ECLI:NL:RBLIM:2019:1548

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 februari 2019
Publicatiedatum
20 februari 2019
Zaaknummer
03/659273-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de handel en het vervoer van amfetamine door verdachte in Venlo

Op 20 februari 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 juli 2016 in Venlo betrokken was bij de handel en het vervoer van ongeveer 30 liter amfetamineolie. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. A.C.J. Lina, werd beschuldigd van het opzettelijk verhandelen en vervoeren van deze harddrug. Tijdens de zittingen op 2 februari 2017 en 6 februari 2019 zijn de feiten en omstandigheden van de zaak uitvoerig behandeld. De officier van justitie heeft bewijs gepresenteerd, waaronder observaties van verbalisanten en verklaringen van medeverdachten, die de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel bevestigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De verdachte ontkende echter enige kennis te hebben van de inhoud van de tassen die hij vervoerde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk op de hoogte moest zijn geweest van de aanwezigheid van amfetamine, gezien de omstandigheden en het bewijs dat was gepresenteerd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van € 2.060,00.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De uitspraak benadrukt de gevaren van harddrugs voor de volksgezondheid en de impact op de samenleving. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, wat de rechtbank als een verzwarende omstandigheid heeft meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659273-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 februari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.C.J. Lina, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 februari 2017 en 6 februari 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
al dan niet in vereniging ongeveer 30 liter amfetamine (olie) heeft verhandeld en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de observaties van een aantal verbalisanten van politie, de in de kofferbak van de VW Golf aangetroffen bigshoppers met daarin 6 jerrycans met daarin circa 30 liter vloeistof, waarvan het NFI heeft vastgesteld dat het amfetamineolie is en de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] afgelegd ter terechtzitting.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak aangezien verdachte geen wetenschap had dat het materiaal wat in de bigshoppers vervoerd werd 30 liter amfetamineolie was. Uit de observaties van de politie blijkt ook niet dat verdachte kennis heeft genomen van de inhoud van de bigshoppers en dat hij dus wist wat er in de tassen zat. Verdachte heeft ook niet willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de bigshoppers die hij heeft vastgehouden, jerrycans met amfetamine bevatten. Uit niets blijkt dat verdachte enig vermoeden moet hebben gehad dat er amfetamine in de bigshoppers zat.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien.
De verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] hebben het volgende gerelateerd:
Op vrijdag 29 juli 2016 waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , belast met een projectdienst in het kader van de aanpak van toenemende drugsgerelateerde overlast en daarmee gepaard gaande verstoring van de openbare orde in de omgeving van Venlo-Zuid. 0p genoemde dag en datum, omstreeks 12:00 uur, reed ik, [verbalisant 1] , over de [adres 1] te Venlo. Op het terras van het aldaar gelegen café [naam café] zag ik een persoon zitten die ik ambtshalve herkende als zijnde [verdachte] , geboren op [geboortegegevens verdachte] . Ik zag dat [verdachte] een donker trainingspak droeg met opvallend gele strepen over de lengte van de broekspijpen en de mouwen. [verdachte] is mij ambtshalve bekend daar ik werkgerelateerd meerdere keren met hem in aanraking ben gekomen voor verschillende zaken. Voorts is het mij, [verbalisant 1] , ambtshalve bekend dat [verdachte] gekend is voor de Opiumwet en dat hij zich regelmatig in gebieden ophoudt waar sprake is van drugsoverlast. Verder viel [verdachte] mij op dat moment op daar hij als enige op een verder geheel leeg terras zat. Ik. [verbalisant 1] , vond het gedrag van [verdachte] opvallend daar café [naam café] op dat moment gesloten was. Het was mij, [verbalisant 1] , ambtshalve bekend dat [verdachte] zich op dat moment in een gebied bevond alwaar sprake is van
toenemende drugsgerelateerde overlast en daarmee gepaard gaande verstoring van de openbare orde. Ik, [verbalisant 1] , stelde collega [verbalisant 6] , in kennis van de aanwezigheid van [verdachte] en verzocht haar om het gedrag van [verdachte] in de gaten te houden.
