekomen. Weliswaar is de auto op een punt in het verleden gestolen, maar dat doet niet af aan het feit dat [eiser, gedaagde in verzet] de auto kocht van een beschikkingsbevoegde [gedaagde, eiser in verzet] , en dat hij na overdracht vervolgens zelf rechthebbende van de auto is geworden. [eiser, gedaagde in verzet] koesterde uiteraard de verwachting dat de auto in de toekomst ongehinderd zou kunnen worden gebruikt. Dit bleek wel een onjuiste voorstelling van zaken te zijn, maar die onjuiste voorstelling betreft niet de auto, noch de persoon van [gedaagde, eiser in verzet] , maar een toekomstige omstandigheid. Artikel 6:228 lid 2 bepaalt dat een vernietiging niet kan worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft. Kortom, de kantonrechter zal de vordering om de overeenkomst te vernietigen afwijzen.
Conclusie
4.8.
Blijkens voorgaande blijft de overeenkomst in stand, zodat ook de vordering tot terugbetaling van de koopsom zal worden afgewezen. De nevenvorderingen volgen hetzelfde lot.
4.9.
De kantonrechter zal het verstekvonnis dan ook, zoals door [gedaagde, eiser in verzet] gevorderd in de verzetdagvaarding, vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van [eiser, gedaagde in verzet] alsnog afwijzen.
4.10.
Dit betekent dat [eiser, gedaagde in verzet] vooralsnog met een enorme financiële strop in de kou blijft staan. Hij krijgt zijn betaalde € 17.500,- niet terug, terwijl hij ook geen auto heeft omdat die in beslag is genomen. De auto is door de Spaanse politie kennelijk teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaar. Deze situatie kan gelijk worden gesteld met de situatie dat deze eigenaar de auto op grond van het derde lid van artikel 3:86 lid 3 BW heeft gerevindiceerd. De vraag is dan of het de oorspronkelijke eigenaar, gelet op het bepaalde in artikel 3:86 lid 3 aanhef en onder a BW, een beroep op revindicatie toekomt. Die vraag ligt in deze zaak, waarbij de oorspronkelijke eigenaar geen partij is, echter niet ter beoordeling voor.
Proceskosten
4.11.
[eiser, gedaagde in verzet] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De kosten worden aan de zijde van [gedaagde, eiser in verzet] worden begroot op 2 punten x tarief € 360,00 = € 720,00 aan salaris gemachtigde. Op grond van artikel 141 Rv blijven de kosten van het uitbrengen van de verzetdagvaarding voor rekening van [gedaagde, eiser in verzet] .

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
vernietigt het door de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, gewezen vonnis van 30 mei 2018 onder zaaknummer 6825852 CV EXPL 18-2350,
en opnieuw rechtdoende
5.2.
wijst de vorderingen van [eiser, gedaagde in verzet] af,
5.3.
veroordeelt [eiser, gedaagde in verzet] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde, eiser in verzet] tot vandaag begroot op € 720,00 aan salaris gemachtigde,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
RJ