Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
4.De beslissing
heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Rechtbank Limburg
Op 20 februari 2019 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van 35,3 liter amfetamineolie en 205,6 gram amfetaminepasta. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 6 februari 2019, waarbij de verdachte en zijn raadsman, mr. A.C.J. Lina, aanwezig waren. De officier van justitie concludeerde tot vrijspraak wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs, een standpunt dat ook door de verdediging werd ingenomen.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. De rechters kwamen tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor het ten laste gelegde feit. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Tevens werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van de uitspraakdatum.
Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. C.M. Nollen, en de rechters mr. drs. J.M.A. van Atteveld en mr. D.C.I. van Delft, in aanwezigheid van griffier mr. P.C.M. Müller. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 20 februari 2019.