Ik, [verbalisant 6] , zag dat [verdachte] vrijwel direct hierna opstond van zijn stoel en vervolgens meerdere
malen op en neer liep van de [adres 2] naar de [adres 1] . Vervolgens zagen wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 6] , dat er een personenauto van het merk Volkswagen type Golf, wit van kleur en voorzien van Nederlands kenteken [kenteken 1] , stopte op een parkeervak op de [adres 1] aan de voorzijde van café [naam café] . Wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 6] , zagen dat er op dat moment in ieder geval twee personen in de witte Volkswagen Golf zaten. Wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 6] , zagen dat [verdachte] naar deze witte Volkswagen Golf liep, vervolgens op het portier aan de bijrijderszijde leunde en met de inzittende sprak. Wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 6] , zagen dat [verdachte] achterin de witte Volkswagen Golf stapte. Voorts zagen wij dat de witte Volkswagen Golf vanuit de [adres 1] wegreed en op een parkeerplaats aan de [adres 3] tot stilstand kwam.
Wij, [verbalisant 1] , [verbalisant 4] , [verbalisant 3] , [verbalisant 5] , [verbalisant 2] en [verbalisant 6] zagen dat de inzittenden van de witte Volkswagen Golf vervolgens ruim tien minuten in hun voertuig bleven zitten. Voorts zagen wij dat er drie inzittenden, zijnde voornoemde [verdachte] en de later te noemen verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . uit de witte Volkswagen Golf stapten en gezamenlijk en rondje liepen. Wij zagen dat [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] vervolgens via de [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] en [adres 6] , opnieuw de [adres 3] opliepen, terug naar de witte Volkswagen Golf. Het viel ons op dat [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op een laag tempo liepen en regelmatig omkeken.
Het is ons, verbalisanten, ambtshalve bekend dat dit een gebruikelijke looproute is om verdovende middelen te verhandelen. Wij zagen dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] vervolgens wegliepen richting de [adres 1] . Wij zagen dat [verdachte] vervolgens wegliep in de richting van de [adres 7] . Op 29 juli 2016, omstreeks 13:50 uur, zag ik, [verbalisant 3] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op de [adres 3] lopen. Voorts zag ik, [verbalisant 3] , dat [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in de eerder
genoemde witte Volkswagen Golf stapten en wegreden in de richting van de [adres 8] .
Op 29 juli 2016, omstreeks 14:00 uur, reed ik, [verbalisant 1] , over de parkeerplaats van de [naam restaurant] aan de [adres 9] te Tegelen. Op de parkeerplaats zag ik dat [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] naast elkaar uit de richting van een aantal geparkeerde auto’s liepen. Ik, [verbalisant 1] , zag dat [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] naar de eerder genoemde witte Volkswagen Golf liepen, die eveneens geparkeerd stond op de parkeerplaats aan de voorzijde van de [naam restaurant] . Desgevraagd voegden collega’s [verbalisant 4] en [verbalisant 3] zich vervolgens eveneens op de parkeerplaats aan de [adres 9] .
0p genoemde dag en datum, te 14.07 uur, bevond ik, [verbalisant 3] mij op de parkeerplaats voor de [naam restaurant] gelegen aan de [adres 9] te Tegelen. Aldaar zag ik dat de voornoemde witte Volkswagen Golf in een parkeervak stond. Ik, [verbalisant 3] . had goed zicht op de witte Volkswagen Golf. Ik, [verbalisant 3] , zag dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] bij de auto stonden. Ik, [verbalisant 3] . zag vervolgens dat de later te noemen verdachte [verdachte] uit de [naam restaurant] kwam gelopen en direct terugliep naar de eerder genoemde witte Volkswagen Golf. Ik, [verbalisant 3] , zag vervolgens dat [medeverdachte 2] op de achterbank ging zitten direct achter de bestuurdersstoel. Ik, [verbalisant 3] , zag dat [verdachte] langs de auto bleef staan. Ik, [verbalisant 3] , zag vervolgens dat [verdachte] binnen circa een (1) minuut twee keer gebeld werd. Ik. [verbalisant 3] , zag dat [verdachte] tijdens deze twee telefoongesprekken het toestel aannam en na zeer korte tijd de telefoon weer deed opbergen. Wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 3] , zagen vervolgens dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] in de witte Volkswagen Golf wegreden in de richting van de [adres 10] te Venlo.
