ECLI:NL:RBLIM:2019:1549

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 februari 2019
Publicatiedatum
20 februari 2019
Zaaknummer
03/659274-16, 03/661008-17 (TTZGEV)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in strafzaak tegen verdachte wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

Op 20 februari 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren en voorhanden hebben van harddrugs, waaronder amfetamineolie, MDMA, GHB en 2C-B. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 11 november 2016 en 6 februari 2019, waarbij de verdachte en zijn advocaat aanwezig waren. De officier van justitie beschouwde de tenlastelegging als wettig en overtuigend bewezen, gebaseerd op observaties van de politie en de bekennende verklaring van de verdachte. De verdediging betwistte echter de wetenschap van de verdachte over de aanwezigheid van de drugs in zijn voertuig en stelde dat de middelen zich niet in zijn machtssfeer bevonden.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte met betrekking tot de amfetamineolie, en sprak hem vrij van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 03/659274-16. Echter, voor het feit onder parketnummer 03/661008-17 achtte de rechtbank het bewijs wel voldoende, en verklaarde de verdachte schuldig aan het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA, GHB en 2C-B. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte na de feiten, zijn vrijwillige werk en studie, maar ook met zijn eerdere veroordelingen voor overtredingen van de Opiumwet. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 140 dagen, met aftrek van het voorarrest, en werd het beslag op de in beslag genomen drugs opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659274-16, 03/661008-17 (TTZGEV)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 februari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.E.H. Jager, advocaat kantoorhoudende te Amersfoort.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 november 2016 en 6 februari 2019. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
.

2.De tenlastelegging

De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
ten aanzien van parketnummer: 03/659274-16:
ongeveer 30 liter amfetamineolie heeft vervoerd dan wel voorhanden heeft gehad, al dan niet in vereniging gepleegd;
ten aanzien van parketnummer: 03/661008-17:
32,6 gram en 47,5 pillen MDMA, 3,3, gram GHB en 48 pillen 2C-B voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 03/659274-16:
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de observaties van een aantal verbalisanten van politie en de in de kofferbak van de VW Golf aangetroffen bigshoppers met daarin 6 jerrycans met daarin totaal 30 liter vloeistof, waarvan het NFI heeft vastgesteld dat het amfetamineolie is en de door de medeverdachte
[medeverdachte 1] ter terechtzitting afgelegde verklaring.
Ten aanzien van parketnummer 03/661008-17:
De officier van justitie acht dit feit eveneens wettig en overtuigend bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, het proces-verbaal van doorzoeking en het rapport van het NFI naar aanleiding van de ingezonden en onderzochte harddrugs.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, kort samengevat, aangevoerd dat uit de feiten niet kan worden geconcludeerd dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verboden amfetamine-olie in de bigshoppers. Niet vastgesteld kan worden dat verdachte de bigshoppers gezien heeft. Als verdachte al gemerkt heeft dat medeverdachte [medeverdachte 2] iets achter in zijn auto heeft gezet, dan staat daarmee nog niet vast dat verdachte geweten heeft wat dit was, laat staan dat hij wetenschap heeft gehad van de goederen die zich in de tassen bevonden. De raadsvrouw heeft bovendien aangevoerd dat de middelen zich niet in de machtssfeer van verdachte hebben bevonden.
Ten aanzien van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 03/661008-17 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 03/659274-16:
De rechtbank is op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Zo ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank bewijs voor wetenschap bij verdachte dat er amfetamineolie in de kofferbak werd gelegd. De verdachte omstandigheden waarnaar de officier van justitie verwees zijn onvoldoende redengevend om tot het bewijs van die wetenschap bij verdachte te komen. De rechtbank zal verdachte dan ook daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 03/661008-17:
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien:
- een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming [2] ;
- een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen [3]
- een rapport identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut [4] ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting. [5]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
parketnummer 03/661008-17:
in de periode van 29 juli 2016 tot en met 30 juli 2016 in de gemeente Groningen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 32,6 gram en 47,5 pillen MDMA en 3,3 gram GHB en 48 pillen 2C-B, zijnde MDMA en GHB en 2C-B telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 39 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van het reeds ondergane voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf bepleit voor de duur van het ondergane voorarrest gelet op de zeer positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt,
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet door verschillende harddrugs in verschillende hoeveelheden in zijn woning voorhanden te hebben. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het bezit van zoveel drugs te maken had met zijn verslaving in die tijd en daarnaast als het ware het gevolg is geweest van een uit de hand gelopen hobby. De rechtbank gaat er vanuit, gelet op de in zijn kamer aangetroffen hoeveelheden verdovende middelen (opgeteld bijna 300 gram harddrugs en meer dan 100 pillen), dat deze middelen niet allemaal bestemd waren voor eigen gebruik en dat verdachte zijn eigen verslaving mogelijk heeft gefinancierd door te handelen in verdovende middelen.
Harddrugs als de onderhavige leveren, eenmaal in handen van gebruikers grote gevaren op voor de volksgezondheid van die gebruikers. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte volgens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 januari 2019 meerdere keren is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte na 29 juli 2016 zijn leven een positieve wending heeft weten te geven en dat hij met zijn vroegere en criminele leven heeft gebroken. Uit het voortgangsverslag toezicht van Verslavingszorg Noord Nederland blijkt dat verdachte een zeer positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat hij de kansen die hij kreeg aangeboden ook heeft gegrepen. Verdachte werkt inmiddels als vrijwilliger en studeert op HBO-niveau. Door de reclassering wordt het huidige recidiverisico als laag ingeschat.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank voorts in het voordeel van verdachte de mate van termijnoverschrijding laten meewegen.
Alles overwegende acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest gerechtvaardigd en passend. Naar het oordeel van de rechtbank zou een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf de positieve ontwikkeling van verdachte alleen maar doorkruisen.