Wij, verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , reden via diverse straten om uiteindelijk op de straat [adres 11] aan te komen. Ik, [verbalisant 1] , zag dat de witte Volkswagen Golf parkeerde in een parkeervak op de straat [adres 11] te Venlo. Vervolgens zagen wij, [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] dat
[medeverdachte 3] [medeverdachte 2] en [verdachte] uit de witte Volkswagen Golf stapten en wegliepen richting de [adres 12] . Wij, [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zagen dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] vervolgens zonder duidelijk zichtbaar doel op en neer liepen over de [adres 12] . Wij, [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , zagen dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] vervolgens terug naar de witte Volkswagen Golf liepen en instapten. Wij zagen dat de witte Volkswagen Golf in het parkeervak stil bleef staan. Ik, [verbalisant 4] , zag dat de witte Volkswagen Golf geparkeerd stond op de [adres 11] , aan de rechterzijde van de straat, tussen de [adres 13] en de [adres 12] in, gezien vanuit de [adres 13] . Ik,
[verbalisant 4] , zag dat er twee (2) personen in de Witte Volkswagen Golf zaten; te weten de later te noemen verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Ik, [verbalisant 4] , zag dat het raam van het bestuurdersportier geopend was.
Ik, [verbalisant 4] , parkeerde mijn dienstvoertuig, op de [adres 11] te Venlo, teneinde goed zicht te verkrijgen op de Witte Volkswagen Golf. Vanuit deze positie had ik via mijn achteruitkijkspiegel zicht op de achterzijde van de Volkswagen Golf. Op 29 juli 2016, omstreeks 14.36 uur, zag ik, [verbalisant 4] , dat er een zwart Toyota Yaris voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 2] , kwam aangereden, uit de richting van de [adres 13] . Ik, [verbalisant 4] , zag dat deze Toyota Yaris mij passeerde In het voorbij rijden, zag ik, [verbalisant 4] , dat er een persoon in de Toyota Yaris zat, welke dezelfde kleding droeg als dat [verdachte] reeds de gehele dag droeg. Dit betrof een zwartkleurig trainingspak, voorzien van felgele strepen. Ik, [verbalisant 4] , zag dat deze Toyota Yaris vlak voor mijn auto stopte, op de
rijbaan, aan de rechterzijde van de straat. Ik zag dat de Toyota Yaris ongeveer een (1) of twee (2) meter voor mijn dienstvoertuig tot stilstand kwam. Ik, [verbalisant 4] , zag dat [verdachte] aan de bijrijderszijde uit de Toyota Yaris stapte. Ik, [verbalisant 4] , zag dat [verdachte] naar de achterzijde van de Toyota Yaris liep. Ik, [verbalisant 4] , zag dat [verdachte] de kofferbak van de Toyota Yaris opende en dat [verdachte] twee (2) zogenaamd bigshoppers uit de kofferbak van de Toyota Yaris pakte en dat de kofferbak weer gesloten werd. Ik, [verbalisant 4] , zag dat de Toyota Yaris vervolgens wegreed in de richting van de [adres 14]
en dat [verdachte] met de twee (2) bigshoppers in de richting van de witte Volkswagen Golf
liep. Ik, [verbalisant 4] , zag dat de bigshoppers om 14:37 uur in de kofferbak van de witte Volkswagen Golf geplaatst werden door [verdachte] . Ik, [verbalisant 4] , zag dat [verdachte] aan de bijrijderszijde in de witte Volkswagen Golf stapte en dat de witte Volkswagen Golf vervolgens wegreed in de richting van de [adres 15] . Vervolgens achtervolgden wij, [verbalisant 4] , [verbalisant 3] en [verbalisant 1] de witte Volkswagen Golf.
Tegelijkertijd zocht ik, [verbalisant 1] , portofonisch contact met collega’s [verbalisant 7] en [verbalisant 8] die reden in een opvallend dienstvoertuig. Op mijn verzoek hielden [verbalisant 7] en [verbalisant 8] de witte Volkswagen staande op de [adres 1] . [2]
De verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] hebben gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat:
Van de collega [verbalisant 1] vernamen wij, verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , dat het voertuig welke zij wilden controleren een witkleurige personenauto betrof van het merk Volkswagen, type Golf en voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 1] . Het voertuig zou zich volgens de collega bevinden in de omgeving van de [adres 8] te Venlo, gemeente Venlo. In het voertuig zouden een drietal personen zitten. Onder dit drietal personen werd door [verbalisant 1] een persoon
ambtshalve herkend als [verdachte] . Wij zagen [verdachte] eerder tijdens onze surveillance in de ochtend al zitten op het terras van horecagelegenheid “ [naam café] ”, gelegen aan de [adres 1] te Venlo. Wij zagen dat hij gekleed was in onder andere een grijskleurige trui met opvallende neon-gele strepen op zijn mouwen. Nadat wij van de collega [verbalisant 1] bovenstaande berichtgeving vernamen, hebben wij in de directe omgeving van de [adres 8] te Venlo enige tijd uitgekeken naar de voornoemde Volkswagen Golf en inzittenden. Op enig moment vernamen wij van de collega [verbalisant 1] , dat hij het betreffende voertuig zag staan op de parkeerplaats voor het restaurant “ [naam restaurant] ”, gelegen aan de [adres 9] te Venlo.
Later vernamen wij van de collega [verbalisant 9] , dat de witte Volkswagen Golf over de [adres 8] richting Venlo reed en dat het voertuig geparkeerd werd op de [adres 11] te Venlo, gemeente Venlo. Wij hoorden dat de collega [verbalisant 4] , eveneens belast met eerdergenoemde projectdienst, vervolgens doorgaf dat alle drie de inzittenden uit het voertuig stapten en de nabijgelegen woonwijk inliepen. Korte tijd later vernamen wij van de collega [verbalisant 4] dat, slechts twee van de drie mannen welke eerder uit het voertuig stapten, terugliepen richting het voertuig. De eerdergenoemde en ons ambtshalve bekende [verdachte] zou niet meer bij de twee andere mannen lopen. Wij vernamen dat de twee andere mannen eenmaal bij het voertuig weer instapten en in het geparkeerde voertuig plaatsnamen. Kort hierop vernamen wij, opnieuw van de collega [verbalisant 4] ,
dat er over de [adres 11] te Venlo, een zwartkleurige personenauto van het merk Toyota, type Yaris gekentekend [kenteken 2] , kwam aangereden en op korte afstand van de eerder genoemde Volkswagen Golf parkeerde. Zij gaf door dat uit deze Toyota Yaris de eerdergenoemde [verdachte] stapte. Hierna gaf zij door, dat [verdachte] de kofferbak van de Toyota Yaris opende en hieruit twee zogenaamde ”bigshopper” tassen haalde. Hierna liep [verdachte] met beide tassen naar de witkleurige Volkswagen Golf en laadde hij de tassen in de kofferbak van deze personenauto. Meteen hierna gaf zij door, dat [verdachte] aan de bijrijderszijde van de Volkswagen Golf instapte en
dat het voertuig wegreed in de richting van de [adres 12] te Venlo. Kort voordat de collega [verbalisant 4] doorgaf dat de witte Volkswagen Golf wegreed vanaf de [adres 11] , zagen wij, dat achter ons dienstvoertuig, over de [adres 14] , een zwarte personenauto van het merk Toyota, type Yaris, ons passeerde. Wij zagen dat in deze personenauto twee personen zaten. Ik, [verbalisant 8] , herkende de bestuurder van de Toyota Yaris als [medeverdachte 1] . Van de collega [verbalisant 1] kregen wij, verbalisanten, het verzoek om de witkleurige Vo1kswagen Golf staande te houden en de inzittenden te controleren op grond van de Opiumwet. Inmiddels waren wij het voertuig tot op enkele meters genaderd en gaven wij de bestuurder van de personenauto een stopteken middels de op het dak van ons voertuig aanwezige stoptransparant. Wij zagen dat het voertuig niet meteen reageerde op het gegeven stopteken en nog enkele tientallen meters doorreed. Wij zagen, dat de bestuurder van het voertuig linksaf de [adres 1] op reed. Ik, [verbalisant 7] , had het raam van mijn dienstvoertuig open en zag dat de bestuurder van de eerder genoemde Volkswagen ook zijn ramen geopend had. Ik riep in de richting van de bestuurder, “Politie stoppen!”. Ik zag dat de bestuurder mij aankeek. Hierop zette ik, [verbalisant 8] , ons dienstvoertuig voor de witte Volkswagen om hem zo de pas af te snijden en tot stoppen te dwingen. Wij zagen vervolgens, dat de bestuurder zijn voertuig tot stilstand bracht. Wij zagen, dat alle ramen in de portieren van het voertuig naar beneden en dus geopend waren. Wij zagen dat in de personenauto drie mannen zaten. De bestuurder als ook de man welke op de achterbank achter de bestuurder zat, waren ons niet bekend. De persoon welke op de bijrijdersstoel zat, herkenden wij ambtshalve als [verdachte] . Wij zagen dat [verdachte] nog immer dezelfde trui droeg als waarin wij hem eerder die dag zagen. Daarnaast roken wij, verbalisanten een sterke hennepgeur welke afkomstig was uit het voertuig. Ik, [verbalisant 7] , liep vervolgens naar de linkerzijde van de auto. Ik zag dat de bestuurder mij een Nederlands rijbewijs overhandigde ten name van [medeverdachte 3] çn [medeverdachte 2] .