7.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen verdovende middelen (MDMA, GHB en 2C-B) zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit onder parketnummer 03/659274-16;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het feit onder parketnummer 03/661008-17 tot een gevangenisstraf van
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
-
heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
- AAEI5046 NL, 47,5 pillen, bevattende MDMA;
- AAEI5043 NL, 3,3 gram GHB
- AAEI5030 NL, 32,6 gram MDMA
- AAEI5033 NL, 48 pillen 2C-B.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Nollen, voorzitter, mr. drs. J.M.A. van Atteveld en
mr. D.C.I. van Delft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 februari 2019.
Buiten staat
Mr. C.M. Nollen en mr. D.C.I. van Delft zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Parketnummer 03/659274-16
hij op of omstreeks 29 juli 2016 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 30 liter amfetamine(olie), in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde
amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Parketnummer 03/661008-17
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2016 tot en met 30 juli 2016 in de gemeente Groningen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 32,6 gram en/of 47,5 pillen MDMA en/of 3,3 gram GHB en/of 48 pillen 2C-B, in elke geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of GHB en/of 2C-B, zijnde MDMA en/of GHB en/of 2C-B telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg-Noord, Districtsrecherche Noord- midden Limburg, proces-verbaalnummer 2016139117, gesloten d.d. 4 november 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 370.
2.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Noord-Nederland, d.d. 15 augustus 2016, RC-nr 16/439, met bijlagen.,
3.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van politie eenheid Limburg, dienst Regionale Recherche, Afdeling Specialistische Ondersteuning, Team Forensische Opsporing, proces-verbaalnummer PL2300-2016139117-87, d.d. 8 augustus 2016, met bijlagen, pagina 236, 244, 246 en 247 van het doorgenummerd einddossier.
4.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 15 september 2016, pagina 251 en 252 van het doorgenummerd einddossier.
5.Proces-verbaal terechtzitting d.d. 6 februari 2019.