Nadat [verdachte] uit het voertuig stapte onderwierp ik hem een onderzoek aan zijn kleding als bedoeld in artikel 9 lid 2 van de Opiumwet. Hierbij trof ik in zijn linker broek en in zijn linker jaszak diverse geldbiljetten aan. Deze biljetten werden door mij samengevoegd, waar vervolgens bleek dat hij in totaal een (1) biljet van Euro 100,- 39 biljetten van Euro 50,- en 2 biljetten van Euro 5,- bij zich droeg. Ik vroeg hem van wie geld was dat ik bij hem aantrof. Ik hoorde dat hij hierop zei, dat dit geld van hem was. Buiten het geld trof ik, [verbalisant 8] , nog een mobiele telefoon aan bij [verdachte] . Hierna liep ik, [verbalisant 8] , naar de achterzijde van de witte Volkswagen Golf en opende de achterklep. Wij, verbalisanten roken direct na het openen van de achterklep een sterke chemische lucht. Ik, [verbalisant 8] , herkende deze geur als de mij ambtshalve bekende geur amfetamine. Wij zagen, dat in de kofferbak van hef voertuig twee zogenaamde “bigshopper” tassen stonden. Wij zagen dat in elke tas drie (3) jerrycans met een onbekende vloeistof-stonden. Van deze in totaal zes (6) jerrycans zagen wij dat vier (4) jerrycans gevuld waren met een geelkleurige vloeistof. Wij zagen dat de overige twee (2) jerrycans waren gevuld met een doorzichtige vloeistof. Wij, verbalisanten, hadden sterk het vermoeden dat de vloeistof welke in de jerrycans zat stoffen bevatten welke genoemd staan op lijst 1 van de Opiumwet.
Hierna werden [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 2/C Opiumwet, artikel 2/B Opiumwet.
Nadat de verdachten werden aangehouden, namen wij de witte Volkswagen Golf, voorzien van het kenteken [kenteken 1] in beslag. In het cellencomplex zag ik, [verbalisant 8] , de collega’s [verbalisant 1] en [verbalisant 3] , met de verdachte, [medeverdachte 1] , binnenkomen. Ik herkende hierbij verdachte [medeverdachte 1] als zijnde de bestuurder van de eerder genoemde Toyota Yaris. voorzien van het Nederlandse kenteken, [kenteken 2] . [3]
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat:
Op het moment dat wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] met de medewerkers van [naam bedrijf] in gesprek waren zagen wij dat voornoemde personenauto, Toyota Yaris het terrein van [naam bedrijf] opreed. Wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , liepen naar de zwarte Toyota Yaris. Wij zagen dat er twee personen in de zwarte Toyota Yaris zaten. Desgevraagd legitimeerde de bestuurder zich als zijnde [medeverdachte 1] , geboren op [geboortegegevens medeverdachte 1] . Desgevraagd legitimeerde de bijrijder zich als zijnde [naam] , geboren op [geboortegegevens naam] .
Ik, verbalisant [verbalisant 1] had vervolgens kort telefonisch contact met collega [verbalisant 7] . Desgevraagd deelde [verbalisant 7] mij mede dat hij en [verbalisant 8] voornoemde zwarte Toyota Yaris kort voor de eerder genoemde overdracht had zien rijden in de omgeving van de [adres 14] te Venlo. [verbalisant 7] deelde mij mede dat er op dat moment twee personen in de zwarte Toyota Yaris zaten. Ik hoorde dat [verbalisant 7] mij mededeelde dat de bestuurder flink postuur had. In verband met de eerder waargenomen overdracht hielden wij, verbalisanten, [medeverdachte 1] en [naam] op heterdaad aan op verdenking van overtreding van de Opiumwet. Ik, [verbalisant 1] , stelde een onderzoek in aan de kleding van verdachte [medeverdachte 1] . In de broekzak van [medeverdachte 1] werd een geldbedrag van 2017,10 euro aangetroffen. Dit geldbedrag werd
inbeslaggenomen. [4]
De verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hebben gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat:
Op 29 juli 2016 omstreeks 15:15 uur hebben wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , de personenauto van het merk Toyota, type Yaris, zwart van kleur, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 2] doorzocht op grond van artikel 96b Wetboek van Strafvordering. In het voertuig hebben wij de volgende goederen ter zake dienende aangetroffen:
- - Nederlands rijbewijs op naam van [medeverdachte 1] . Aangetroffen in het bestuurdersportier.
- Euro 500,- biljet. De € 500,-- is in beslag genomen. [5]
Verbalisant [verbalisant 10] heeft gerelateerd, zakelijk weergegeven, als volgt:
Op verzoek van [verbalisant 8] werkzaam bij basiseenheid Venlo eenheid Limburg heb ik op
vrijdag 29 juli 2016 omstreeks 12:30 uur en later, ter plaatse van het politiebureau aan de
Rijnbeekstraat 1 te Venlo. ondersteuning verleend bij het onderzoek naar de goederen die
achter in de laadruimte/kofferbak van een witte VW Golf voorzien van Nederlands kenteken
[kenteken 1] waren aangetroffen. Hierbij was vermoedelijk sprake was van overtreding van de
Opiumwet.
Onderzoek:
Ik zag dat in de laadruimte/kofferbak van de auto twee boodschappentassen en een losse
jerrycan met gele vloeistof stonden. Ik heb vervolgens deze boodschappentassen en de losse jerrycan nader onderzocht, gefotografeerd en deels bemonsterd. Ik heb hierbij de jerrycans die in de beide boodschappentassen, een van de ‘Plus” en een van de “JUMBO”, stonden uit de tassen gehaald. Het ging hierbij om de volgende goederen:
G1: Een groene boodschappen tas “PLUS’ met hierin drie kleurloze jerrycans van vijf liter
met blauwe dop die gevuld waren met circa vijf liter zwak gele sterk basische vloeistof met
een typerende geur die ik herken als behorend bij amfetamineolie. Ik heb de vloeistof uit een
van de jerrycans positief getest op de aanwezigheid van amfetamine. Ik heb een monster uit
een van de drie jerrycans genomen en dit voorzien van SIN AAIQOO64NL.
G2: Een losstaande kleurloze jerrycan (ogenschijnlijk identiek als de drie uit de “Plus” tas)
van vijf liter met blauwe dop gevuld met circa vijf liter zwak gele sterk basische vloeistof met
een typerende geur die ik herken als behorend bij amfetamineolie. Deze jerrycan was volgens
opgaaf uit de boodschappentas “Jumbo” afkomstig. Ik heb de vloeistof uit de jerrycan positief
getest op de aanwezigheid van amfetamine. Ik heb een monster uit een van de drie jerrycans genomen en dit voorzien van SIN AAIQOO65NL.
G3: Een gele boodschappen tas “JUMBO” met hierin twee kleurloze jerrycans van vijf liter
met witte dop die gevuld waren met circa vijf liter heldere sterk basische vloeistof met een
typerende geur die ik herken als behorend bij amfetamineolie. Ik heb de vloeistof uit een van
de jerrycans positief getest op de aanwezigheid van amfetamine. Ik heb een monster uit een
van de drie jerrycans genomen en dit voorzien van SIN AAIQOO66NL.
Monstername:
Door mij zijn met gebruikmaking van schoon en/of gereinigd monstername materiaal diverse
monsters genomen. Alle genomen monsters worden voor analyse overgebracht naar de
afdeling verdovende middelen van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag.
De in de auto aangetroffen jerrycans bevatten in totaal circa 30 liter amfetamineolie. Ambtshalve is mij, [verbalisant 10] , bekend dat vanuit 30 liter amfetamineolie circa 42 tot 60 kilo amfetamine pasta (circa € 800,00 per kilo) gemaakt kan worden met een handelswaarde van circa € 33.000,00 to € 48.000,00. [6]
Uit forensisch onderzoek naar de verdovende middelen volgt, zakelijk weergegeven dat:
De monsters met de SINnummers AAIQ0064NL/G1, AAIQ0065NL/G2 en AAIQ0066NL/G3 amfetamine bevatten. [7]
De verdachte [medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting een verklaring afgelegd. Deze verklaring, houdt, zakelijk weergeven, onder meer in:
Op 29 juli 2016 rond 14.30 uur heb ik, na een verkregen opdracht van de niet nader te noemen eigenaar, twee bigshoppers met daarin gevulde jerrycans in de zwarte Toyota Yaris met het kenteken [kenteken 2] vervoerd naar afgesproken plek in Venlo. Dat was een straat verder dan de uiteindelijke afleverplek. Op de afgesproken plek stapte iemand in de auto. Vervolgens ben ik samen met de opdrachtgever/eigenaar van de spullen, niet zijnde de Pool [naam] , en de persoon die was ingestapt naar de afleverplek gereden. Dat was maar een straat verder. Op de afleverplek is die tweede persoon uitgestapt en heeft de bigshoppers uit de kofferbak van de Toyota Yaris gepakt. Ik ben vervolgens samen met de opdrachtgever weggereden.
Ik heb hiervoor € 500,00 gekregen. Ik wist dat wat ik deed illegaal was. Het is precies zo gegaan zoals de verbalisanten dit in het proces-verbaal van bevindingen van 30 juli 2016 hebben weergegeven. De persoon die uitstapte en de bigshoppers meenam is de hier aanwezige verdachte [verdachte] . [8]
De verdachte [medeverdachte 2] heeft ter terechtzitting een verklaring afgelegd. Deze verklaring houdt, zakelijk weergegeven, in:
Ik ken medeverdachte [verdachte] al langer. Op 29 juli 2016 heb ik in de ochtend en in het begin van de middag meerdere keren telefonisch contact met [verdachte] gehad. [9]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 29 juli 2016 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 30 liter amfetamine(olie), zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het strafbare feit op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek voorarrest, en een geldboete van € 2.060,00.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geheel subsidiair een straf bepleit gelijk aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest in combinatie met een voorwaardelijke straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het vervoeren en het voorhanden hebben van circa 30 liter amfetamineolie. De rechtbank acht dit een ernstig strafbaar feit. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat vanuit 30 liter amfetamineolie circa 42 tot 60 kilo amfetamine pasta (circa € 800,00 per kilo) gemaakt kan worden en dat de handelswaarde van de onderschepte hoeveelheid amfetamineolie circa € 33.000,00 tot
€ 48.000,00 bedraagt.
De harddrug amfetamine levert eenmaal in handen van gebruikers grote gevaren op voor de volksgezondheid van die gebruikers. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Verdachte heeft elke betrokkenheid bij deze zaak ontkend en heeft geen verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn strafbaar handelen.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 januari 2019 blijkt dat verdachte in het verleden eerder terzake van overtreding van de Opiumwet tot een aanzienlijke gevangenisstraf is veroordeeld. Deze straf heeft hem er echter niet van kunnen weerhouden opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te plegen.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en verdachtes proceshouding, de door de officier van justitie gevorderde straffen, waarin de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM in voldoende mate is verdisconteerd, alleszins gerechtvaardigd en passend.
De door de raadsman bepleite onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het door verdachte ondergane voorarrest in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank een onvoldoende strafrechtelijke reactie bezien in het licht van de ernst van de feiten en verdachtes strafblad.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot gevangenisstraf voor de uur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank zal verdachte daarnaast nog veroordelen tot een geldboete van € 2.060,00.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten tot een
  • beveelt dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal volgt, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Nollen, voorzitter, mr. drs. J.M.A. van Atteveld en
mr. D.C.I. van Delft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 februari 2019.
Buiten staat
Mr. D.C.I. van Delft is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 juli 2016 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft gehad, ongeveer 30 liter amfetamine(olie), in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het (aanvullend) proces-verbaal van politie Limburg-Noord, Districtsrecherche Noord- midden Limburg, proces-verbaalnummer 2016139117, gesloten d.d. 4 november 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 401.
2.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juli 2016, pagina 20 tot en met 22 van het doorgenummerd einddossier.
3.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juli 2016, pagina 28 tot en met 31 van het doorgenummerd einddossier.
4.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juli 2016, pagina 33 van het doorgenummerd einddossier.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van politie d.d. 29 juli 2016, pagina 37 van het doorgenummerd einddossier.
6.Een proces-verbaal bevindingen ondersteuning LFO d.d. 1 augustus 2016, pagina 190, 191 en 192 van het doorgenummerd einddossier.
7.Een rapport identificatie van drugs en precursoren d.d. 2 augustus 2016 van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 201 en 202 van het doorgenummerd einddossier.
8.Proces-verbaal terechtzitting d.d. 6 februari 2019.
9.Proces-verbaal terechtzitting d.d. 6 februari 2019.